Hij kan werkelijk niemand ontgaan: de reusachtige Zwitserse vlag van Alexander Smuckr. De twintiger, onderwijzer in Sankt Gallen, staat vlak onder de top van de Col du Galibier, in de twee-na-laatste bocht. Dit is zijn derde keer bij de Tour, vertelt hij. „Ik ben ook twee keer in de Giro d’Italia geweest.”
Op zijn telefoon laat Smuckr een filmpje zien van Nederlanders die vijf jaar geleden op de Galibier stonden te hossen op Snollebollekes: ‘Links Rechts’. „Daarom wilde ik hier zijn.” Hij kijkt enigszins beteuterd om zich heen. „Maar geen Nederlanders vandaag.”
Toch zie je, op Snollebollekes na, een hoop gekkigheid op de Galibier. Wie de col opfietst voor het Tourpeloton uit, komt een bonte stoet aan personages tegen. Een clown. Een druïde. Een kok die op een pan slaat. Denen verkleed als Vikingen. Noren verkleed als Vikingen. Een man in een gevangenisoutfit die een kartonnen bord vasthoudt met de tekst: ‘De wereld is plat’.
De Galibier op etappedag: circus, volksfeest en sportwedstrijd ineen.
De laatste kilometers staan uren voor de passage van de renners al helemaal volgepakt met mensen. Ze hebben klapstoeltjes bij zich en partytenten. Ze slaan op koebellen en brullen in megafoons. Uit boomboxen klinkt loeiharde feestmuziek. Er staan barbecues en er is heel veel bier. Dat de gendarmerie de weg ’s ochtends vroeg hermetisch heeft afgesloten voor gemotoriseerd verkeer, vormt geen enkel bezwaar: veel supporters staan er al een etmaal. Ze hebben de nacht doorgebracht in een tentje. Of in een bestelbusje, zoals Alexander Smuckr uit Sankt Gallen. „Ik heb geen oog dichtgedaan. Het was verschrikkelijk koud.”
Meerennen met renners
Dit weekend gaat de Tour de France de Pyreneeën in. Het zal dezelfde taferelen opleveren als ieder jaar: bergpassen vol met uitzinnige fans. Dat hoort bij de Tour. Wielrennen is de meest toegankelijke sport ter wereld, beoefend op de openbare weg, het publiek langs de kant kleurt de koers.
Toch vormen de fans ook een risico – met name in de bergen. Iedere Tour zie je ze weer, de jonge mannen in kennelijke staat die meerennen met renners. Ze hebben vlaggen in hun hand, of fakkels. Ze duwen de renners, schreeuwen in hun oor, gooien water over ze heen. Zo nu en dan gaat het mis – met name als de mensenmassa’s op de col zó groot zijn dat ze de wedstrijdmotoren hinderen, die op hun beurt de coureurs de pas afsnijden.
De voorbeelden zijn legio. In 2016 eindigde een etappe op de Mont Ventoux in chaos door het massaal toegestroomde publiek. Geletruidrager Chris Froome klapte op een motor, verloor zijn fiets en vervolgde de klim rennend op zijn fietsschoentjes – een bizar gezicht. Op de ‘Nederlandse berg’ Alpe d’Huez was het in 2022 zo krankzinnig druk dat ritwinnaar Tom Pidcock er zijn voordeel mee deed: achter hem sloot de mensenmassa zich, zijn achtervolger Louis Meintjes kon niet meer bij hem terugkomen.
Vorig jaar was het opnieuw raak. Een renner kwam ten val door losgewaaide vlaggetjes van een supporter langs het parcours. Een andere onoplettende fan veroorzaakte een massale valpartij toen hij stond te filmen met zijn telefoon – de Visma-ploeg deed aangifte tegen hem.
