Radicaal-rechts in Europa was de afgelopen decennia nooit zo groot als nu, blijkt uit analyse

Uiterst rechts is in Europa populairder dan ooit. Een op de vijf Europeanen heeft bij de meest recente verkiezingen in eigen land op een radicaal- of extreem-rechtse partij gestemd. Dit is een verdriedubbeling ten opzichte van tien jaar geleden. Dat blijkt uit een analyse van NRC, op basis van eerder werk van The PopuList.


The PopuList is een overzicht van uiterst rechtse, uiterst linkse en populistische politieke partijen in dertig Europese landen. De dataset is samengesteld door een groep politicologen en experts onder leiding van universitair hoofddocent politicologie Matthijs Rooduijn (Universiteit van Amsterdam).

Uiterst rechtse partijen zijn volgens de definitie van The PopuList partijen die vinden dat hun land wordt bedreigd door mensen en ideeën van buitenaf. De afgelopen decennia uitte zich dat vooral in een sterke afkeer van migratie. Op de lijst staan partijen als de PVV, Vlaams Belang, het Poolse PiS, de Hongaarse Fidesz-partij van Viktor Orbán en Giorgia Meloni’s Fratelli d’Italia.

Uiterst rechts groeit gestaag

Sinds 2015 groeit het aantal stemmers op uiterst rechts gestaag. Maar na de verkiezingen in Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk is het aandeel stemmen op deze partijen in Europa het hardst gestegen in jaren: van 17,3 procent in 2023 naar 20,5 procent dit jaar.

Deze groei komt onder meer door de verkiezingsuitslag van het Portugese Chega (behaalde 18 procent van de stemmen) eerder dit jaar, en het Britse Reform van Nigel Farage (14 procent van de stemmen). En ook het radicaal-rechtse Rassemblement National van Marine Le Pen in Frankrijk draagt bij aan de groei: de partij kreeg gemiddeld drie op de tien stemmen en werd procentueel de grootste.

Een eenduidige verklaring voor de populariteit van radicaal- en extreem-rechtse partijen is er volgens politicologen niet. Veel verschillende factoren spelen mee en die kunnen bovendien per land verschillen, zegt de Italiaanse hoogleraar politieke sociologie Carlo Ruzza van de Universiteit van Trento. „Sociologen leggen de verklaring bij globalisering, politicologen kijken naar institutionele dynamieken, zoals landelijke kieswetten. Economen kijken naar factoren als het achterblijven van lonen bij de inflatie.”

Ruzza denkt dat de crises van de afgelopen jaren een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de groei. Het coronavirus voedde voor sommigen het idee dat een politieke elite de vrijheid van burgers wilde beperken, aldus Ruzza. Daar kwamen vervolgens de oorlog in Oekraïne en forse inflatie bovenop.

„De Europese Unie is opgericht met de belofte van veiligheid en welvaart. De Europese veiligheid wordt bedreigd door de oorlog in Oekraïne en de welvaart staat onder druk door de inflatie van de afgelopen jaren”, zegt Ruzza. Radicaal-rechtse partijen weten goed op onvrede over deze sentimenten in te spelen, óók via het thema migratie.

Milder en democratischer imago

Politicoloog Matthijs Rooduijn ziet ook een verklaring in het milder en meer democratisch imago dat radicaal-rechtse partijen zich hebben aangemeten. „Ze hebben hun best gedaan om zich als normale partij te presenteren. Ze zijn afgestapt van openlijk antisemitisme en racisme en zich meer gaan richten op het uitsluiten van migranten en moslims. In de kern is de ideologie niet veranderd, maar de manier waarop ze zich presenteren wel.”

Daarnaast zijn gevestigde partijen in opvattingen meer richting radicaal-rechts gekropen, volgens Rooduijn. „Deze partijen zijn bijvoorbeeld ook strenger geworden op immigratie. Dat zien we bij de VVD, maar ook bij de Conservatieven in het Verenigd Koninkrijk en het Duitse CDU.”

De groei van uiterst rechtse partijen is overigens niet in alle nationale parlementen terug te zien. Nationale parlementen zijn niet altijd een afspiegeling van het aantal stemmen dat een partij haalde. Kiezers stemmen in Frankrijk en het VK bijvoorbeeld per district, in Frankrijk bovendien in twee rondes. Rassemblement National en Reform kregen daardoor minder zetels dan op basis van de percentages verwacht zou kunnen worden.

