Als je er eenmaal op let, zie je ze overal. De pet van de New York Yankees. Redacteur Sam de Voogt verbaasde zich over het wereldwijde fenomeen en vroeg zich af: hoe kan het dat een pet van een honkbalclub uit New York zo’n mode-icoon is geworden?
‘Jezuskleren, wat ben jij lang!’ zei Youtuber Kalvijn tegen zijn langste fan Rick. Deze grapte dat hij „Nederlands kampioen Bukken” is. Ik bleef even hangen op ‘Jezuskleren’. Zou dat Gronings zijn? Wat draagt de zoon van God eigenlijk? Eenvoudige gewaden meestal, soms een harnas. Een lendendoek op zijn tijd.
In de spelshow De Volgers (zaterdag, SBS6) strijden twee influencers tegen elkaar. Ze hoeven zelf niet veel te doen, maar ze moeten hun honderdduizenden volgers op YouTube en Instagram mobiliseren. Die volgers moeten voor ze breakdancen, de Martinitoren beklimmen, hete gerechten eten, of ze assisteren bij een wedloop. Ook zoeken de influencers hun langste en hun kortste fan.
De Volgers is de zoveelste poging om televisie te paren aan sociale media, waar de jonge kijkers zitten. Het programma ziet er een beetje goedkoop uit en is mede daarom wel leuk. Wat me verder opviel was dat de ene kandidaat, Kalvijn, zoveel sympathieker overkwam dan de andere, Kim Feenstra. Zou dat een vooroordeel van mij zijn, gebaseerd op bijvoorbeeld iemands buitenaardse uiterlijk of merkwaardig stemgeluid? Ik kende ze allebei niet – wat ik overigens geen verdienste vindt maar een gebrek – dus ik zocht het even op.
Fotograaf en model Kim Feenstra heeft Holland’s Next Top Model (2006) en enkele veroordelingen op haar cv staan, met als ernstigste een mishandeling in een discotheek. In haar tijd als sekswerker stal ze voorts de pinpas van een gehandicapte klant en nam er 500 euro mee op. Lang geleden hoor, maar in een recenter verleden verspreidde ze extreem-rechtse onwaarheden, onder meer over een kinderboekenschrijver die daarna met de dood werd bedreigd.
In de andere hoek stond de Youtuber Kalvijn (Kelvin Boerma). Getrouwd met zijn jeugdliefde, ze hebben net een baby. Het enige min of meer negatieve wat ik over hem kon vinden was dat hij diverse andere flops van John de Mol heeft gepresenteerd.
Ik denk dat we een winnaar hebben.
Ontroerende gezinshereniging
Terwijl op NPO1 zondag de Oranje Leeuwinnen op het EK Voetbal in Zwitserland hun koffers konden pakken, liep op NPO2 Joris Linssen door de aankomsthal van Schiphol op zoek naar andere tranen. Hello Goodbye – na twintig jaar heeft dit emo-programma nog niets van zijn kracht verloren.
Linssen haalde onder de ophalers wat familieleed op – meestal door echtscheiding en migratie uit elkaar gevallen gezinnen die op het vliegveld weer even samenkwamen. Een man met een grote bos bloemen wachtte op zijn gezin uit Syrië. Twee schattige jongetjes vlogen hem om de hals. Zijn dochtertje was te klein om haar vader te herkennen en bleef wat verlegen.
Waren we hier getuige van een ontroerende gezinshereniging? Was dat niet iets wat Dilan Yesilköz, ’s lands beruchtste asielzoeker, wil verbieden? Was dat niet iets waarover de VVD-leider in een vorig leven zei: „Heel lang geleden was er eens een land dat asielzoekers als mensen behandelde”? Zat ik me toch weer op te winden, terwijl ik de politiek nog zo zorgvuldig uit mijn tv-avond had gefilterd.
Gelukkige had Linssen ook een Litouwse die werd gepest op school; een jonge houthakker uit Canada die een elektrocutie had overleefd; en een oude man met uitbundig wit haar die wachtte op zijn geliefde, ‘Tante Chardonnay’. Verder vond Linssen een klein meisje dat jarenlang had gewacht op een broertje. Nu had ze er eindelijk één. Hij rook zo zacht.
