De mens achter migratie

Gezinsmigrant Célia Goudsmit-Gomes Veiga trouwde met een Nederlander

Het was in de zomer van 1997 dat de toen 25-jarige Portugese Célia Gomes Veiga (52), werkzaam voor een internationaal bedrijf op het gebied van executive search, op een ontmoeting voor nieuwe werknemers in Parijs de Amsterdammer Joost Goudsmit tegen het lijf liep. De liefde sloeg over; twee jaar later verhuisde ze naar Nederland.

Haar eerste jaar in Nederland verliep als in een droom. „Ik was meteen verliefd op Amsterdam”, zegt ze aan de telefoon. En in 1999 was de markt booming. Ze kon terecht bij World Online, het bedrijf van Nina Brink dat later in het nieuws zou komen met een dramatische koersval op de beurs. En de familie Goudsmit nam haar liefdevol op.

Celia Goudsmit-Gomes Veiga uit Portugal kwam voor de liefde naar Nederland. Ze is getrouwd met Joost Goudsmit.
Foto Kees van de Veen
Celia Goudsmit-Gomes Veiga uit Portugal kwam voor de liefde naar Nederland. Ze is getrouwd met Joost Goudsmit.
Foto Kees van de Veen
Celia Goudsmit-Gomes Veiga uit Portugal kwam voor de liefde naar Nederland. Ze is getrouwd met Joost Goudsmit.
Foto Kees van de Veen
Celia Goudsmit-Gomes Veiga uit Portugal kwam voor de liefde naar Nederland. Ze is getrouwd met Joost Goudsmit.
Foto Kees van de Veen

Het tweede jaar was moeilijker, aldus de Portugese. Ze voelde zich nog niet helemaal thuis, en doordat vrijwel al haar werk zich in het Engels afspeelde, was de noodzaak om goed Nederlands te leren nog niet heel groot. „Toen World Online verkocht werd, kreeg ik een aardig bedrag mee. Dat heb ik gebruikt voor een intensieve taalcursus bij de nonnen.”

Pas toen de kinderen kwamen, begon Nederland echt als haar thuis te voelen. Zoals veel migranten moest ze in het begin wel wennen aan de directheid van veel Nederlanders, bijvoorbeeld wanneer ze haar op de vrouw af vroegen of ze nou nog steeds geen Nederlands sprak. Maar in die jaren, die van Pim Fortuyn, zeiden ze ook tegen haar: jij bent geen allochtoon, hoor. „Typisch Nederlands: ik was een blanke uit Portugal, dus ik mocht er wél bij horen.”

Uiteindelijk is Nederland wel in haar bloed gekropen. „Dit is thuis, hier betaal ik belasting. Ik wil stemmen, meedoen, me druk maken over de Nederlandse politiek. Ik maak me wel zorgen over waar we nu beland zijn, met Wilders en het debat over asielzoekers.” In haar straat, in Amsterdam-Buitenveldert, wonen tegenwoordig allemaal expats, die voor bedrijven op de nabijgelegen Zuidas werken. Inmiddels zijn zíj de buitenlanders, zegt Goudsmit-Gomes Veiga. „Ik niet.”


Arbeidsmigrant Martin Wojtczak werkt als productiemedewerker

De Poolse Martin Wojtczak (53) kwam in oktober 2017 naar Nederland, nadat de winkel die hij in Polen runde, failliet was gegaan. Zijn buurman had een periode in Nederland gewerkt en geplukt op de velden, en raadde hem aan hetzelfde te doen. Martin had geldproblemen en zag weinig opties in Polen. Via een uitzendbureau werd hij online geworven. Het proces verliep soepel, het uitzendbureau regelde alles en zo belandde hij binnen een paar weken in Flevoland. Hij werkte een paar jaar als orderpicker, waarbij je goederen ordent in een distributiecentrum, voordat ze naar de supermarkt gaan.

Alles werd geregeld: BSN-nummer, verzekeringen. Het was een soort pakketdeal. „Voor iemand die hier nog nooit is geweest en nog nooit met het systeem te maken heeft gehad, bieden ze goede hulp.” Ook zijn huisvesting – zoals destijds verplicht – werd geregeld door zijn werkgever, daar had hij geen keuze in. „Ergens was het natuurlijk ook wel fijn dat het geregeld was: met het loon dat je krijgt als arbeidsmigrant maak je op de woningmarkt helemaal geen kans.”

