Column | De wolf is weer terug van nooit weggeweest

Het roofdier is terug in Nederland. Het vreemde is: hoe meer wij hem spotten, hoe minder we hem zien. Neem het meisje dat in Leusden oog in oog met de wolf stond, die haar in haar zij beet. Haar begeleiders verklaarden: „Omdat de wolf van achteren kwam, heeft ze de wolf niet zien aankomen en heeft ze geen beeld bij de wolf.”

Geen beeld? Als wij mensen iets bij een wolf hebben dan is dat wel een beeld. Hij manifesteert zich in eeuwenoude mythen, als het ware ‘van achteren’, daar waar hij leeft als monstrueus figuur in een donker hoekje van ons bewustzijn.

Als je het zo bekijkt, zag het Leusdense meisje de wolf even duidelijk omlijnd als de Amerikaanse presidentskandidaat Kamala Harris die ziet. In haar eerste campagnetoespraak schetste Harris hoe ze haar leven lang vocht tegen ‘roofdieren die vrouwen mishandelden’. Ze zei dat ze daarom ‘het type Donald Trump goed kent’.

Zulke roofdieren kunnen man-wolf zijn, in het Oergermaans wera-wulfa dus weerwolf. Nog verder terug treffen we hem aan bij Plato en Ovidius. En bij Pausanias die het verhaal vertelde waarin een maagd ieder jaar wordt geofferd aan een boze geest uitgedost als wolf die de jonge vrouw vervolgens verkracht.

De rode draad is dat wera-wulfa vrouwen wil verscheuren. Zie Trump-acoliet Sean Hannity. Deze Amerikaanse televisiejournalist is qua uiterlijk nét de acteur Lon Chaney die in The Wolf Man (1941) een weerwolf speelt. Als Hannity dagelijks op Fox News tegen Harris fulmineert – hoe ze lacht, hoe ‘zwak’ ze is, hoe links – komt schuim uit zijn bek. Hannity is de meest vicieuze in de roedel van Trumps lycantropen (Grieks: lukanthropos). Als het aan Harris ligt moeten we ons beeld bij deze roofdieren scherp stellen; ze moeten worden ontmaskerd en vervolgd, voorop de in schaapskleren gehulde Trump. Misschien heeft ze de Britse auteur Angela Carter gelezen, die in haar beroemde verhaal The Company of Wolves (1979) schrijft: „Vrees de wolf en vlucht voor hem, want de wolf is meer dan hij lijkt”.

Scène uit The Wolf Man (1941).
Foto ANP / Mary Evans Picture Library Ltd.

Dit advies slaat de beeldschone, maagdelijke Michelle Pfeiffer in de wind in Mike Nichols’ Wolf uit 1994. Ook Pfeiffer heeft geen beeld bij de wolf, zelfs niet als hij pal voor haar staat in de gedaante van een grijnzende Jack Nicholson. Even daarvoor heeft een wolf Nicholson gebeten — een wekroep die hem uit zijn midlifecrisis rukt (ontdek het roofdier in je en kom bij de Trump-roedel).

Dan volgt het verhaal de mythen in ons achterhoofd. Bij volle maan groeien lichaamshaar en slagtanden zienderogen. Een ijzingwekkende schreeuw volgt en Nicholson is wera-wulfa, waarbij zowel de visagist als de afdeling special effects zich nauwelijks hoeven in te spannen.

Nicholsons protégé bij de uitgever waar hij werkt blijkt eveneens lycantroop. Net als bij Pausanias wil die de vrouw, Pfeiffer, verkrachten. Nicholson, die z’n best deed om de wolf in hem te onderdrukken, komt in actie. In een bloedig wolvengevecht zegeviert hij, de weerwolf. Maar kijk hoe Pfeiffer nu kijkt, haar ogen, langwerpig, geel – ze was al die tijd wiba-wulfa, wijf-wolf.

Zo leert ons beeld bij de wolf: de vrouw is allerminst alleen maar slachtoffer. Sterker, het Leusdense meisje, presidentskandidaat Harris en Michelle Pfeiffer zijn de ergste nachtmerrie van de wolf. Ook zij hebben duistere krachten, zie Company of Wolves. „Wat een grote tanden heb je…”, zegt het meisje. En de wolf: „Dat is om je beter te kunnen opeten!” Maar dan, Carter: „The girl burst out laughing; she knew she was nobody’s meat.” Daar heb je het: Harris waaraan het Trump-roedel zich kapot ergert, kan met haar lach een wera-wulfa neutraliseren zoals in het verhaal: „She laughed at him full in the face […] She will lay his fearful head on her lap en she will pick out the lice from his pelt.”

Gawie Keyser schrijft deze zomer een reeks columns over de relatie tussen werkelijkheid en verbeelding.