‘Wat is er gebeurd met gender?’, dacht Judith Butler, die het begrip populair maakte

Op dinsdag 7 november 2017 wordt een Judith Butler verbrand in Brazilië. Een foto van het hoofd van de Amerikaanse gendertheoreticus prijkt die dag op een pop (met roze bh) die in de fik gestoken wordt, midden in een demonstratie. Op protestborden is Butler afgebeeld met hoorntjes en rode ogen en de tekst ‘Go to hell’. Demonstranten roepen ‘Verbrand de heks!’

De rituele verbranding, voor het gebouw in Saõ Paulo waar een conferentie plaatsvindt die Butler mede organiseert, is geïnitieerd door conservatief-christelijke groepen. Er is ook een tegendemonstratie, met pro-Butler-demonstranten. De politie moet beide groepen uit elkaar houden.

Later op de luchthaven worden Butler en partner Wendy Brown verrast door weer een groep. Een vrouw valt aan met een grote koffer terwijl ze ‘pedofiel!’ roept. Een omstander springt ertussen. „Ik wou dat ik hem had kunnen ontmoeten”, zegt Butler (68) nu over deze „dappere jonge man” – al wil die door het voorval niet meer naar Brazilië. De wereldberoemde filosoof, die zich als non-binair identificeert en het voornaamwoord they (die of hen) gebruikt, videobelt vanuit diens werkkamer in Berkeley, Californië, waar die ook lesgeeft aan de universiteit. Butler, zoals vrijwel altijd in het zwart gekleed, zet diens zorgvuldig gekozen woorden aan met grote handgebaren. „Het bracht me van streek. Ik dacht: wat is er met gender gebeurd?”

Er zijn niet veel wetenschappers die mensen tot in het verre buitenland op de been kunnen brengen, maar Butler is er een van. En niet omdat al die mensen Butlers boeken hebben gelezen, die zijn nogal taai, maar omdat de auteur een symbool is geworden.

Dat heeft alles te maken met het boek Gender Trouble (Genderturbulentie) dat al in 1990 uitkwam. Menig student geesteswetenschappen heeft zich door op z’n minst een deel van dat boek, en misschien ook door het werk Bodies That Matter (1993), heen moeten worstelen. Daarin staat de theorie centraal dat gender, en zelfs sekse, performatief is: niet iets dat je ‘hebt’ of ‘bent’, maar wat je ‘doet’. Iets dat alleen betekenis krijgt in een samenspel van sociale, economische, culturele, historische en politieke normen. Een idee dat nu waarschijnlijk veel logischer klinkt dan in 1990, en dat is voor een belangrijk deel te danken aan precies dat boek.

Fans zien Butler als de geestelijk ouder van een wereld waarin ruimte is ontstaan voor mensen die zich niet herkennen in het klassieke man- en vrouwbeeld. Voor tegenstanders is Butler de belichaming van een doorgeschoten ‘genderideologie’, waarin iedereen een eigen gender zou kunnen kiezen, en het biologische onderscheid tussen man en vrouw is uitgewist – wat Butler niet betoogt.

Het voorval in Brazilië betekende het startschot voor Butlers nieuwe boek Who’s Afraid of Gender? dat in maart in het Engels verscheen en in mei in het Nederlands met de titel Wie is er bang voor gender? „De mensen bleven maar zeggen dat gender ‘pedofilie’ is, de duivel, een ideologie, een doctrine”, zegt Butler. „Waar komt dat vandaan? Dat is niet mijn idee over gender. Of de opvatting die wordt onderwezen bij genderstudies.”

Wat leerde de demonstratie in Brazilië u?

„De aanvallen van rechts op gender kende ik al wel. Ik heb veel collega’s die al jaren onderzoek doen naar de antigenderideologiebeweging, zoals Eric Fassin en Sarah Bracke. Ik wist alleen niet hoe gewelddadig die aanvallen waren. En ik wist niet dat ik, of eigenlijk mijn naam – dat zijn twee verschillende dingen, haha – werd geassocieerd met een demonische kracht. Dat ik persoonlijk als een bedreiging werd beschouwd voor de samenleving, voor de beschaving, voor religie.”

Wat is het met ‘gender’ dat mensen zo boos maakt? En niet alleen een klein groepje extremisten in Saõ Paulo: waarom vergelijkt paus Franciscus de vernietigingskracht van de ‘gendertheorie’ met die van kernwapens? Waarom zien Amerikaanse politici het als dekmantel voor pedofilie? Waarom fulmineren Poetin, Erdogan en Meloni er steeds tegen?

