‘Kijk, hier ligt maandverband uit die tijd”, zegt Inge Schriemer, wijzend naar wit-blauwe doosjes ‘Modess supersoft met hechtstrip’ in een badkamerrekje met oranje plankjes. Het rekje hangt in de douche van een jarenzeventighuisje in het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem, in een straatje met rijtjeshuizen die elk een ander tijdvak laten zien.
Een keukendeur verder beland je in de jaren 50, daarnaast waan je je in de jaren 30, met in de schuur achter het huis een ‘toilet’ in de vorm van een gat in een plank met een deksel erop. Het huis op de hoek, met een smal houten toilethuisje achter in de tuin, verbeeldt de periode eind 19de eeuw. Zonder stromend water, uiteraard. Onder het granieten aanrecht in de keuken een gietijzeren emmer. Schriemer: „Daar legden ze vast weleens een doek overheen, zodat niemand zag wat erin lag.”
De nadruk tijdens de korte rondleiding over het museumterrein ligt op sanitaire voorzieningen, omdat conservator Schriemer al een paar jaar bezig is met het onderwerp menstruatie. Het was haar opgevallen dat daar zo weinig over bewaard was gebleven. Toen ze onderzoek ging doen ontdekte ze dat dit thema inderdaad nauwelijks was onderzocht of gedocumenteerd. „Bizar.”
Menstrueren: de helft van de mensheid heeft er pakweg de helft van haar leven mee te maken. Toch is er maar weinig onderzoek naar gedaan, maar weinig kennis over. Dat moet te maken hebben met het dominante mannelijk perspectief in combinatie met het taboe en de associatie met ‘vies’, vermoedde Schriemer.
In Berlijn is nu een grote tentoonstelling over menstruatie te zien, maar, zegt Schriemer, „die gaat over heel veel aspecten ervan. Hoe je er in de praktijk mee omgaat, nu en toen, kwam maar zeer summier aan bod”. Daar was dus überhaupt nog nauwelijks over geschreven.
Dan ga ik dat maar doen, dacht Schriemer. „Er waren zoveel vragen waar ik antwoord op wilde: hoe deden vrouwen dat vroeger, toen de supermarkten nog niet vol lagen met alle mogelijke soorten maandverband en tampons? Welke spullen gebruikten ze? Waar kochten ze die, waar lieten ze die na gebruik? Werd er tussen vrouwen onderling over gesproken, hoe werden kinderen voorgelicht?”
„Alle oudere vrouwen die ik tegenkwam ging ik ernaar vragen: hoe dat ging destijds, met maandverband. Soms zaten ze er wel een uur over te vertellen.” Ook deed ze oproepen via diverse organisaties om kennis met haar te delen en voorwerpen die vrouwen nog in huis hadden uit die tijd beschikbaar te stellen.
Ze wilde ook verhalen horen van vrouwen die nu jong zijn. „Liefst zo divers mogelijk: stad, platteland, verschillende culturele achtergronden, oud, jong, vrouw maar ook man, transmannen, non-binaire personen.” Meer dan zestig mensen deden mee. In kleine groepjes praatten ze over menstruatie-ervaringen. Die verhalen werden schriftelijk vastgelegd.
Een bezoeking
Voor veel vrouwen bleek het elke maand weer een bezoeking, die ‘maandstonden’, zoals het vroeger heette. Die voortdurende angst voor doorlekken, de schaamte – de allereerste keer dat er ineens bloed vloeide staat velen nog in het geheugen gegrift. „Toen ik voor de eerste keer bloedde dacht ik dat ik doodging”, schreef Netty (1944), die als oudste dochter in de jaren 50 nooit voorlichting had gehad. „Dat was voor onze ouders denk ik moeilijk.”
Veel vrouwen schreven dat ze „elke maand veel pijn” hadden, soms zo erg dat ze zich een dag ziek moesten melden. Dolblij was Saskia (1948) toen op haar 56ste de menstruatie eindelijk stopte. „Ik heb het altijd een pijnlijke en ongemakkelijke bijkomstigheid gevonden.” Of neem Tequila (1950): „Aan het einde van de vijfde klas werd ik voor het eerst ongesteld. Ik dacht dat het een wond was die kwam door met mezelf spelen. Dat was volgens de katholieke kerk een zonde.” Haar moeder gaf haar doeken, die ze na gebruik zelf in een emmer moest uitspoelen in de badkamer. „Niemand mocht dat zien. De badkamer kon niet op slot. Dat was vervelend met negen broers. Mijn moeder deed de was. Daarna hing alles buiten aan de waslijn, waar iedereen het wel kon zien.”