Foto’s Merlin Daleman

Maar de omstandigheden op zijn woonplek waren volgens Martin zeer slecht. „De woonomstandigheden waren onmenselijk. Het verblijf was overbevolkt, het gebouw amper onderhouden. Een oude boerderij waar als je in bed ligt op een winderige dag de wind langs je oren blaast.”

Na een jaar werd hij overgeplaatst naar een groot complex in Zeewolde waar aan meer dan twaalfhonderd arbeidsmigranten onderdak werd geboden, maar ook daar was hij niet tevreden. „Ze hadden sleutels van onze kamers, ze liepen naar binnen en ze schopten veel mensen uit het park zonder reden, of ze verzonnen die. Het was gewoon verschrikkelijk om daar te wonen.”

Martin is er ook uitgezet, waarna hij een kamer is gaan huren. „Een soort studentenkamer, wat als een man van mijn leeftijd niet erg comfortabel is.” Martin sprak zich actief uit tegen de behandeling van arbeidsmigranten en was ook een periode actief bij de vakbond. „Je krijgt een laag loon en je wordt door je werkgever niet als mens gezien: je bent gewoon een nummer in een systeem. Ze geven niets om je. Onze rechten zijn erg beperkt. Dat is een enorm probleem.”
Zijn vechtlust is inmiddels wat afgezwakt, of misschien zijn hoop: hij zag hoe de vakbond na al die jaren niets voor hem kon doen. Een paar jaar geleden ging Martin aan de slag bij een kleiner uitzendbureau, waar hij zich meer erkend voelde als mens en na een periode een vast contract kreeg. „Het is dag en nacht, als ik mijn huidige situatie vergelijk met die van de afgelopen acht jaar.”

Toen Martin naar Nederland kwam had hij geen verwachtingen „Het was een beter idee om te gaan en het te proberen dan te gaan zitten en niets te doen. Ik moest mijn geldproblemen oplossen vanwege het faillissement van mijn bedrijf.” In Polen zag hij zijn kansen niet rooskleuriger in, dus hij leefde hier van maand tot maand en van jaar tot jaar, altijd met de hoop dat zijn situatie zou beteren. Elke kans tot het leren van een nieuwe vaardigheid probeerde hij aan te grijpen, maar het lukte pas echt om door te groeien toen een bedrijf hem „ook erkende als mens en niet ontsloeg zodra hij te lang in dienst was”.

Een inburgeringscursus is hij niet van plan te gaan doen: „Het voordeel van de Europese Unie is enorm, dus ik hoef geen staatsburger te worden of iets dergelijks.” Zijn droom is om over tien jaar met pensioen te gaan en zijn leven in alle rust te kunnen leiden. In Nederland of in Polen, maar hoe dan ook „zo ver mogelijk buiten het systeem”.


Kennismigrant Hilal Kubra Dumanli Aydin werkt bij ASML

Hilal Kubra Dumanli Aydin (32) valt met haar Turkse wortels onder een van de 120 verschillende  nationaliteiten die werkzaam zijn bij ASML, waar ze als ingenieur en product owner leiding geeft aan een team. De ambitieuze Hilal komt oorspronkelijk uit een kleine stad in Turkije en verhuisde in 2019 naar Nederland, waar ze samenwoont met haar man en haar kat. Na middelbare school woonde ze tien jaar in Ankara, waar ze aan de Middle East Technical University studeerde en daarna ging werken in elektrotechniek. Toen haar man de kans kreeg om een PhD te doen aan de Universiteit van Delft, besloten ze samen naar Nederland te migreren.

Als zestienjarige ging ze al op bezoek bij haar oudere zus, die promoveerde aan de Universiteit van Bristol in Engeland. Toen zag Hilal als zestienjarige hoe het was om in een ander land te wonen. „Ik kreeg de kans om een andere omgeving te observeren. Toen werden er zaadjes in mijn hart werden geplant om naar het buitenland te gaan.” 

