Pieter Nass: „Mensen vragen het wel eens: is de advocatuur bij jullie door de strot geduwd? Zowel mijn oudere zus, broer als ik zijn namelijk advocaat geworden, net als mijn vader. We werken samen in ons familiebedrijf, waar mijn moeder het officemanagement doet naast haar baan in het basisonderwijs. Maar nee, de interesse kwam echt uit mezelf. Sterker nog, toen ik op de middelbare school een profiel moest kiezen, heeft mijn moeder me aangemoedigd om voor een bètaprofiel te gaan. Zij zag me wel arts worden. Maar bètavakken vond ik niet zo leuk en ik was altijd onder de indruk van de verhalen waarmee mijn vader thuiskwam. Die wereld, dat spel van de advocatuur, vond ik interessant.
„Toch heb ik ook een andere grote liefde: muziek. Als jongen heb ik een rol gespeeld in de musical Ciske de Rat. Daarna ben ik op zangles gegaan bij Paul Bindels, een bas-bariton uit Vaals. Hij heeft bij mij de interesse gewekt voor klassieke muziek. Hij gaf me stukken uit Die Zauberflöte en de Matthäus-Passion. Ik vond het oprecht leuk die stukken zo snel mogelijk in te studeren en te doorgronden. Het was lastiger dan een normaal liedje; dat vond ik een uitdaging. Mijn leeftijdsgenoten waren met hele andere muziek bezig, maar daar had ik geen interesse in. Ik ben misschien altijd wel comfortabel geweest met afwijken van de norm.
„Ik had wel eens gehoord dat mensen het Conservatorium combineerden met een andere studie. Dus ben ik dat ook gaan doen: rechten en solozang klassiek. In mijn studietijd ben ik me toen voor de gein de singing lawyer gaan noemen. Nu staat het ook op mijn LinkedIn- en Instagram-profiel. Je moet toch een beetje aan personal branding doen en hiermee kunnen mensen me goed onthouden.”
Superfijne afwisseling
„Die twee werelden waren – en zijn nog steeds – een superfijne afwisseling. Van de creatieve, losse sfeer op het Conservatorium, naar de recht-door-zee-mentaliteit bij rechten. Hoewel er ook overeenkomsten zijn, bijvoorbeeld dat allebei de vakken bekendstaan als een beetje saai, tótdat je erin gaat verdiepen. Ook zijn er parallellen te trekken tussen het uitpluizen van een muziekstuk en een rechtelijke casus. Je hebt bij allebei een theoretische basis, maar moet je eigen interpretatie daarop toepassen om het goed te maken.
„Ik droomde na mijn studie niet per se van een carrière als operazanger bij dit of dat operahuis. Ik ben niet iemand die sterke ideeën heeft over hoe mijn toekomst eruit moet zien. Dus ik begon gewoon bij het familiebedrijf van mijn ouders als advocaat-stagiair en probeerde daarnaast af en toe te zingen bij een concert of losse productie. Zo doe ik het nog steeds.
„Mijn basis is de advocatuur. Daar werk ik ruim fulltime. Via-via word ik gevraagd als solozanger. Vorige zomer heb ik bijvoorbeeld een rol gehad in La Traviata bij gezelschap Opera Compact, in Maastricht. Dat was een drukke periode, maar dat vind ik dus extreem leuk. Dat je het ene moment op de planken staat in een grote productie en het publiek geen idéé heeft dat je de volgende ochtend op kantoor je processtukken zit te typen. Het is voor mij ook een trigger om te laten zien: kijk, het kan dus wél – deze twee werelden combineren.”
Pater familias
„Een normale werkdag begint om 09.00 uur op ons hoofdkantoor in Gulpen, met mijn broer en vader. Mijn zus werkt niet meer bij ons; ze is officier van justitie geworden en is onlangs beëdigd als Tweede Kamer-lid voor de BBB. We werken als familie samen, maar ieder heeft echt zijn eigen praktijk en specialisatie. Zo zit ik vooral in het arbeidsrecht, hoewel ik ook andere zaken doe.
„Er is in het familiebedrijf niet een bepaalde hiërarchie. Mijn vader is natuurlijk wel de ervaren kracht. Hij probeert de pater familias te zijn, maar hij is niet het type dat zijn werkwijze opdringt. Met die instelling is hij ook drie jaar mijn patroon geweest; diegene die je begeleidt als je advocaat-stagiair bent. Hij liet me vrij om het op mijn manier te doen. Gelukkig maar, want controle, daar ga ik slecht op. En ik kan ook niet zo goed tegen autoriteit.
„Ik voel me bevoorrecht dat ik op deze manier in ons familiebedrijf kan werken. Veel jonge mensen in de advocatuur kampen met burn-outklachten. Ze zijn moe en overwerkt omdat ze bepaalde targets moeten halen, of onzeker over hun positie binnen hun bureau. Dat heb ik allemaal niet. Ik kan mijn eigen werkweken indelen, hoef aan niemand verantwoording af te leggen. Als ik een concert heb, neem ik de twee dagen daarvoor gewoon vrij. Dat is heerlijk. Ik werk hard, maar mijn werk-privé-balans vind ik zo helemaal goed. En als dat niet zou zijn, zou ik het zelf in de hand hebben om dat aan te passen.
„Als ik geen deadlines of zittingen ver weg heb, eindigt mijn werkdag rond 18.30 uur. Dan is het tijd voor nevenactiviteiten. Ik ben jong, vrijgezel en houd wel van levendigheid. Zo ben ik voorzitter van de Jonge Balie Limburg, een club voor jonge advocaten. Daar gaat stiekem best wat tijd in zitten. Verder voetbal ik bij Zwart-Wit ’19 in Eys, het dorp waar ik ben opgegroeid. Andere avonden ga ik wielrennen, komt er spontaan een vriend langs om te eten – ik woon midden in het centrum van Maastricht – en sowieso probeer ik iedere dag een uur te zingen en piano te spelen. Ik heb ook nog één keer per maand zangles.
„Nee, Netflixen op de bank doe ik nooit. Ik heb mezelf wel voorgenomen om vaker romans te lezen. Ik doe al die activiteiten niet om iets te ontvluchten, of zoiets. Het komt denk ik meer voort uit een wens om een avontuurlijk leven te leiden. Dat is misschien wel de kern: het moet avontuurlijk voelen. Als iets een sleur wordt, dan haak ik af.”