Weerman Jannes Wiersema vond het weer al nooit saai. En de buien worden intenser

De ideale weerman is altijd thuis. Jannes Wiersema (58) is zijn hele leven vrijgezel en woont in een vrijstaande woning aan een landelijke weg even buiten Roodeschool in Groningen. Hij woont er al vijftig jaar. „Ik ga wel eens op pad maar ’s avonds ben ik altijd weer thuis.” Aan vakanties doet hij niet. „Dit is ook vakantie.” Dagelijks meet hij de weersomstandigheden: temperatuur, zonneschijn, wind en luchtvochtigheid voor zijn eigen website, en ook meet hij, uitgerust met een officiële gestandaardiseerde neerslagmeter, voor het KNMI de gevallen neerslag.

Elke dag om 8.55 uur, in de zomer exact een uur later, staat Wiersema in zijn tuin – één groot gazon – waar de meetinstrumenten zoals de regenmeter zich bevinden. „Vanmorgen had ik 2,6 millimeter”, vertelt hij bij de koffie, starend uit het raam waarachter opnieuw een malse bui valt. „Maar laatst had ik 46 millimeter. Dat komt steeds vaker voor.”

Wiersema is een van de ruim driehonderd vrijwillige waarnemers op wie het KNMI deels vertrouwt voor neerslagmetingen. Die worden elk jaar belangrijker, nu door klimaatverandering droogte en extreme neerslag het land regelmatig teisteren. Gemiddeld valt er maandelijks 60 tot 70 millimeter regen in Nederland, maar die hoeveelheid kan op een grillige zomerdag ook in enkele uren vallen. Zo viel vorige week in enkele dorpen in de Achterhoek zelfs ruim 100 millimeter, met onder meer overstromingen van snelwegen en een ondergelopen parkeerkelder tot gevolg.

Meteoroloog Rob Groenland van het KNMI: „De neerslag kan per dorp spectaculair verschillen. Het ene dorp krijgt 100 millimeter, het volgende helemaal niets.” Dat buien lokaal vallen, is niet nieuw, wel dat de buien zo zwaar zijn. Groenland: „Door de opwarming van de aarde bevat de lucht meer waterdamp en daardoor zijn buien veel zwaarder dan pakweg twintig of dertig jaar geleden. Dat is zorgelijk.”

We kunnen hier heel goed druiven telen. Dat kon je twintig jaar geleden vergeten

Jannes Wiersema
weerman in Roodeschool

Ook weeramateur Jannes Wiersema merkt dat buien intenser zijn geworden. „Een bui met 20 millimeter noemden wij hier vijftig jaar geleden een dikke bui. Inmiddels vinden we 30 millimeter al bijna normaal.”

Er zijn nog steeds genoeg mensen die menen dat klimaatverandering een verzinsel is. „Terwijl er elke week wel ergens in Nederland een overstroming is waarvan vroeger werd gezegd dat die maar eens in de honderd jaar zou voorkomen. Nou, daar denken ze in Limburg inmiddels wel anders over. Mensen krabben zich bij al die overstromingen achter de oren of ze daar wel willen blijven wonen.” Klimaatverandering is onmiskenbaar, zegt Wiersema. „Wij hebben nu het klimaat van Limburg twintig jaar geleden. We kunnen hier heel goed druiven telen. Dat kon je twintig jaar geleden vergeten.”

Het logboek van Jannes Wiersema.
Foto Siese Veenstra

Warmere oceaan

Dat het aantal hoosbuien in Nederland toeneemt, is duidelijk, stelt KNMI-meteoroloog Groenland. Ook de oorzaak is min of meer bekend. Groenland: „De temperatuur van met name de bovenste meters in de oceanen neemt toe. Die hogere temperaturen veroorzaken meer waterdamp in de lucht en omdat de lucht ook warmer is, neemt deze meer waterdamp op. Daardoor bevatten wolken meer water.”

Neerslagwaarden boven de 50 millimeter in een uur en 100 millimeter in een dag, op één vaste locatie, zijn voor Nederland „redelijk extreem”, stelt het KNMI in een uitleg, en komen „ongeveer één keer per eeuw of iets vaker” voor. Maar hoeveel neerslag op welke plaats in Nederland valt, valt nooit helemaal na te gaan.

Het KNMI gebruikt de regenmetingen van de ruim driehonderd vrijwillige waarnemers vooral ter ondersteuning van twee andere bronnen. Ten eerste de 34 automatische weerstations op land (plus 14 op zee) én de almaar nauwkeuriger wordende neerslagradar: ‘remote sensing’ van radargolven die door regendruppels worden weerkaatst. „Zo schatten ze de gevallen neerslag.”

