De zon lijkt vaak zoek deze zomer. En wanneer de zon zoek is, kun je grofweg twee dingen doen: lijdzaam wachten tot dat ding weer opduikt, of hem dan maar zelf opzoeken. Als het op die laatste optie aankomt vindt de één heil in Spanje en de ander bij de drogist, waar de vitamine D-supplementen vooral in de wintermaanden in trek zijn. Maar hoe krijg je de zon eigenlijk in zo’n pilletje?
Die vraag beantwoordde KvWeetjes (KRO-NCRV) al eens in februari 2021: toen verschenen de minder dan tien minuten durende afleveringen van het programma (een soort Keuringsdienst van waarde voor mensen met haast) op YouTube, waar het met name gericht was op een jong publiek. Nu worden die afleveringen ook op tv uitgezonden. Maandagavond was het de beurt aan de vitamine D-kwestie. En zoals vaker wanneer het gaat over de herkomst van producten die we zonder er al te veel over na te denken consumeren, voerde het antwoord terug naar een opmerkelijke bron. In dit geval: schapenwol.
Een behulpzame man die slechts werd aangeduid als ‘Michiel’ en ‘onderzoeker’ mocht uitleggen hoe dat precies zat. In het water waarmee een schapenvacht gewassen wordt, zit wolvet, legde hij uit. Die wolvet dient als grondstof voor cholesterol en cholesterol dient dan weer als grondstof voor vitamine D, dat volgens Michiel kon bijdragen aan een prettig gevoel. „Ik houd wel van pilletjes waar je je beter door gaat voelen”, zei presentator Rens tevreden. Wie niet? Bedankt, schaap!
Jammer is wel dat intussen maar weinig mensen aan dat schaap vragen hoe het nou eigenlijk met hém gaat. Of aan al die andere boerderijdieren die de mens zo goed weet te benutten om zichzelf beter te voelen. In de Focus-special ‘Animal farm’ (NTR) kwamen wetenschappers en dierenverzorgers aan het woord die zich juist volop inzetten om inzicht te krijgen in het innerlijk leven van deze dieren, in de hoop hun welzijn daarmee te kunnen verbeteren.
Bondgenoten
De wetenschappers moesten moeite doen om met alle tijd die ze met de dieren doorbrachten nog enige emotionele afstand te bewaren. Ze zagen hoe biggetjes elkaar uit benarde situaties bevrijdden, verschillende diersoorten naar elkaar omkeken als bondgenoten en koeien extra veel tijd doorbrachten met hun beste vriendin. „We proberen ze geen namen te geven, want zoals je ziet raken we al close genoeg”, zei onderzoeker Sandra Düpjan terwijl ze een koe aaide. Raak je als onderzoeker te gehecht, zei Düpjan, dan wordt het wel erg moeilijk „om te beseffen dat ze uiteindelijk naar het slachthuis gaan en eindigen als wienerschnitzel – of iets in die hoek.”
Die gedachte wilde die je als kijker ook afhouden bij de beelden van zachtaardige koeien en zorgzame varkens. Daar schuilt zowel de pijn als het belang van dit soort onderzoek: hoe meer we weten over het innerlijk leven en de sociale intelligentie van deze dieren, hoe minder goed te verantwoorden valt dat ze gezien én behandeld worden als ‘product’.
Zoals het (inmiddels overleden) vleesvarken dat door dierenopvang Melief werd gered uit de bio-industrie. Zij kreeg wel een naam: Sam. Negen jaar was ze, en ze had 254 biggen gehad, waarvan de laatste werden geboren in de opvang. „Ze kon niks”, vertelde medeoprichter Lothar: „Ze kon geen nest maken, niet in de modder, niet wroeten in de aarde. En haar biggen hebben haar dat geleerd.” Op oude beelden was te zien hoe Sam, voorzichtig maar tevreden,– tussen haar kinderen kwam staan in een modderpoel. Dat had je haar een leven lang gegund. Noem het beestje maar bij de naam: ook Sam verdiende zonlicht.