In Visvliet, een dorp op de grens van Groningen en Friesland, zagen Jan Hut (68), Willem Sikkema (52) en Theun de Wit (60) de afgelopen jaren jonge dorpsgenoten vertrekken. Ze konden geen huis kopen of moesten te lang wachten voor een sociale huurwoning. Om zelfstandig te kunnen wonen, trokken ze naar grotere dorpen in de buurt. Zo bleven er in het zo’n 285 inwoners tellende Visvliet steeds minder jongvolwassenen over.
Daar moest iets aan gebeuren, vonden de drie. Want wat is een dorp zonder jongeren? Hoe houdt Visvliet dan de Oranjevereniging, toneelvereniging en de spelweek in stand? Wie kan dan later nog vertellen hoe het was om in Visvliet op te groeien, zoals Sikkema dat kan?
Willem Sikkema, Jan Hut en Theun de Wit van Visvliet Vitaal in het Heirhuys in Visvliet. Foto Kees van de Veen
De helft van de jongvolwassenen heeft de intentie om de rest van hun leven in de regio te blijven, concludeerde Henk Hofstede in 2023 toen hij aan de Rijksuniversiteit Groningen promoveerde op een onderzoek naar jongeren in het landelijk gebied in Noord-Ierland, Nederland en Duitsland. Ze voelen zich emotioneel verbonden met en waarderen de regio, het landschap en de gemeenschap. Maar in dorpen blijven, is voor jongeren lastig. De huizen die te koop komen zijn vaak groot en duur, (sociale)huurwoningen zijn schaars en er is weinig nieuwbouw.
Andere manier
Hut, Sikkema en De Wit zochten een manier om jongvolwassenen in het dorp te houden. Toen in 2020 woningcorporatie Wold en Waard bekendmaakte in Visvliet drie verouderde huurwoningen te slopen, bedachten ze een plan om de woningen te kopen om te verhuren.
De huizen in Visvliet die op de nominatie stonden om gesloopt te worden. Foto Kees van de Veen
In de oude kruidenierswinkel midden in het dorp vertellen Hut en Sikkema over het jarenlange proces. De oude winkel is nu een ontmoetingsplek met een b&b van de stichting Visvliet Vitaal. Via deze stichting verhuren Hut, Sikkema en De Wit ook de huizen voor jongvolwassenen. Nadat ze die konden kopen, hebben ze de huizen opgeknapt en verduurzaamd. Nu wonen er drie jongvolwassenen uit het dorp in.
Makkelijk was het niet. Zo moest de Autoriteit Woningcorporaties, die toezicht houdt op woningcorporaties, toestemming geven voor de verkoop. „Voor de autoriteit was wat wij deden nieuw’’, vertelt Sikkema. „Het duurde steeds lang voordat we antwoord kregen als we mailden. Uiteindelijk hebben Willem en ik op LinkedIn een manager opgezocht en contact gekregen”, zegt Hut.
Het huurdersplatform van de woningcorporatie moest ook akkoord gaan. Ook de gemeente Westerkwartier, waar Visvliet ligt, gaf de benodigde positieve zienswijze voor het plan. De drie moesten de statuten van de stichting Visvliet Vitaal veranderen, omdat ze verhuurders waren geworden. „Je moet alles goed in de gaten houden en overal achteraan zitten”, zegt Hut. „Zo is het ons gelukt.”
Straat in Visvliet. Foto Kees van de Veen
Drie jonge bewoners uit het dorp
Toen alle hobbels genomen waren, moesten de drie nog het bedrag voor de aankoop bijeen krijgen. Hoeveel ze voor de woningen hebben betaald, ziet Hut „liever niet in de krant”. Het overzichtelijkebedrag was binnen een week geregeld. „We deden in het dorp brieven in de bus met de vraag wie het project wilde meefinancieren. Een externe financier hadden we daardoor niet nodig. Via de huurinkomsten krijgen de deelnemers het geld dat ze hebben ingelegd terug’’, zegt Sikkema. Hut: „We hebben ze een marktconforme lening aangeboden, met rente die je ook op een spaarrekening krijgt.”
