Het voedselbos is tevens een ontmoetingsbos. ‘Deelnemers komen oogsten, en werken vrijwillig mee’

De focaccia’s zijn gemaakt met kastanjemeeI, de topping van rood fruit. En de drankjes: duindoornsiroop. Deze producten kan je dus uit een voedselbos halen, leggen Simon Verboom (29) en Sacha Brons (23) uit.

Ze staan met hun eetwaar langs de kant van de weg in Park Lingezegen, nabij Arnhem-Zuid. Daar leggen ze een voedselbos aan, met twee andere twintigers uit Utrecht en Amsterdam. De omwonenden willen ze nu een voorproefje geven. Ruim dertig mensen zijn op deze bijeenkomst van de Jonge Voedselbosboeren afgekomen.

Eigenlijk gaat het zelfs om drie voedselbossen, ieder met een eigen ontwerp, doelgroep en karakter. Een is bedoeld voor grootschalige productie, een tweede voor culinaire ‘topsensaties’ en het derde voor zelfplukkers.

Vandaag gaat het vooral over het laatste: het ontmoetingsbos, oftewel zelfoogstbos. Buurtbewoners met een abonnement mogen daar straks op 1,6 hectare zelf producten oogsten. Over een jaar of vijf kunnen ze hier bessen, eetbare bladeren, appels, peren, en waarschijnlijk ook iets minder bekende producten plukken.

Het ontmoetingsbos is een vorm van community supported agriculture (CSA), ofwel gemeenschapslandbouw. Het is een groeiende, zij het nog marginale vorm van landbouw waarbij burgers en boeren samenwerken. Burgers dragen geld bij, en soms arbeid. In ruil daarvoor krijgen ze producten van het land: meestal groente en fruit.

Volgens Sander Leroy, bestuurder van het CSA Netwerk, een organisatie die deze vorm van landbouw wil bevorderen, zijn er zo’n honderdvijftig van dit soort initiatieven in Nederland. Dit zijn allemaal tuinderijen, met 50 tot 250 leden. Dat kunnen ook gezinnen zijn.

Het soort landbouw dat het netwerk voorstaat, legt Leroy uit, wordt gedragen door de gemeenschap. „Deelnemers of oogstgenoten zijn nauw betrokken bij het bedrijf. Daarnaast kiezen deze tuinders vaak voor ecologische landbouw, zonder kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Deelnemers komen oogsten, werken ook vrijwillig mee. Ze organiseren soms diners of een openluchtvoorstelling bij de tuin.”

Hieraan deelnemen vereist een mentaliteitsverandering, zegt Leroy, een bewustere manier van met voedsel omgaan. Het betekent volgens Leroy: „Weten wat je eet en zien waar het vandaan komt. Bijvoorbeeld door te ervaren hoelang het duurt voor een krop sla volgroeid is. We zijn een beetje vergeten dat wijzelf natuur zijn en door op deze manier met voedsel om te gaan, brengen we dat idee een beetje terug.”

Loekie en Willem Langendoen, op de buurtbijeenkomst van de Jonge Voedselbosboeren afgekomen, herkennen dat. Willem: „Mensen zijn gewend met een karretje de supermarkt in te gaan. Alles ligt voorhanden. Het hele jaar door. Ze hebben geen besef meer van wat er in de seizoenen gebeurt.”

Bezoekers krijgen uitleg van Sacha en Simon over de plannen en kunnen producten proeven die in de toekomst gemaakt kunnen worden met ingrediënten uit het voedselbos.
Foto Walter Herfst

Het stel komt uit de wijk die aan het toekomstige voedselbos grenst en is betrokken bij meer van zulke initiatieven. „De korte keten” vinden ze heel belangrijk; je moet voedsel niet de halve wereld over slepen. En ze zijn van harte bereid de voedselbosboeren te helpen, met geld en „handjes”.

De Voedselbosboeren gaan waarschijnlijk ook samenwerken met de Herenboeren, een ander CSA-initiatief. De leden van de Herenboeren, die een aandeel van een boerderij verwerven, ontvangen wekelijks een pakket met geoogste producten, sommigen werken mee op het land.

Sociale verandering

Geograaf Giuseppe Feola onderzoekt aan de Universiteit Utrecht dit soort projecten, vooral hun vermogen om sociale verandering te bewerkstelligen. Ook de Jonge Voedselbosboeren hebben zijn aandacht getrokken. Hij betwijfelt wel of hun zelfoogstbos ‘echt CSA’ is; afnemers en producenten bepalen immers niet samen wat er geproduceerd gaat worden. „Maar er zijn vele vormen.”