Het centrale punt van Butler is dat het Vaticaan, autoritaire leiders en ‘trans-uitsluitende radicale feministen’ (‘terfs’) zo veel bedreigingen projecteren op ‘gender’, dat ze het zicht blokkeren op de échte gevaren in de wereld: oorlog, klimaat en financiële onzekerheid bijvoorbeeld. Butler beschrijft de tegenstrijdigheden waar de ‘antigenderideologiebeweging’ zich van bedient: die ziet de ‘gendertheorie’ nu eens als autoritair, dan weer als doorgeschoten neoliberaal. Juist omdat gender zo’n containerbegrip is geworden is het zo geschikt als boosdoener van alles, schrijft Butler.

Voor wie schreef u het boek?

„Ik heb niet de illusie dat ik mensen van gedachten kan veranderen aan extreemrechtse zijde. Maar de mensen in het midden hebben oprechte bedenkingen. Zelfs mensen die we in de VS mainstream liberalen noemen, hebben zoiets van: wat is al dat gendergedoe? Wat is er aan de hand met de voornaamwoorden? Waarom willen al die kinderen trans worden? Als gender op scholen wordt onderwezen, worden kinderen dan geïndoctrineerd? Mijn antwoord is nee. Wordt hen verteld dat ze homo- of transseksueel moeten worden? Mijn antwoord is nee.”

U wil hen een ‘kalme analyse’ bieden, zegt u, en ver weg blijven van ‘drama’. Tegelijk zet u de argumenten van de antigenderbeweging weg als fascistisch of sadistisch.

„‘Sadisme’ is een extreem belangrijk woord. Daar schrijf ik al een tijdje over, ook over wat ik ‘moreel sadisme’ noem: iets doen wat je moreel juist vindt, zelfs als het anderen schade berokkent. En er zit een bepaalde opwinding in om mensen kwaad te doen. Ik zag die ook bij de demonstranten in Brazilië. Ze waren niet alleen bang voor me, ze wilden ook pijn en kwaad doen in naam van ‘familiewaarden’. Dus met ‘sadisme’ beschrijf ik de situatie waarbij het inroepen van een morele waarde je toestaat om kwaad te doen, in de veronderstelling dat je goed doet. Dat is geen retorisch of onzorgvuldig taalgebruik, maar een technisch en precies woord.”

En hoe zit dat met fascisme? U gebruikt het tientallen keren in uw boek, en tegelijkertijd schrijft u dat het te makkelijk wordt gebruikt.

„Als je het historici vraagt, dan is de opkomst van het fascisme in Duitsland en Italië als eerste te zien als aan een bepaalde bevolkingsgroep basisrechten worden onthouden. Dat gebeurde recentelijk bij ‘lhbt-vrije zones’ in Polen, of bij het ontzeggen van het recht om je eigen officiële gender te bepalen. Ook als mensen het bestaan van trans personen ontkennen, wordt er een recht ontnomen. Het ontnemen van basisrechten kan leiden tot gevangenschap, uitzetting of zelfs dood. Als de antigenderbeweging mensen ervan kan overtuigen dat gender een aanval is op de beschaving zelf, dan geeft het hen een vrijbrief om basisrechten te ontnemen. Dat heeft een fascistisch potentieel.”

U draagt uw boek op aan ‘jonge mensen van wie ik nog altijd leer’. Wat leert u van hen?

„Veel jonge mensen houden zich bezig met vragen rond hun genderidentiteit. Ik heb veel geleerd van hun vocabulaire. Zij hebben me de woorden ‘non-binair’ en they gegeven, en misschien heb ik weer geholpen die aan hen te geven. Zij zijn degenen die voor deze planeet vechten. Zij weten niet of ze een toekomst hebben op deze wereld, vanwege economische problemen, oorlog, klimaatcatastrofe. We zijn verplicht naar hen te luisteren.”

In een ander interview zegt u: ‘Het leukste van wat jonge mensen doen is experimenteren.’ Bent u ook nog steeds aan het experimenteren?

„Ik ben aardig stabiel, op mijn manier. Op dit moment is leeftijd belangrijker voor mij dan gender.”

Het viel me op dat u weinig aandacht besteedt aan transgenderzorg voor minderjarigen in uw boek, terwijl dat volgens mij wel een van de controversieelste onderwerpen is op dit moment als het gaat om gender.