Uiterst links juist geslonken

Uit de analyse blijkt ook dat uiterst links juist verder is geslonken. Dit zijn volgens de definitie van de onderzoekers anti-kapitalistische partijen die grote herverdelingen van middelen willen. In 2024 stemde in Europa nog maar 1,2 procent op een uiterst linkse partij. Rooduijn: „Grote linkse partijen als Podemos in Spanje en Syriza in Griekenland zijn afgelopen jaren iets gematigd, waardoor dit aandeel is gedaald. Ook spreken uiterst linkse partijen voor een deel dezelfde kiezers aan als uiterst rechtse partijen. Een aantal kiezers is mogelijk overgelopen: het verhaal zit nu op rechts.”

Uiterst rechts hard gegroeid in
Frankrijk, Italië en Nederland

De groei van uiterst rechts in Europa is een trend, maar tussen landen bestaan grote verschillen. Vier landen uitgelicht.

Portugal en SpanjeLate opkomst van radicaal-rechts

Portugal is een van de landen waar radicaal-rechts bij de jongste verkiezingen het sterkst is gegroeid. De partij Chega (‘Genoeg’) haalde in maart ruim 18 procent van de stemmen. De partij kwam in 2019 voor het eerst in het parlement, destijds wist het 1 procent van de kiezers te overtuigen. Ook in buurland Spanje kwam radicaal-rechts pas vijf jaar geleden voor het eerst in het parlement, in de vorm van de partij Vox (‘Stem’). Politicologen spreken van Iberisch ‘exceptionalisme’ als het gaat om het lang uitblijven van radicaal-rechtse winst in Spanje en Portugal. In veel andere Europese landen is deze ideologische stroming al veel langer een factor in de landelijke politiek.

Eén van de verklaringen hiervoor is dat beide landen tot midden jaren zeventig militaire en extreem-rechtse dictaturen waren. „Daarna hebben ze een ingewikkelde transitie naar democratie doorgemaakt”, zegt hoogleraar Carlo Ruzza. De extreem-rechtse geschiedenis ligt veel verser in het geheugen van Spanjaarden en Portugezen dan van bijvoorbeeld Italianen en Duitsers, met als gevolg dat kiezers nu mogelijk terughoudender zijn om radicaal-rechts te omarmen.

Ook Portugal ging dit jaar naar de stembus. André Ventura (Chega) voert campagne in Lissabon. De partij haalde 18 procent van de stemmen.
Aanhangers van het Portugese Chega zingen het volkslied tijdens de verkiezingsavond, in hun partijkantoor in Lissabon.

Foto’s Nuno Cruz/NurPhoto/Shutterstock en Miguel A. Lopes/EPA

Spanje werd de afgelopen decennia bovendien in beslag genomen door unieke kwesties die afleidden van de thema’s die radicaal-rechts in andere landen groot hebben gemaakt, zegt Ruzza. Neem het Baskisch nationalisme en het geweld van de ETA vanaf de jaren zestig. Of de Catalaanse afscheidingsbeweging, die in 2017 een hoogtepunt bereikte met een illegaal georganiseerd referendum. Spanje is een van de weinige landen waar radicaal-rechts bij de meest recente verkiezingen kromp: met zo’n 2,5 procentpunt.

In Portugal speelde het radicaal-rechtse Chega slim in op een kwestie die veel Portugezen belangrijk vinden: corruptiebestrijding. De vorige regering werd geteisterd door corruptieschandalen, wat Chega verbond aan alledaagse Portugese problemen: inflatie, een krappe woningmarkt, een wankelend zorgsysteem. Daarmee wist de partij een bredere groep kiezers aan te spreken.

PolenRadicaal-rechts gaat achteruit, maar alsnog erg groot

„Polen is een heel interessant voorbeeld: daar ging het juist de andere kant op”, zegt politicoloog Ruzza. Na acht jaar aan de macht zetelt de PiS-partij sinds eind vorig jaar in de oppositie. Ook behaalde de partij vorig jaar een kleiner aandeel van de stemmen (42 procent) dan in 2019 (50 procent). Ondanks deze daling is Polen nog steeds een van de landen met het hoogste aandeel radicaal-rechtse stemmers, na Hongarije. Naast PiS zetelt ook het extreem-rechtse Konfederacja in de Sejm.