Krofaya (1954) uit Paramaribo werd op haar dertiende voor het eerst ongesteld: „Op school, in de klas tijdens de les. Ik deed toiletpapier in mijn broek om het bloed op te vangen. Voelde mij vies. Toen ik opstond zag de hele klas het. Mijn jurk was vies. Ik schaamde me diep.” Een vrouw die anoniem wil blijven schreef: „Ik vond maandverband tussen de benen verschrikkelijk. Het ongemak ervan. Altijd opletten dat je niet doorlekt.”
Drie doeken over elkaar
In een van de werkkamers in het Openluchtmuseum liggen menstruatieproducten uitgestald, van de moderne ultradunne maandverbandjes en tampons tot de katoenen lappen die vrouwen pakweg een eeuw geleden begonnen te dragen. Sinds halverwege de jaren 60 ligt de nadruk op wegwerpartikelen, maar daarvoor waren die niet beschikbaar.
Schriemer wijst naar een langwerpig wit handdoekachtig doekje. Het is drielaags en als je het openvouwt kan er nog iets tussen worden gestoken om het dikker te maken. Deze doeken bevestigde je aan een gordeltje met een knoopje. „Maar vrouwen scheurden ze ook wel zelf van lakens, oude mannenonderbroeken of handdoeken.”
In de jaren 20 kwamen deze doeken in de winkel. Vanaf de jaren 30 werden ze van badstof. „We weten inmiddels dat veel vrouwen er een aantal over elkaar droegen als ze naar school of werk moesten, zodat het maar niet door zou gaan lekken. Verschonen tussendoor kon niet: er waren geen voorzieningen voor. Dus ze droegen die verbanden de hele dag.” Met een dik pak textiel tussen je benen dus. En de angst dat het ging stinken, naarmate de dag vorderde.
Er werd ook wel houtwol in gedaan, vertelt ze. Het eerste wegwerpmaandverband, „een wattenachtige substantie” met daaromheen een soort verbandgaas, maakte je ook vast aan een gordeltje. Het uiteinde van dat gaas stak je door een jarretelsluitinkje. Je trok het aan tot het goed strak zat.” Maar ja, zegt Schriemer: „Als je zo’n plak watten draagt gaat het in de loop van de dag toch vervormen, het lekt dan makkelijk door. En het wordt steeds dunner en platter.”
Ik vond maandverband tussen de benen verschrikkelijk. Het ongemak ervan. Altijd opletten dat je niet doorlekt
Ook kwamen er rubberen en later plastic broekjes op de markt, of onderbroeken met een plastic kruisje, zodat doorlekken een stuk minder makkelijk ging. „Daar zaten soms best mooie tussen, met kant en zo”.
Vóór 1900 was er voor menstruerende vrouwen niks kant en klaars. „Daar weten we ook echt bijna niets van.” Ook in persoonlijke dagboeken is daar heel weinig van teruggevonden, omdat er zo’n taboe op rustte, vertelt ze. „Er zijn wel aannames die je vaak hoort, zoals ‘freebleeden’: vrouwen zouden het gewoon zo eruit laten lopen. Ze droegen in die tijd open onderbroeken; ‘snelzeikers’ werden die ook wel genoemd. Maar ik geloof daar niet in. Het was ontzettend veel en zwaar werk om kleding te wassen in die tijd. Ik denk dat vrouwen hiervoor altijd wel oplossingen hebben gezocht.”
Ze vermoedt dat ze gebruikmaakten van gevouwen lappen die ze ombonden, of dat ze zelf speciale onderbroeken maakten. „Of misschien brachten ze wel sponsjes, of kleine opgerolde lapjes stof bij zichzelf naar binnen, zoals de latere tampons.” Wat we wél weten, vertelt ze, is dat er begin 20ste eeuw patronen werden gedeeld, „via de damesbladen”, om zelf menstruatieonderbroeken te maken.
