In november had Omar Assaf (74) nog kort grijs haar en woog hij ruim honderd kilo. Toen hij zes maanden later uit de Ofer-gevangenis liep, op de bezette Westelijke Jordaanoever, werd hij amper door zijn familie herkend. Naar buiten kwam een vermoeide man met een lange grijze baard, 29 kilo lichter.
Enkele weken later zit hij op een kantoor in Ramallah. Op zijn telefoon laat hij foto’s zien van zichzelf voor en na detentie. „Ik schrok toen ik voor het eerst in de spiegel keek.” Assaf is een voormalige docent Arabisch en activist. Op 24 oktober werd hij gearresteerd, ’s nachts in zijn huis in Ramallah.
Sinds de aanval van Hamas op 7 oktober in het zuiden van Israël zijn er duizenden Palestijnen gearresteerd in Gaza, Israël en op de Westelijke Jordaanoever. Volgens Israël vormen zij mogelijk een gevaar voor de nationale veiligheid. Mensenrechtenorganisaties spraken al snel van een vorm van ‘collectieve bestraffing’.
Volgens de Israëlische mensenrechtenorganisatie Ha-Moked, die juridische bijstand verleent aan Palestijnen onder de bezetting, worden er momenteel ruim 9.600 Palestijnen vastgehouden – vergeleken met ruim vijfduizend vóór 7 oktober – van wie er meer dan 3.300 in administratieve detentie zitten.
Deze laatste groep gevangenen, waar ook Assaf toe behoorde, weet niet op welke basis zij precies worden vastgehouden en er is geen sprake van een proces. Assaf vertelt wel dat hij werd verdacht van banden met Hamas.
Ook 35 jaar geleden zat hij in de Ofer-gevangenis. Tussen 1978 en 1994 zat Assaf in totaal negen jaar gevangen voor zijn betrokkenheid bij het Democratisch Front voor de Bevrijding van Palestina. „Toen mocht ik nog bezoek ontvangen van familie, deze keer niet.” Bovendien werden nu spullen in de cel afgepakt; de gevangenen hadden niets te doen. Ze sliepen dicht naast elkaar op matrassen op de grond, en droegen soms zes weken achter elkaar dezelfde kleren.
‘Onwettige strijders’
Voor Palestijnse gevangenen uit de bezette Westelijke Jordaanoever, die onder militaire wetgeving vallen, geldt dat het leger verplicht is om te vermelden waar gevangenen worden vastgehouden. De organisatie Ha-Moked fungeert als ‘tussenpersoon’ tussen de families en het leger, en zet verzoeken uit om de plaats van detentie openbaar te maken.
Voor gevangenen uit Gaza gebeurt dat niet, terwijl het leger daar volgens de organisatie wel toe verplicht is. „We ontvangen nog altijd telefoontjes van Palestijnen uit Gaza die op zoek zijn naar hun verdwenen familieleden”, vertelt Ha-Moked-directrice Jessica Montell telefonisch. Dat geldt ook voor de Palestijnse mensenrechtenorganisatie in Gaza Al Mezan, die diverse gevangenen uit Gaza vertegenwoordigt.
„Het is erg lastig om het traject van gedetineerden te volgen, omdat zij constant geblinddoekt zijn en daarom zelf niet weten waar zij zijn”, zegt een woordvoerder van Al Mezan, die uit veiligheidsoverwegingen anoniem wil blijven.
In Israëlische detentiecentra bevinden zich in ieder geval 1.400 Palestijnen uit Gaza die zijn geclassificeerd als een ‘onwettige strijder’: iemand die wordt verdacht van „vijandige activiteiten” jegens Israël en niet de bescherming van een krijgsgevangene heeft.
Zulke gevangenen kunnen 75 dagen worden vastgehouden zonder voor de rechter te verschijnen, en negentig dagen zonder bezoek van hun advocaat. Naast deze categorie zijn er vermoedelijk nog honderden andere gevangen uit Gaza, waarvan vaak niemand weet waar zij verblijven.