Het land is erg verdeeld tussen kiezers op het overwegend conservatieve platteland en jongere, vaak progressievere stedelingen, zegt Ruzza. „De balans is tijdens de laatste verkiezingen overgeheld.” Dat komt deels door goed-georganiseerde protesten, bijvoorbeeld tegen de toenmalige regering of haar abortusplannen. Maar ook de leider van de toenmalige oppositie, huidig premier Donald Tusk, had een belangrijke rol, aldus Ruzza. „Tusk is een slimme, krachtige leider. Hij is niet links, maar zit aan de conservatieve kant zonder populistisch of radicaal te zijn.”

De PiS van Kaczynski zetelt sinds vorig jaar in de oppositie.
Foto Beata Zawrzel/NurPhoto/Shutterstock

Wat ook mee zou kunnen spelen is dat PiS uitgerekend tijdens de crises van de afgelopen jaren – het coronavirus, de oorlog in Oekraïne, inflatie – regeerde, maar deze niet af kon wenden. Volgens Ruzza kan het zijn dat Poolse kiezers PiS hebben afgestraft voor deze crises, waar radicaal-rechts in andere landen juist profiteerde van de chaos en onzekerheid die deze met zich meebrachten.

BelgiëEen ‘laboratorium’ voor politicologen

In België is het aandeel radicaal-rechts bij de meest recente verkiezingen nauwelijks veranderd. Bij de verkiezingen van juni haalde het Vlaams Belang, volgens The PopuList momenteel de enige Belgische radicaal-rechtse partij, zo’n 13 procent van de stemmen – nog geen procentpunt meer dan vijf jaar eerder. Desalniettemin is het land voor onderzoekers „een soort laboratorium”, zegt politicoloog Léonie de Jonge (Rijksuniversiteit Groningen).

Vrijwel alle Belgische radicaal-rechtse stemmen worden uitgebracht in Vlaanderen. In Wallonië behaalden zulke partijen in het verleden amper succes, hoewel België één kiessysteem kent en Vlamingen en Walen op hetzelfde moment naar de stembus gaan. „Wallonië heeft wel degelijk een voedingsbodem voor radicaal-rechts”, zegt De Jonge. „Er is de-industrialisering gaande, de werkloosheid is er fors hoger dan in Vlaanderen en meer Waalse dan Vlaamse kiezers zijn anti-migratie.”

Tom Van Grieken, voorzitter van de Belgische radicaal-rechtse partij Vlaams Belang, komt het podium op tijdens een bijeenkomst op de avond van de landelijke verkiezingen in juni. De partij werd onverwachts niet de grootste.
Foto Dirk Waem/Ga Photo

Wat verklaart dan het verschil? De Jonge promoveerde op die vraag en concludeerde dat gevestigde partijen én de opstelling van media richting radicaal-rechts doorslaggevend waren. „De Parti Socialiste is klassiek links gebleven en heeft altijd ingezet op sociaal-economische onderwerpen. De partij is niet naar het midden verschoven, heeft ook van migratie geen economisch thema proberen te maken”, zegt De Jonge. „Tegelijkertijd zijn ze actief aanwezig gebleven in wijken waar hun achterban woont.” Klassieke linkse kiezers zijn daardoor in Wallonië niet overgelopen naar radicaal-rechts – zoals in Nederland eerder wel gebeurde.

Dan de media: op het moment dat Vlaamse radicaal-rechtse partijen opkwamen, hebben Waalse media met elkaar afgesproken uiterst-rechts te isoleren, zegt De Jonge. „Er wordt over radicaal-rechts bericht, maar altijd met context. Er worden geen live interviews gedaan op televisie, politici worden niet uitgenodigd bij talkshows, linkjes naar radicaal-rechtse partijwebsites worden niet geplaatst. Dat hebben kranten en omroepen samen expliciet op papier laten zetten.”

PVV-leider Geert Wilders op de Haagse markt voor de campagne voor de Europese verkiezingen van juni dit jaar.
Jordan Bardella van het Franse Rassemblement National brengt zijn stem uit tijdens de eerste ronde van de parlementsverkiezingen.
Nigel Farage (Reform UK) deed tijdens de campagne ook Clacton-on-Sea aan.

Foto’s Remko de Waal, Julien de Rosa/AFP, Chris J. Ratcliffe/Reuters