Man achter de toonbank
Toen er eindelijk producten op de markt verschenen die het wat makkelijker konden maken, moesten vrouwen die wel eerst kopen. „In de jaren 20 tot 60 kon je die alleen maar kopen bij de drogist, aan de toonbank, dus je moest er nog expliciet naar vragen ook. Het werd discreet verpakt in bruin papier, zodat niemand zag wat je had gekocht.”
Menstruatie was lange tijd iets om je voor te schamen. Daarom werden ook wel codewoorden gebruikt, zoals ‘speklappen’ (een bepaald merk maandverband was aan één kant geel en aan één kant roze), simpelweg ‘verband’, of ‘ossentongen’. Het kwam ook voor dat op de toonbank een mandje stond met briefjes die je kon pakken en aan de man (het waren meestal mannen) achter de toonbank overhandigen, daar stond dan bijvoorbeeld op: ‘Ik wil graag Nefax blauw’. Soms lagen er uitgeknipte plaatjes uit tijdschriften waarmee je kon laten zien wat je nodig had. Ook verschenen in de damesbladen bij de advertenties voor maandverband of tampons coupons die je kon uitknippen, die hoefde je dan alleen maar af te geven.
Onwetendheid
Nu zijn onderwerpen als menstruatiearmoede en aandoeningen als endometriose zijn volop in de media. Maar we zijn er nog niet, benadrukt Schriemer. „Probleem is dat het nog steeds als ‘vies’ ervaren wordt. Omdat veel mensen er onbekend mee zijn. Lessen op scholen gaan over voortplanting, maar zelden over menstruatie. Jongens weten er vaak niets van, dat leren ze ook niet van hun ouders. Ook niet dat ze een beetje aardig tegen meisjes moeten doen, dat ze geen grapjes moeten maken als ze een dag ziek zijn.”
Door die onwetendheid en schaamtecultuur is er nog altijd veel leed, blijkt ook uit de verhalen van de vrouwen die meededen aan haar onderzoek. „Een vrouw vertelde dat ze haar baan had verloren omdat ze elke maand een dag ziek was. Ze had geen producten, en had dat niet durven zeggen.”
Lees ook
Niemand nam de endometriose van Maartje van Hoek serieus – ‘Artsen blijven zeggen: menstruatiepijn? Wen er maar aan’
Vrouwen met een islamitische achtergrond hebben het soms extra lastig, vertelt Schriemer. „Een jonge vrouw vertelde dat ze geen tampons droeg, omdat haar moeder bang was dat ze dan ‘ontmaagd’ zou worden. Vroeger werd dit breed gedacht, inmiddels weten we dat dat niet zo is. Maar haar moeder denkt dit wel, en uit respect voor haar moeder gebruikt ze dus toch geen tampons.”
Herkenbaarheid
Het Openluchtmuseum ziet het als zijn taak om het onderwerp goed te registreren en te laten zien, ook online, zoals op collectiegelderland.nl. Binnenkort zijn alle net verworven producten daar te zien. Schriemer bekijkt waar in het park aanpassingen kunnen worden gedaan om menstruatie zichtbaar te maken. „Ik zou willen laten zien waar in huis de tampons lagen, waar de afvalbakjes stonden. Maandverband op het toilet. Het belangrijkste is de herkenbaarheid bij bezoekers, dat ze die producten zíén. Dat er meer gesprek over dit thema kan ontstaan.” Ze heeft intern een voorstel gedaan voor een aparte expositie over menstruatie. „De actualiteit, het taboe, het vráágt om een tentoonstelling.”
Nog steeds hoort ze verhalen van meisjes die in de problemen komen doordat ze van de leraar niet de klas uit mogen om zich te verschonen. En codewoorden zijn er ook nog steeds, „zoals ‘het emmetje’, ‘het is feest’, ‘de rode loper’, ‘oma/opoe is op bezoek’.” Nieuwste aanwinst: ‘De Russen zijn er weer’. „Dat werd gezegd tijdens de Koude Oorlog, maar sinds de oorlog in Oekraïne is dat weer terug.”