Het karkas van een walvis teruggegeven aan de zee

Een zeemansgraf is de beste laatste rustplaats voor walvissen, zeggen Australische onderzoekers. Gestrande dieren naar zee slepen is daarom „een ethische, kosteneffectieve en veilige optie”, betogen ze in het vakblad Journal of Marine Science and Engineering. In Australië worden aangespoelde dode walvissen vaak ter plekke op het strand begraven, maar volgens de onderzoekers is dat geen goed idee. De geur van rottend vlees trekt haaien aan die vervolgens zwemmers kunnen aanvallen.

Bij wijze van proef sleepten de onderzoekers een aangespoelde dode bultrug dertig kilometer ver naar de open oceaan en volgden met een gps-tracker waar het karkas bleef. In zes dagen dreef het meer dan 150 kilometer af, niet door de stroming maar vooral door de wind. Dat maakte het traject voorspelbaar en dus veilig voor scheepvaart. Uiteindelijk zonk het karkas definitief naar de bodem, net als het exemplaar op de foto.

In Australische omstandigheden verdwijnt zelfs een veertien meter lange walvis relatief snel, zegt Olaf Meynecke, eerste auteur en marien ecoloog van de Griffith University. Aasetende tijgerhaaien die het karkas aanvreten en de hoge watertemperatuur en sterke instraling van de zon versnellen de ontbinding. Desgevraagd zegt Meynecke dat Nederland wegslepen naar zee ook vaker zou kunnen overwegen in plaats van alle dode dieren naar de destructie te brengen.

„Dat is mooi en vroom gedacht, maar volkomen onrealistisch”, reageert marien bioloog Mardik Leopold van Wageningen Marine Research. „Een walviskadaver dat je hier terug naar zee sleept blijft daar weken ronddrijven. Al die tijd blijft de autoriteit die dit in gang heeft gezet aansprakelijk. Ik zou, in een druk bevaren Noordzee, die verantwoordelijkheid niet nemen.”