Foto’s Merlin Daleman

Hilal komt uit een gegoede familie, haar vader was professor en wilde altijd dat zij en haar zussen goed terecht zouden komen. Maar naar een nieuw land verhuizen met een andere cultuur was niet zonder uitdagingen. „Je hebt geen familie om je te steunen. Je moet de cultuur leren kennen, de werkomgeving leren begrijpen. Dat is niet makkelijk, maar het maakt je leven wel kleurrijk.” Hilal vindt het fijn dat ze nog steeds relatief dicht bij Turkije woont, dat als er iets is zij altijd relatief snel naar haar familie toe kan. 

Of ze altijd in Nederland wil blijven weet ze nog niet. „Ik voel me een wereldburger. Ik kan gaan en staan waar ik wil, want de meeste landen hebben hoogopgeleide mensen zoals ik nodig”. Voorlopig voelt ze zich goed in Nederland, waar ze nu vijf jaar woont. Ze voelt zich veilig, kan haar koffie in het Engels bestellen en ze vindt haar buurt en haar baan leuk. Ze heeft voornemens om beter Nederlands te leren, wat ze oefent op een app.

Het belangrijkste voor Hilal – die zichzelf in context van migratie het liefst omschrijft als een highly skilled migrant – is dat ze voor een toonaangevend bedrijf als ASML werkt. „We hebben de kennis en de vrijheid om op verschillende plaatsen te wonen. Als we ons niet welkom voelen, als de omstandigheden niet goed genoeg zijn of als er op andere plaatsen betere omstandigheden zijn, kunnen we altijd ergens anders een goed leven leiden.”


Studiemigrant Léa Joëlle Shamaa studeert antropologie

De ouders van Libanese Léa Joëlle Shamaa (22) waren op vakantie in Michigan in de Verenigde Staten toen ze besloten hun verblijf daar te verlengen tot de geboorte van Léa. Ze groeide vervolgens op in Abu Dhabi, de hoofdstad van de Verenigde Arabische Emiraten, en studeert sinds augustus 2019 aan de Universiteit van Amsterdam. Ongeveer een derde van de UvA-studenten komt net als zij niet uit Nederland. Léa heeft inmiddels een bachelor behaald in mediastudies en is bezig met haar master culturele antropologie. Ze woont bijna vijf jaar in Amsterdam en is onlangs aan formele inburgering begonnen, voor het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit.

Als kind van Libanese ouders die naar Abu Dhabi vertrokken om daar te werken als arbeidsmigranten is Léa niet anders gewend dan in een context van migratie te leven. „In Abu Dhabi werven ze Arabische werkkrachten met aanlokkelijke verhalen, maar de realiteit is vaak hard werken zonder sociale vangnetten. Er zijn geen belastingen, verzekeringen of sociale systemen voor arbeidsmigranten in Abu Dhabi. Toch namen ze de beslissing: als we onze kinderen een goed leven willen geven, moeten we verder kijken. Ze hebben zich er uiteindelijk doorheen geslagen en mijn studie kunnen helpen betalen.” 

Internationale studente Léa Shamaa uit Libanon studeert in Amsterdam.
Foto Kees van de Veen
Internationale studente Léa Shamaa uit Libanon studeert in Amsterdam.
Foto Kees van de Veen
Internationale studente Léa Shamaa uit Libanon studeert in Amsterdam.
Foto Kees van de Veen
Internationale studente Léa Shamaa uit Libanon studeert in Amsterdam.
Foto Kees van de Veen

Haar beide ouders hadden in Libanon — ooit onder invloed van de Fransen— een Franse opleiding genoten. Toen daar tussen 1975 en 1990 een burgeroorlog woedde die een kwart miljoen mensen het leven kostte, vluchtte haar moeder naar Parijs, waar ze erg beïnvloed werd door de Franse cultuur. Dit heeft ze ook overgedragen aan Léa en zo heeft zij altijd het gevoel gehad naar Europa te willen. Ook zij is volgens een Frans systeem opgeleid, dus ze had altijd al de gedachte om in Frankrijk te gaan studeren. Met de Verenigde Arabische Emiraten, het land waar ze opgroeide, voelt ze minder verbondenheid dan met de Franse of Libanese cultuur.