Niet alle buien staan op de kaarten van het KNMI, aangezien niet overal een neerslagmeter staat. Gemeente Losser meldt dat afgelopen zondag „in korte tijd” 106 millimeter regen is gevallen, in het dorp De Lutte zelfs 116 millimeter. Maar deze metingen zijn gedaan door waarnemers die niet bij het netwerk van het KNMI horen.


Lees ook

Nederland beschermen tegen water wordt steeds lastiger: de problemen stapelen zich op

Wateroverlast in centrum van Valkenburg aan de Geul door zware regenval en het buiten haar oevers treden van het riviertje de Geul. Gestrande vakantiegangers worden geëvacueerd.

Voor de eeuwige roem

Saai is het weer voor Jannes Wiersema nooit. „In de Sahara zijn alle dagen gelijk. Daar hoef je niks over het weer te weten. In ons zeeklimaat is bijna nooit een dag gelijk.” Zijn passie dateert van 1979, toen er enkele meters sneeuw viel en hij als dertienjarige over de sneeuwbergen vanuit ditzelfde huis naar Roodeschool moest lopen. „De sneeuw kwam tot aan de schoorsteen.”

Sindsdien heeft hij altijd neerslag gemeten. Toen hij als loonwerker in dienst trad van een loonbedrijf werd hem steevast gevraagd wat er die dag aan regen zou vallen en of boeren het land op konden. Inmiddels werkt hij, twee ochtenden in de week, voor de plantsoenendienst van gemeente Het Hogeland.

Wiersema stort zich op zijn weermetingen, al krijgt hij er slechts een kleine vergoeding voor: 400 euro per jaar. Ook stuurt hij regelmatig weerfoto’s naar nieuwszenders. Af en toe is het raak en verschijnt zijn foto op televisie. „Dat is leuk. Mensen denken altijd dat ik daar rijk van word en er een grote villa van kan kopen. Maar je krijgt er niets voor. Het is voor de eer, en de eeuwige roem.”

Hij vertelt dat Nederland inmiddels de zogenoemde hondsdagen beleeft, van 20 juli tot 20 augustus, de warmste periode van het jaar. „Het is dan broeierig weer. Soep kun je buiten de ijskast maar één dag laten staan, anders wordt die zuur. De zon is nu ‘stekig’, zo noemen we dat hier. Ook bij twintig graden zweet je je al de pleuris. Plakkerig zweetweer.”

Amateur-weerman Jannes Wiersema bij een oude temperatuurmeter.
Foto Siese Veenstra

Verwachten, niet voorspellen

Waarnemen is lastig, maar voorspellen hoeveel regen de komende dagen waar gaat vallen, is eigenlijk ondoenlijk. Wiersema: „Aan voorspellen doe ik niet. Voorspellen doe je in een glazen bol. Ik ben verwachter. Mensen vragen mij daar vaak naar.

„Zelfs akkerbouwers uit de Noordoostpolder vragen mij wat voor weer het gaat worden. Die willen altijd te ver naar voren kijken. Ze vragen nu al hoeveel regen er over vier dagen gaat vallen. Dan antwoord ik: vandaag komen er buien, maar daarna zien we wel weer. Verder dan drie dagen moet je eigenlijk nooit kijken. Ook buienradarbeelden kloppen vaak niet. Er kan zomaar ineens een bui ontstaan. Dat noemen we een ‘popcornbui’. Maak maar eens popcorn in een pan. Moet jij eens kijken hoe snel die omhoog schiet.”

Wat vindt Jannes Wiersema van de codes die het KNMI afgeeft als waarschuwing voor afwijkende weersomstandigheden? Wiersema: „Die zijn niet goed. Ze zijn te vroeg of te laat. En de codes zijn niet lokaal genoeg. Die zouden per postcodegebied moeten gelden. Nu stelt een code oranje soms niets voor. En in de Achterhoek gold zondag alleen maar code geel terwijl het in sommige dorpen in werkelijkheid code rood was. Laat iedereen op z’n telefoon een waarschuwing krijgen.”

Meteoroloog Rob Groenland van het KNMI erkent dat het systeem niet perfect functioneert. „We werken aan een minder grof systeem, aan verbeteringen.” Namelijk? „We communiceren niet alleen wat het weer gaat worden maar ook de gevolgen en we geven daarbij advies. We gaan steeds eerder en preciezer waarschuwen. Zo geven we sinds een paar maanden in de weersverwachting al een aantal dagen van tevoren aan of er mogelijk gevaarlijk weer aankomt en we gaan preciezer waarschuwen voor bijvoorbeeld zware buien.”

Na de zomer, belooft het KNMI, komt er een nieuwe app waarmee gebruikers meldingen kunnen ontvangen voor gevaarlijk weer op hun locatie.