Wie actief in het dorp was, had een streepje voor
Sinds anderhalf jaar wonen drie jongvolwassen, van begin tot eind twintig jaar oud, uit het dorp in de huizen. De woningen zijn grondig verbouwd en opgeknapt. Ze huren de woning voor de prijs van een sociale huurwoning. Daar was veel animo voor. „Er waren tien mensen met interesse. Die zijn allemaal op gesprek gekomen bij ons. We vonden het belangrijk dat ze iets met het dorp hadden. Wie actief in het dorp was, had een streepje voor”, zegt Hut. Ook jongeren die nog thuis wonen, kregen prioriteit. „Een van de jongens was dertig en woonde nog bij zijn moeder.”
Het project kreeg zoveel aandacht, dat er meerdere cameraploegen naar Visvliet kwamen. Daarom vertellen de bewoners hun verhaal liever niet nog een keer. Hut krijgt nog regelmatig vragen van mensen uit andere dorpen die inspiratie uit Visvliet halen om zelf voor nieuwe woningen in hun dorp te zorgen.
Al jaren niet meer gebouwd
In maart diende Tweede Kamerlid Sandra Beckerman (SP) een initiatiefwet in om groepen mensen die zelf betaalbare huurwoningen willen bouwen of beheren te steunen. De wet moet speciale regelingen en subsidies mogelijk maken. „Wooncoöperaties zijn een deel van de oplossing van de wooncrisis. Daarom verdienen zij politieke steun”, zei Beckerman.
Op verschillende plekken in het land willen burgers zelf nieuwe woningen in hun dorp bouwen. In ‘t Goy, bij Utrecht, hebben bewoners zelf een nieuwe woonwijk ontworpen. In het Drentse Dwingeloo maken inwoners ook plannen voor nieuwe woningen voor jongvolwassenen. Ook daar is een tekort aan betaalbare woningen voor starters. De gemiddelde vraagprijs voor een huis in Dwingeloo is 526.000 euro. „In Dwingeloo is al jaren niet meer gebouwd en de omgeving is in trek bij mensen uit andere regio’s. Dat drijft de prijs op. De kleinere huizen, die vroeger prima te betalen waren voor starters, zijn nu te duur’” zegt Marit Gorter (30) van Dorpsbelangen Dwingeloo.
De vereniging keek naar mogelijkheden voor nieuwe woningen. Met een kaart van de omgeving ging het bestuur om tafel zitten om te zoeken naar ruimte. Een stuk grond van 9 hectare dat vroeger gebruikt werd voor landbouw, leek ze een goede plek. „Onze voorzitter is naar de eigenaar gegaan en heeft onze ideeën voor het bouwen van nieuwe woningen op deze plek uitgelegd. Hij ziet het wel zitten om daar woningen op te laten bouwen. Hij komt uit het dorp en heeft jongvolwassen kleinkinderen die ook graag een woning willen. We zijn nu bezig met uitwerken van de plannen”, vertelt Gorter.
Vissen in dezelfde vijver
Het project in Dwingeloo is nog in de beginfase. Dorpsbelangen en de eigenaar van de grond werken het plan samen met een projectontwikkelaar uit het dorp verder uit. Het bestuur van Dorpsbelangen ziet een combinatie van een collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO) voor de starterswoningen en reguliere koopwoningen als een van de mogelijkheden. „Reguliere koophuizen zijn nodig om de prijzen voor de grond van de starterswoningen zo laag mogelijk te houden”, zegt Gorter.
Een zelfgebouwd huis in een CPO-project is gemiddeld zo’n 10 tot 15 procent goedkoper, omdat er geen kosten voor een projectontwikkelaar gemaakt worden. De deelnemers zijn zelf de ontwikkelaar. In Drenthe komt deze vorm van bouwen vaker voor. De provincie heeft een adviseur die CPO-projecten van inwoners bijstaat. Dorpsbelangen Dwingeloo organiseerde in april een informatiebijeenkomst over de starterswoningen en een mogelijke CPO-constructie. „Na afloop kregen we zeventig aanmeldingen van mensen die daarin geïnteresseerd zijn. Door de grote belangstelling heeft de gemeente gezegd met voorrang bij Dwingeloo te gaan kijken waar in de toekomst plaats is voor woningbouw”, zegt Gorter.
Als het project in Dwingeloo doorgaat, moeten de toekomstige bewoners zelf verder met het realiseren van de huizen. „Na een goed bezochte tweede bijeenkomst werken we nu samen met de provincie en de procesbegeleider toe naar een formele oprichting van het CPO. Daarna doen we als Dorpsbelangen een stapje terug. Dan is het aan de deelnemers zelf’’, zegt Gorter.