Als mensen aan haar vragen waar ze vandaan komt, moet ze altijd even een afweging maken welk land ze dan noemt. „Benoem ik dan eerst mijn moederland, waar ik me cultureel mee identificeer, of het land waar ik voor het grootste gedeelte ben opgegroeid?” Dat Léa uiteindelijk in Amsterdam belandde, en niet in Parijs, kwam voornamelijk door de kwaliteit van de UvA, die goed aangeschreven staat. Het werd even spannend toen Léa niet direct werd aangenomen voor haar master, maar alleen voor de premaster. Zo ontstond er een ‘gat’ van een halfjaar in haar verblijf in Nederland, wat van invloed zou kunnen zijn op haar integratieproces. ,,Toen besloten mijn vriend en ik een geregistreerd partnerschap aan te gaan. Een grote stap, maar het scheelde enorm.’’ Kort daarna ontving ze een brief van de gemeente, dat ze van start kan met het inburgeringsproces.  

De 22-jarige Léa Shamaa uit Libanon studeert in Amsterdam.

Foto’s Kees van de Veen

Ze weet nog niet zeker of ze voor altijd in Nederland wil blijven wonen, maar wel in Europa. Voor nu is ze toegewijd aan het inburgeringsproces in Nederland. ,,Dat moet je in drie jaar afronden, maar ik ben van plan dat dit jaar nog te doen’’. Ook staat ze ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en doet ze freelance schrijfwerk. 


Asielmigrant Arts Ahmed al Hasan vluchtte uit Syrië

De Syriër Ahmed al Hasan (40) woonde ten noordoosten van Aleppo, waar hij in de ochtenden werkte als arts op het ministerie van Onderwijs en in de middag mensen zag in zijn eigen dorpspraktijk.

Niet lang na de Arabische Lente brak de burgeroorlog in Syrië uit. Ahmed was net op dat punt van plan om de verplichte dienstplicht – die hij tot die tijd had uitgesteld door zijn opleiding tot arts – te vervullen. Snel realiseerde hij zich: dit is schieten of beschoten worden.

Terwijl de rebellen druk uit aan het voeren waren om macht te winnen in het noorden, voerde het regime militaire druk op in heel het land. Het straatbeeld veranderde rap. „Eerst zie je een kalashnikov, daarna een tank. Dan verschijnt er een helikopter, zo’n militaire. Daarna kwamen de vliegtuigen.”  

De dag voor het Suikerfeest was Ahmed in de stad om inkopen te doen. Twee uur later liet een vliegtuig op die plek een bom vallen die zestig mensen het leven kostte. Daarom besloot hij, samen met zijn vrouw Noura, te vertrekken. Ze wilden naar Libië. „Maar ik kon niet zomaar naar het vliegveld gaan, dan zou ik onderschept worden: ik stond nog op die lijst van dienstplichtigen.” 

De grens met Turkije was kort daarna in handen gekomen van rebellen, dat bracht chaos die hun doorgang zou kunnen bieden. ,,Noura moest eerst naar Latakia, een gebied bij zee, waar zij vandaan komt, voordat ze haar vertrek kon organiseren.”

Ze waren toen net een paar maanden getrouwd. De dag dat hij haar naar het vliegveld bracht staat hem nog helder voor de geest. De hemel kleurde zich grijs van luchtartillerie. Een bombardement ontweken zij onder een brug, om een controlepost te vermijden liepen ze tien kilometer om. „Niemand wilde helpen, omdat iedereen bang was.”    

Ik kon niet zomaar naar het vliegveld gaan, dan zou ik onderschept worden: ik stond nog op die lijst van dienstplichtigen

De volgende dag was hij vertrokken. Eerst naar zijn familiedorp, waar hij afscheid nam van zijn vader en de rest van zijn familie. Kort daarna stak hij de grens over naar Turkije en al snel reisde hij door naar Caïro.  

Ahmed kon via het ziekenhuis in Libië, waar hij als basisarts kindergeneeskunde aan de slag ging, een verblijf regelen. Twee maanden later waagde ook Noura de reis naar Libië, vanuit Syrië. Een jaar later kregen zij hun zoon Hamza. Hij mocht in Libië werken, maar kreeg geen officiële verblijfsvergunning. Daar konden de autoriteiten op elk moment moeilijk over doen.  

Rap werd het ook in Libië instabiel. In de media keerde maatschappelijk sentiment zich ook tegen de Syrische vluchtelingen. „In Libië heb je stammen. We zijn Arabieren, maar we hebben daar geen stam en daarmee een eenheid die jou beschermt.”