Basis Sde Teiman
Al kort na het begin van de Gaza-oorlog veranderde de militaire basis Sde Teiman in de Negev-woestijn, op ongeveer dertig kilometer van Gaza, in een beruchte gevangenis waar sindsdien duizenden Palestijnen uit Gaza zijn vastgehouden.
Samen met de militaire bases Anatot en Ofer op de bezette Westelijke Jordaanoever, dient Sde Teiman als een soort voorportaal. Gevangenen worden verhoord en op basis daarvan al dan niet overgedragen aan de Israëlische gevangenisautoriteiten.
Uit de getuigenissen van voormalige gevangenen en Israëlische medewerkers die in mei uit de school klapten tegen CNN, blijkt dat gevangenen worden gemarteld, vernederd, en onderworpen aan seksueel geweld. De behandeling van wonden wordt uitgevoerd door ondergekwalificeerde artsen.
Zowel The New York Times als UNRWA, de VN-organisatie voor Palestijnse vluchtelingen, sprak met gevangenen die zeggen gedwongen te zijn op een metalen stok te gaan zitten die hun anus penetreerde. „Het voelde als vuur”, zei een van hen tegen UNRWA.
Uit de getuigenissen van voormalige gevangenen en Israëlische medewerkers, blijkt dat gevangenen worden gemarteld, vernederd, en onderworpen aan seksueel geweld
Al eerder berichtte de Israëlische krant Haaretz over noodgedwongen amputaties in Sde Teiman bij gevangenen die langdurig geboeid waren. Zeker 48 Palestijnen uit Gaza zijn volgens de krant in gevangenschap overleden, waarvan het merendeel in Sde Teiman. Het Israëlische leger ontkent dat er mishandeling plaatsvindt. Het zegt wel een onderzoek te starten naar het overlijden van gevangenen.
Noch Ha-Moked noch het Rode Kruis krijgt toegang tot de militaire detentiecentra. Montell zegt dat het haar niet verbaast dat de omstandigheden in Sde Teiman nog veel slechter zijn dan elders. „We hebben het over gevangenen uit Gaza, en in de ogen van veel Israëliërs en soldaten zijn alle Gazanen verdacht van steun voor de aanval van Hamas.”
In reactie op een petitie van vier Israëlische mensenrechtenorganisaties, waaronder Ha-Moked, om Sde Teiman te sluiten, droeg het Israëlische hooggerechtshof de regering begin juni op om opheldering te geven over de omstandigheden daar.
Lees ook
Meer dan ooit zet Israël Palestijnen vast – meestal zonder aanklacht of proces
Zevenhonderd gevangenen zouden inmiddels al naar de militaire basis Ofer op de Westelijke Jordaanoever zijn verplaatst.
Volgens de Al Mezan-woordvoerder betekent deze overplaatsing echter niet dat de toestand daar veel beter is. „Uit getuigenissen blijkt dat de methodologie hetzelfde is. Gevangenen worden fysiek en mentaal gemarteld: ze verblijven in kooien, zijn constant geboeid, krijgen veel te weinig eten, en worden gewelddadig behandeld.”
Overvolle cellen
Medewerkers van Ha-Moked konden de afgelopen maanden wel diverse gevangenissen bezoeken die onder de Israëlische gevangenisautoriteiten vallen. „De situatie is overal hetzelfde”, zegt Montell. „Overbevolking, dunne matrassen, en een sterke inperking van de hoeveelheid eten. Ook zijn er veel meldingen van geweld. Bovendien worden vrijwel alle persoonlijke bezittingen afgenomen.”
Al lang voor 7 oktober rapporteerden mensenrechtenorganisaties herhaaldelijk over mishandeling van Palestijnse gevangenen, onder wie veel minderjarigen. Maar gevangenen in ‘reguliere’ gevangenissen merkten na 7 oktober een duidelijke omslag.