Dorpsbelangen wil het liefst zo’n veertig nieuwe betaalbare woningen in het dorp. Daar is een groot tekort aan, weet Gorter. „De jeugd die actief is in het dorp en verbonden is aan verenigingen, wil hier graag blijven. Maar dat is alleen mogelijk voor tweeverdieners die allebei een goede baan hebben. Niet voor mensen die minder verdienen of voor alleenstaanden.”
Zelf weet ze er alles van. Hoewel ze graag in Dwingeloo wilde blijven, heeft ze een woning gekocht in Meppel en gaat ze binnenkort verhuizen. In Dwingeloo blijven, lukte niet. „We vissen allemaal met elkaar in dezelfde vijver. Als er dan een woning te koop staat die interessant is, dan duikt iedereen erop. Uit Dwingeloo vertrekken stond niet op de planning. Ik was het liefst gebleven, maar het is wel hoe de woningmarkt nu in elkaar zit. Maar wie weet kan ik over een paar jaar terugkomen.”
Lees ook
Bijna nergens in Nederland blijven jongeren zo lang thuis wonen als in Tubbergen
Vorig jaar won Trevor Grahl de Willem Pijperprijs voor Music for Malmö een tamelijk buitenissig experimenteel werk voor ‘hyperorgel’. Dat is een manier om allerlei orgels samen te smeden tot een soort mega-synthesizer. Voor de prijsuitreiking mocht Grahl een nieuw werk schrijven en hij besloot iets totaal anders te maken: een persoonlijk werk met een eenvoudige structuur. Voor dit werk, getiteld Spiewnik, kreeg hij vorige maand prompt wéér een prijs: de tweejaarlijkse Matthijs Vermeulenprijs voor beste compositie.
Toch twijfelt hij nog steeds, zegt de geboren Canadees Grahl (41) in perfect Nederlands. De twijfel loopt als een rode draad door het gesprek in zijn woning bij de Nieuwendijk in het centrum van Amsterdam. De sculptuur van de Matthijs Vermeulenprijs staat achter hem op een kastje, af en toe werpt hij er enigszins verbaasd een blik op. „Het vloeit nog niet soepel, er is nog een blokkade, maar ik heb het gevoel dat het begint te komen”, zegt Grahl. Dat belooft wat, als dit nog maar het begin is.
Fun fact: de biografie en de brieven van Matthijs Vermeulen, naar wie de prestigieuze prijs is vernoemd, staan bij Grahl in de boekenkast. John Snijders van het Ives Ensemble zei ooit dat Grahls muziek hem aan Vermeulen deed denken. Dat was bij een van de eerste projecten die hij in Nederland deed en het is tekenend voor Grahl dat hij zich vervolgens uitputtend in zijn overleden Nederlandse collega verdiepte: „Ik heb al zijn muziek beluisterd. Heel mooi.”
Orgel op half uur rijden
Grahl (Je spreekt het uit als in Holy Grail) groeide op in een katholiek gezin op het Canadese platteland. Zijn moeder had trompet gespeeld en zong in het kerkkoor, zijn vader speelde in de drumband, en Trevors eerste echte kennismaking met muziek vond plaats in de kerk: het orgel. „Ik wist meteen: dat wil ik! Maar de kerk was een halfuur rijden, er was verder nergens een orgel, dus het kon niet. Pas toen ik muziek studeerde aan McGill University in Montreal leerde ik orgel spelen.”
Behalve over twijfel gaat het gesprek over urgentie, een volatiel begrip in de kunsten waarover Grahl vaak spreekt met zijn studenten aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, waar hij compositie doceert. Hij had ooit een relatie met een dichter die zei dat hij ‘doodging’ als hij een dag niet dichtte. „O nee, dacht ik. Ik ga helemaal niet dood als ik niet componeer. Soms denk ik de hele dag niet aan muziek. Heb ik wel iets te zeggen? Ben ik niet gewoon een boer uit Canada?”
Toch weer die twijfel. Maar dan vertelt Grahl over het amateurorkest in Deep River, een stadje verderop, waar zijn vader in een kerncentrale werkte. „Er woonden maar vijfduizend mensen, maar vanwege die kerncentrale had 90 procent van de inwoners een PhD in wiskunde en uiteraard speelden ze allemaal viool, dus hadden ze een symfonieorkest.” Op zijn veertiende sprak Grahl de dirigent aan, hij wilde ook leren dirigeren. En een jaar later componeerde hij een heuse symfonie, die ook werd uitgevoerd. „Dat was heel leerzaam”, zegt hij droogjes.