Op de Col de la Joux Plane zorgden de mensenmassa’s zelfs voor wedstrijdbeïnvloeding. Tadej Pogacar reed vlak onder de top weg bij geletruidrager Jonas Vingegaard, maar moest al snel in de remmen knijpen: twee motoren met fotografen versperden hem de weg. Einde demarrage. De motards werden voor straf een dag geschorst, het incident kreeg de bijnaam ‘moto-gate’. Maar de echte oorzaak, zegt iedereen die erbij was, waren de supporters die op het asfalt stonden.
Pierre-Yves Thoualt, plaatsvervangend directeur van Tourorganisatie ASO, ziet een duidelijke trend: het wordt de laatste jaren drukker en drukker op de cols. „Sinds covid is er een grotere ferveur bij het publiek. We zien vooral ook steeds meer jongere fans.” Verrassend vindt Thoualt dat niet: uit kijkcijfers blijkt dat 15- tot 20-jarigen de op-een-na grootste groep vormen die naar de Tour kijkt – nog los van alle aandacht op sociale media. „En de Netflix-serie over de Tour de France [dit jaar in zijn tweede seizoen] zal ook bijdragen aan de populariteit.”
Tuitende oren
De renners zelf hebben over de fans op de cols een dubbel gevoel. Enerzijds horen de supporters bij het wielrennen, zeggen ze: ze geven energie op de klim. „Toen ik vorig jaar in de Tour de etappe op de Mont Blanc won”, zegt klimmer Wout Poels, „werd ik echt door het publiek opgezweept, in de goede zin des woords.” Ook voor de niet-klimmers kunnen de supporters „heel plezant” zijn, zegt de Belgische coureur Oliver Naesen.
Zonder publiek wordt een beklimming „al snel saai”, zegt Naesen. Dat merkte hij wel tijdens de Tour van 2020 en 2021, toen supporters vanwege de coronapandemie werden geweerd. „Dat hele circus, ’s avonds je bed in kruipen met tuitende oren van het geschreeuw en de luchthoorns, dat hoort er allemaal bij.”
Toch kan het mallotige gedrag van fans de klim ook tot een beproeving maken. „Dat meerennen is echt irritant”, zegt Naesen. „Ik geef die meerenners vaak een douw. Gewoon rammen en weg.” Poels heeft wel eens een bril afgepakt van een opdringerige supporter, vertelt hij. „Dat was in de Giro. Ik heb later mijn excuses gemaakt en gezegd dat ik een nieuwe bril voor hem zou betalen, maar ik heb niets meer teruggehoord.”
Het kan op de cols ook echt grimmig worden, zegt Poels. Dat merkte hij in de jaren dat hij voor de dominante Sky-ploeg reed van viervoudig Tourwinnaar Chris Froome. Supporters keerden zich tegen hem en zijn ploegmaats. „Kleine kinderen staken hun middelvinger naar je op. Of je kreeg een schouderklopje dat niet echt voelde als een schouderklopje.” Als hij werd gelost op een klim, zegt Poels, liet hij zich altijd terugzakken naar een volgend groepje. „Zodat ik niet alleen in mijn Sky-outfit omhoog hoefde te rijden.”
De veiligheid van de renners kan in het geding komen door de mensenmassa’s op de top, ziet ploegleider Aike Visbeek van Intermarché-Wanty. „Die cols zijn heel beslissende momenten. Iedereen wil in een goede positie zitten voor de afdaling, een bidon aanpakken en een jasje. Hoe meer chaos je op de top hebt, hoe gevaarlijker het wordt in de afdaling. Dan gaan die renners de jasjes en bidons dáár aanpakken.”
Minder motoren
Het grootste probleem is volgens Visbeek overigens het gedrag van de motoren – met name die met fotografen en camera’s. „Het respect naar ploegleiders en renners om hun werk te kunnen doen, is bij hen wel eens ver te zoeken”, zegt hij. „Ik zie soms vier motoren met fotografen bij dezelfde plek stoppen. Wat doen die daar? Je hebt in de Tour negentien, twintig beklimmingen waar je die foto’s kunt trekken. Ze staan in de weg terwijl ze weten dat het hier gaat gebeuren in de koers.”