Onderweg naar huis van een nachtdienst in het ziekenhuis zag Ahmed in de vroege ochtend vanaf een afstandje een militaire stroom marcheren. Hij realiseerde zich dat zij ook in Libië zij geen veilig bestaan voor hun gezin zouden kunnen opbouwen. Toen viel het besluit om naar Europa te gaan. Ze vroegen vrienden waar ze een snelle procedure zouden kunnen doorlopen en hoorden over Nederland als bestemming. 

Daarvoor moesten ze zakendoen met mensensmokkelaars. „Het verliep allemaal via derde partijen; daar wat geld achterlaten, daar verzamelen. Het kostte 1.200 dollar per persoon, kinderen waren gratis.”  

Met zijn vrouw en baby voeren ze eerst op een klein bootje de zee op, waarna een groter schip hen kwam ophalen. Met dadels, water en ongeveer driehonderd lotgenoten doorstonden ze de tocht over de Middellandse Zee, die ongeveer twaalf uur duurde.  

Foto’s: Merlin Daleman

Aangekomen in Europa ging alles voor Ahmed en zijn gezin vrij snel. ,,Wij hebben nog altijd mooie herinneringen aan hoe wij zijn ontvangen, hoe lief de mensen waren en hoe ze tegen ons zeiden: het komt goed. Ook de autoriteiten waren vriendelijk en humaan, er werd in basisbehoeften voorzien.”

Met hun laatste geld huurden ze met een ander gezin een auto en reden ze naar Nederland, waar ze in juni 2014 in Ter Apel asiel aan hebben gevraagd. Al in de eerste dagen had Ahmed het BIG-register op zijn radar, het Nederlandse registratiesysteem voor gekwalificeerde zorgverleners.

Na twee dagen bijslapen in Ter Apel besefte Ahmed dat hij Nederlands moest leren als hij zijn vak als arts weer zou willen uitoefenen. Van AZC wisselden ze drie keer, status verkregen ze binnen twee maanden. „Ter Apel, Budel, Winterswijk. Daarna kregen we een huis aangewezen in Zaltbommel. Ken je dat? Daar is een van de oudste torens van Nederland, er is een beroemd liedje over.”  

Na vijf maanden sprak Ahmed Nederlands op A2-niveau, na een jaar op B2. Hij doorliep de inburgeringsprocedure en het academische traject om weer te kunnen werken. In mei 2016 behaalde hij zijn Algemene Kennis en Vaardighedentoets voor buitenlands gediplomeerde artsen, tegen het einde van dat jaar had hij zijn beroepsinhoudelijke toetsen. 

Eindelijk was hij dan geregistreerd bij het BIG en in juni 2017, drie jaar na aankomst in Nederland, ging hij aan de slag in een ziekenhuis in Leeuwarden. Daar wilde hij op later termijn eigenlijk een leertraject tot reumatoloog volgen – een oude droom – maar doordat Ahmed nog geen permanente verblijfsvergunning had, was dat in die regio voor hem niet mogelijk.

Ahmed is een asielmigrant uit Syrië en werkt als arts in het LUMC.
Foto Merlin Daleman

Twee jaar later werd hij in de regio Leiden toch aangenomen als arts in opleiding tot specialist reumatologie, voor de ziekenhuisgroep waar hij nog steeds werkzaam voor is. In het weekend ondersteunt hij artsen met een buitenlands diploma die een assessment in doorlopen om hier te mogen werken. „Ik ken de procedure en ben inmiddels al zo’n acht jaar aan het werk.”  

Het gezin verhuisde in de tussentijd een aantal keer, van Zaltbommel, naar Leeuwarden naar Nootdorp. Nu is het gezin neergestreken in Zoetermeer, in een aangeharkte Hollandse nieuwbouwwijk. Rechtlijnige architectuur, oplaadpalen, veel parkeerplaatsen, bomen en een multicultureel straatbeeld. Hun zoon is inmiddels tien jaar oud en ze hebben ook een dochter gekregen, Lojain, die nu twee is. „Een slim maar hardnekkig meisje.” Soms spreekt hun zoon Hamza hen heel direct aan, iets wat niet gebruikelijk is in de Arabische cultuur. „Dat is hier normaal.”  


Lees ook

Grip op migratie. Kan dat eigenlijk wel?

Grip op migratie. Kan dat eigenlijk wel?


Lees ook

Verantwoording van
de cijfers

Verantwoording van de cijfers