Soms denk ik de hele dag niet aan muziek. Heb ik wel iets te zeggen? Ben ik niet gewoon een boer uit Canada?
Houden van vreemde dingen
Dit vroege, symfonische uitstapje was geen eenmalige exercitie, hoewel Grahl vooral naam heeft gemaakt als componist van bijzondere orgelmuziek: hij schrijft ook veel en graag voor orkest, zoals een tromboneconcert voor KCO-solotrombonist Jörgen van Rijen en een nieuw stuk voor dirigent Bas Wiegers en het Münchener Kammerorchester. „In Nederland word ik op een of andere manier niet opgepikt als orkestcomponist. Hopelijk brengt deze prijs daar verandering in, want ik heb allerlei rare ideeën voor grote projecten.”
Nee, Grahl kan niet ontkennen dat het er vroeg in zat. Zijn moeder noemde hem fancy, omdat hij van vreemde dingen hield, zoals kreeft en wijn, en zelf pasta maakte. En hij was homo, wat niet zonder slag of stoot geaccepteerd werd. Tegenwoordig heeft Grahl „een goede band” met zijn ouders, die hij „praktische mensen” noemt, die weinig snappen van de kunstwereld waarin hij zich beweegt. Omdat de uitreiking van zijn vorige prijs plaatsvond op hun 45ste trouwdag, 2 juni 2024, besloot hij een cadeautje voor ze te componeren, iets dat hen zou raken. Dat werd het prijswinnende Spiewnik (‘liedboek’). Zijn opzet slaagde: zijn moeder was tot tranen geroerd.
De basis voor het stuk is een opname uit de jaren 70 van het kerkkoor van de St. Hedwig Parish, de oudste Poolse gemeenschap in Canada. Vrijwel zeker zingt Grahls moeder mee op deze opname. Het gaat om een Maria-lied, dat Grahl flink vertraagde en oprekte. Vervolgens maakte hij er een atmosferische orgelomlijsting bij, gebaseerd op een spectrumanalyse van het lied. „Vroeger wilde ik orgel spelen en toen kon het niet. Ik ben als het ware terug in de tijd gereisd om het koor te begeleiden”, zegt Grahl.
De ‘blokkade’ die hij nog ervaart heeft niet alleen te maken met zijn jeugd ver weg van de kunstencentra, maar ook met de master die hij daarna deed in het Amerikaanse San Diego. Het muziekplezier werd er daar stevig uit geramd met extreem academisch onderwijs en strikte voorschriften. Grahl had les van Pierre Manoury, een Fransman uit de school van het Parijse elektronica-instituut Ircam, die zijn ideeën steevast afkraakte: „Zis is grand opéra, it is already been done before”, imiteert hij Manoury’s Franse accent.
„Toen ik in Den Haag kwam, vroeg mijn docent Richard Ayres: welke emotie heeft dit stuk? Ik wist niet wat er gebeurde. Emotie was stréng verboden, zo had ik geleerd.” Grahl lacht. „Achteraf is het absurd. Natúúrlijk gaat muziek over emotie.” Mensen gaan naar een concert om iets te ervaren, niet om doodgeknuppeld te worden met een systeem. Grahl prijst het Nederlandse muziekleven uitbundig, ook al staat het zwaar onder druk door de enorme bezuinigingen: „Nog steeds worden studenten hier uitgedaagd om hun eigen stem te vinden.”
De urgentie zit voor Grahl in de wens iets te „communiceren” met zijn muziek, „iets terug te doen”. Zo maakte hij onlangs een kinderopera voor de Griekse Nationale Opera, met een libretto van Andriana Minou, over iemand met een afwijkende vorm die moeite heeft zijn plek te vinden in ‘Vierkantland’ – een allegorie voor de positie van non-binaire personen die onder druk staat in Griekenland, waar extreemrechts aan invloed wint: „Tweehonderdvijftig kinderen deden mee, de zaal zat vol. Muzikaal was het natuurlijk basaal, maar het effect was enorm. Misschien is het wel het beste dat ik ooit gemaakt heb.”