Na ‘moto-gate’ heeft de Tour de France zich beraden en maatregelen genomen. Om die jonge fans in bedwang te houden, zegt Thoualt van de ASO, wordt in deze Tour 18 kilometer extra aan boardings en touwen geplaatst in het hooggebergte – tweeënhalf keer zo veel als vorig jaar. Hij heeft vooral vertrouwen in de touwen, al ging het juist daarmee mis op de Joux Plane vorig jaar. „Het publiek blijft toch niet achter de hekken staan. Ze willen de renners ruiken, willen dichtbij zijn. Touwen kunnen een beetje bewegen.”
Een andere maatregel die de Tour dit jaar heeft genomen: acht motoren minder in het konvooi. En er zijn filmpjes gemaakt waarin renners als Remco Evenepoel en Chris Froome het publiek oproepen zich netjes te gedragen: niet meerennen, geen fakkels, geen geduw. Die worden verspreid via sociale media.
Ploegleider Aike Visbeek is sceptisch over de maatregelen. „Ik weet niet of het helpt als renners in een filmpje zeggen: doe rustig aan. Die mensen staan één keer per jaar op een berg, ze zijn uitzinnig. Als je ze wil waarschuwen, moet je het ter plekke doen.”
Bestelbus vol bier
Op de Galibier zijn de maatregelen duidelijk zichtbaar. De laatste twee kilometer zijn volledig afgezet met touwen, gespannen tussen stalen paaltjes waarvoor speciaal gaten in het asfalt zijn geboord. Iedere honderd meter staat een politieagent. Al ruim voor de komst van de renners wordt het publiek autoritair achter het touw gedirigeerd. „Kom op, we zijn geen kinderen!”
De gendarmes hebben vooral oog voor twee groepjes potentiële ordeverstoorders. Een stel aanhangers van de Franse renner Romain Bardet, die met megafoons de polonaise doen en steeds hetzelfde liedje zingen. En een verzameling brullende Noren in de drie-na-laatste bocht, met een bestelbus tjokvol gekoeld bier. Alexander Smuckr uit Zwitserland houdt zich gedeisd. Hij zwaait met zijn vlag en maakt grapjes met een Duitser naast hem in een roze unicorn-onesie.
Nog een uur te gaan voordat de renners arriveren. De Bardet-fans doen de swish swish-dansmove midden op de weg. De gendarmes laten het eventjes begaan, grijpen dan in.
Nog een half uur te gaan. Iedereen moet nu echt achter het touw. Een supporter die nog even snel van plaats wil verwisselen, wordt in zijn kraag gevat.
Nog een kwartier. Alexander Smuckr haalt een tweede Zwitserse vlag tevoorschijn en drapeert hem om zijn schouders.
Nog vijf minuten. Het geluid van de helikopters; de eerste auto’s komen aanrijden. Een kind steekt nog snel de weg over.
En dáár komen de renners achter de bocht vandaan. Pogacar en Vingegaard rijden op kop, Pogacar heeft vijf meter voorsprong. De supporters brullen zo hard ze kunnen en bewegen en masse naar voren – maar het touw houdt het.
De achtervolgende groep. De gendarmes kijken streng toe. Opnieuw een woeste beweging naar voren van de fans, opnieuw houdt het touw stand.
Nog een achtervolgende groep. Weer oorverdovend gebrul, maar ze kunnen er netjes langs.
Pas als twintig minuten later ‘de bus’ is gepasseerd, het groepje met de sprinters, heeft het touw het begeven. Het publiek stapt de weg op, de gendarmes knijpen een oogje toe.
„Zo, dat was mooi”, zegt Alexander Smuckr, terwijl hij de vlag van zijn schouders haalt. Vannacht slaapt hij opnieuw in zijn bestelbusje. „Maar niet op de Galibier. We moeten ergens eten!”