Ook al voldoet het project misschien niet aan strenge normen, dit voedselbos heeft wel impact op ecologisch en sociaal gebied, ziet hij. Belangrijk is daarnaast een „symbolisch effect”: het laat zien dat er een alternatief is voor reguliere landbouw.

In dergelijke projecten zit een „logica” die strijdig is met het kapitalisme, zegt Feola. „Het gaat over een collectief, over delen. Niet alles wordt in geld uitgedrukt, ook andere waarden zijn belangrijk. Er is een bewustzijn van grenzen aan de productie, niet het verlangen om in korte tijd zoveel mogelijk opbrengst te creëren. Er is zorg voor de natuur en zo kan ik nog wel doorgaan.” Die logica blijft ook overeind als de term ‘kapitalisme’ niet valt, aldus Feola.

Foto’s: Walter Herfst

Dat illustreert de presentatie van Wytze Walstra (23) en Katja Zweerus (27), de twee andere Jonge Voedselbosboeren. Ze vertellen de buurtbewoners over hun plannen en over de praktische aanpak. Het gaat over vergunningen, over contacten met aannemers, met overheden en uiteraard met de buurt. En over honden. Die kunnen nu nog loslopen op een groot deel van het terrein dat voedselbos wordt. Dat wordt ingeperkt, en dat vindt niet iedereen leuk. Katja Zweerus: „Daar kregen we ook al vragen over toen we folders uitdeelden in de wijk.”

Niet meer ingrijpen

Het duurt nog vijf tot zeven jaar voor er flink geoogst kan worden. Deze winter worden de eerste bomen en struiken geplant, voorjaar 2027 de laatste. „En dan is het alleen maar genieten”, grapt Wytze Walstra. „Nooit meer werken”, vult Sacha Brons lachend aan. Want achterliggend idee is dat ingrijpen in het bos na een aanlooptijd amper nodig is. Bemesten, snoeien, ploegen of zaaien gebeurt niet. ‘Onkruid’ wordt evenmin bestreden. Oogsten is een van de meest arbeidsintensieve taken voor voedselbosboeren.

En dat is weer een praktisch voordeel voor de Jonge Voedselbosboeren: hier oogsten de afnemers zelf. Verder zorgt dit deel van het voedselbos voor contacten met omwonenden en kan het een educatieve rol vervullen.

De Jonge Voedselbosboeren hebben berekend wat de opbrengst kan worden: voor ieder van de zestig tot honderd abonnementhouders is er twee tot tweeënhalve kilo per week te oogsten, veertig weken per jaar. Een jaarabonnement, denken ze nu, zal 250 euro kosten. Ze onderzoeken of het goedkoper of zelfs gratis kan voor houders van een Gelrepas, bedoeld voor mensen met een laag inkomen in een aantal Gelderse gemeenten.

Al die aantallen en bedragen kunnen nog veranderen, waarschuwt Katja Zweerus: „Natuurlijk zitten er onzekerheden aan, maar in ieder geval is het zo dat je erheen kunt gaan, dat er kratjes klaarstaan, dat er bordjes staan bij wat je aan het oogsten bent, en dat het een gezonde en gezellige plek wordt om te verblijven.”

Pioniersoorten

Dan is het tijd voor een korte excursie, in de brandende zon. Sacha Brons wijst op het land waar grassen en kruiden tot een meter hoog opschieten. Dit wordt het ontmoetingsbos, zegt hij, je moet je verbeelding een beetje gebruiken. De buurtbewoners horen het welwillend aan.

De groep struint over het veld, waar Simon Verboom en Sacha Brons vertellen over de 3,7 kilometer aan heggen die worden aangelegd, de poelen met stilstaand water voor amfibieën en insecten, de windsingels met pioniersoorten als wilg en populieren. En natuurlijk de fruit- en notenbomen, die straks elk misschien wel honderden kilo’s voedsel opleveren.

Trees Penning de Vries (27) ziet het al voor zich. „Het geeft me hoop dat jonge mensen die bruisen van ideeën dit kunnen verwezenlijken. En dat er een alternatief is voor de landbouw die zo lang als normaal is beschouwd. Ik ben in de buurt opgegroeid tussen de weilanden en dacht altijd dat dat de natuur was. Nu denk ik dat niet meer. Uiteindelijk willen mijn vriend en ik graag kinderen. Ik droom ervan om hier met hen van alles te kunnen plukken.”

Foto Walter Herfst