„Ik denk dat ik meer op onderwijs was gefocust, omdat ik daarin werk. En ik heb een opvatting die waarschijnlijk niet bevredigend is voor veel mensen. Ik denk dat kinderen tijd nodig hebben om uit te zoeken wie ze zijn. Sommigen mensen die vinden dat kinderen meer tijd nodig hebben zeggen ‘en dan zullen ze weer normaal worden. Ze gaan door een fase en daarna gaan ze terug naar hun toegewezen gender.’ Mijn visie is dat kinderen tijd nodig hebben om uit te vogelen wat ze willen. Sommige vrienden van mij zeggen: ‘Nee, zodra een kind zegt ‘ik heb dit gender’, moeten ze hormonen en misschien operaties krijgen.’ Ik ben iets voorzichtiger. Ik denk dat kinderen niet in de ene of de andere richting moeten worden geduwd. Niet iedereen zal het met me eens zijn.”

Schrijft u er daarom zo weinig over, omdat het zo gevoelig ligt?

„Nee, omdat dit is wat ik het debat te bieden heb. Het is niet dat ik bepaalde opvattingen verberg. Dit is mijn opvatting. En die is niet populair, omdat mensen willen dat ik stelling neem. Dat ga ik niet doen. Dat is niet mijn taak. Of de bedoeling van mijn boek. Ik probeer ruimte te maken voor gedachten.”

Wat is de grootste misvatting over uw werk?

„Mag ik er maar één kiezen?”

U mag er ook meerdere kiezen.

„Dat gender kunstmatig is. Of dat gender een keuze is. Dat klopt allebei niet. We zijn historisch gevormde wezens. Als we iets veranderen, doen we dat in de context van die historie. Ik denk niet dat alles een keuze is, noch denk ik dat alles cultureel is bepaald.”

Een andere misvatting is dat u denkt dat biologische sekse niet bestaat. Maar bent u de afgelopen dertig jaar wel van gedachten veranderd over de rol die sekse kan spelen in identiteitsvorming?

„Mijn gedachten daarover zijn nu verder ontwikkeld. Bedenk dat Gender Trouble 35 jaar geleden is geschreven, toen feministen een natuur-cultuur-onderscheid maakten. Dat bekritiseerde ik in Gender Trouble, maar ik ging daar niet heel ver in. Niet zo ver als Donna Haraway, bijvoorbeeld [die pleit voor de afschaffing van dat onderscheid]. Voor Who’s Afraid of Gender? moest ik terug naar het werk van Donna en me verder verdiepen in de complexe relatie tussen biologie en sociale en historische omgevingen, en hoe ze elkaar transformeren. Ik heb nu een meer interactieve kijk op die relatie dan voorheen.”

Wat bedoelt u precies met die interactieve kijk?

„Dat ons lichaam niet losstaat van de omgeving. We nemen die omgeving tot ons: we eten, ademen. De omgeving verandert onze biologie, onze cellen, geeft ons kanker. We zijn constant in interactie met de omgeving. Dat zie je ook in de sport, en bij het wel of niet toelaten van trans vrouwen in competities: we denken dat als we het testosteronniveau kennen, we weten wie er voordeel heeft. Maar het gaat ook over: had je toegang tot een sportschool? Welk eten kreeg je? In wat voor buurt woonde je? Wat ademde je? Was je ziek? Hoeveel tijd had je om spieren te ontwikkelen? Spieren dragen de sociale omgevingen in zich.”

Veel mensen hebben een mening over u, maar zij hebben lang niet altijd uw boeken gelezen. Dit is uw eerste boek bij een niet-academische uitgever. Hoopt u nu dat meer mensen u zullen lezen?

„Ik heb nooit hoeven klagen over het aantal mensen dat mijn werk leest. Ik wilde nu wel mensen bereiken die niet per se academisch zijn geschoold. Nog steeds lezen mensen slechts delen. Dat is prima, zo gaat dat nu eenmaal.”

Misschien is dat ook de keerzijde van beroemd zijn, dat mensen je platter maken dan je bent.

„Misschien ben ik nog steeds hopeloos academisch: ik wou dat we allemaal de tijd zouden nemen om zaken rustiger te bespreken, eens een stap terug te nemen, onze standpunten te herzien, iets anders te lezen. Ik heb een publiek leven gekregen, maar diep vanbinnen ben ik een academicus.”

CV
Judith Butler

Judith Butler (1956, Cleveland) groeide op in een joods gezin van Hongaars-Russische afkomst en studeerde filosofie aan Yale. Aan dezelfde universiteit promoveerde die in 1984 op Hegel, het proefschrift vormde de basis voor diens eerste boek Subjects of Desire (1987).
Grote bekendheid kreeg die met Gender Trouble (1990) en Bodies That Matter (1993), over gendertheorie. Daarna schreef Butler over oorlog, geweldloosheid, en jodendom. Butler is hoogleraar en woont samen met politicoloog Wendy Brown en hun zoon. In 2019 liet Butler zich registreren als non-binair in Californië.