In de winkel van zijn familie in Ramallah vertelt een jonge man (19) uit het vluchtelingenkamp Jalazone, ten noorden van Ramallah, over zijn verblijf van 23 maanden in de Ketziot gevangenis in de Negevwoestijn, in het zuiden van Israël. Hij is recent vrijgelaten en wil niet met zijn naam in de krant, uit angst voor repercussies.
Op zijn vijftiende werd hij voor het eerst gearresteerd, nadat hij een molotovcocktail had gegooid naar de illegale nederzetting Beit El, pal naast Jalazone. Tien maanden zat hij in de Ofer-gevangenis. In april 2022 werd hij opnieuw gearresteerd. Nu werd administratieve detentie opgelegd, die steeds werd verlengd tot in totaal 23 maanden.
De gevangenen, vertelt hij, deelden met z’n dertienen een kleine cel, werden uitgescholden en geslagen, en er was te weinig eten. „Ik voelde me vaak duizelig. Tijdens de oorlog werd het leven in de gevangenis miserabel.”
De beperking van het eten noemt Montell „expliciet beleid”. De Israëlische minister Itamar Ben-Gvir van Nationale Veiligheid drukte de gevangenisautoriteiten begin januari op het hart om de rantsoenen voor „veiligheidsgevangenen” te beperken zolang de Israëlische gijzelaars in Gaza „een halve pita per dag eten”.
Bovendien heeft de Israëlische regering de mogelijkheden voor detentie verder opgerekt. Zo werd in oktober een wetswijziging doorgevoerd die het mogelijk maakt om meer gevangenen in een kleine ruimte op te sluiten. Deze maand riep Ben-Gvir op tot het executeren van „terroristen” om de overbevolking in de gevangenissen tegen te gaan.
„Daarnaast spelen er woede en wraakgevoelens voor de wreedheden begaan door Hamas op 7 oktober”, zegt Montell. „Soldaten en gevangenisbewakers uiten dat in willekeurig geweld.”
In een reactie op schriftelijke vragen van NRC schrijft een woordvoerder van de Israëlische gevangenisautoriteiten dat zij zich niet bewust zijn van de beschreven misstanden. „Alle gevangenen worden vastgehouden volgens de wet. Alle vereiste basisrechten worden volledig toegepast door professioneel opgeleide gevangenisbewakers.” Desalniettemin kunnen gevangenen een klacht indienen, „die volledig zal worden onderzocht en behandeld door de officiële autoriteiten”
Onthouding medische hulp
Gevangenen van de Israëlische gevangenisautoriteiten melden ook onthouding van medische hulp. In een hoekje van een café in Ramallah zit Abed al-Rifai (52). Hij is de vader van Assef al-Rifai, een 22-jarige man die afgelopen 29 februari in detentie overleed aan darmkanker.
Volgens Abed kreeg zijn zoon toen hij in de Ofer-gevangenis zat pas na maanden toestemming om naar een ziekenhuis in Jeruzalem te gaan. „De eerste zes maanden werd door het bestuur van de gevangenis ontkend dat hij kanker had, terwijl het over alle medische dossiers uit het ziekenhuis beschikte.”
Later werd hij overgebracht naar de Ramla-gevangenis in Israël, en stierf hij in een nabijgelegen medisch centrum. Het lichaam van Assef wordt nog altijd vastgehouden door de Israëlische autoriteiten. Dit is een al decennia bestaande praktijk, zeggen zowel een medewerker van de Palestijnse NGO Addameer, die opkomt voor de rechten van gevangenen, als Montell van Ha-Moked.
Volgens hen gaat het hier om een vorm van collectieve bestraffing van families, maar ook om een troef in onderhandelingen, bijvoorbeeld over een gevangenenruil met Hamas. „We hebben deze praktijk aangevochten in het Israëlische Hooggerechtshof, maar zij keurden het goed”, zegt Montell.
De familie Al-Rifai woont in Kufr Ein, een dorpje in de buurt van Ramallah. „Assef is daar opgegroeid”, zegt zijn vader. „Hopelijk wordt hij daar ooit begraven.”