Biniam Girmay laat in zijn groene trui Afrika juichen. ‘Ze dachten altijd: de Tour de France is voor witte renners’

Hij heeft er voor de zekerheid maar een tweede telefoon bij genomen, zegt Biniam Girmay – zó veel appjes en e-mails en posts op sociale media heeft hij de afgelopen week ontvangen. „Anders kan ik de berichten van mijn ploeg niet meer terugvinden.”

Vorige week maandag slechtte Girmay (24) uit Asmara, Eritrea, een historische barrière in het wielrennen: als eerste zwarte Afrikaanse coureur won hij een etappe in de Tour de France. In een massasprint in Turijn versloeg hij, tot ieders verrassing, alle grote mannen uit het peloton. En het werd nog mooier: op zaterdag, in Colembey-les-Églises, won Girmay opnieuw. Hij rijdt al een week in de groene trui, het tricot voor de beste sprinter.

Girmays zeges leidden tot een reusachtige uitbarsting van vreugde in zijn geboorteland: op sociale media was te zien hoe duizenden mensen in Asmara juichend de straat op gingen. Zelf was hij ook emotioneel: zijn eerste ritzege in de Tour was voor „Eritrea en heel Afrika”, zo zei hij meteen na de finish. „Onze tijd is nu aangebroken.”

Nu is het maandag, rustdag in Orléans, en zit Girmay aan een tafel voor de teambus, zonnebril op zijn voorhoofd. Hij is ontspannen en lacht veel. Zijn zeges en groene trui zijn een triomf voor Intermarché-Wanty, de kleine Belgische ploeg die vier jaar geleden in hem geloofde. Bij de persconferentie van Intermarché voorafgaand aan de Tourstart waren welgeteld vier journalisten aanwezig – nu zijn alle stoeltjes gevuld.

Girmay vertelt dat de beelden van feestende landgenoten hem „ontzettend trots” maken. „Als je een Belg bent en je wint een etappe: prima. Die hebben Eddy Merckx al gehad. Maar als een van ons wint, wordt iedereen helemaal gek. Soms zijn ze nog blijer dan ik.”

Tour op televisie

De weg naar succes was voor Girmay lang en ingewikkeld. Hij ging fietsen door zijn vader, vertelt hij, een timmerman die het wielrennen als een bezetene volgt. „Toen ik acht was, wilde ik ’s middags na school gewoon spelen. Maar mijn vader zei: nee, er is nu Tour de France, dat is prachtig. Hup, televisie kijken.” Later kocht zijn vader een eerste racefiets voor hem. „Hij ging altijd mee als ik ging trainen.”

Als Girmay in 2019 een etappe in de Ronde van Rwanda wint, krijgt hij de kans om naar Europa te gaan. Hij stopt met school en krijgt een contract bij een kleine Franse ploeg, terwijl zijn familie en verloofde achterblijven in Eritrea. Het is het begin van een ontzettend moeilijke periode. Hij valt, vaak en hard, niet gewend als hij is aan koersen in een Europees peloton. Door de coronapandemie gaan ook nog eens de grenzen dicht, waardoor hij niet naar huis kan. In de onlangs verschenen documentaire This Is My Moment zie je Girmay maandenlang eenzaam en ongelukkig zijn in een winters Frankrijk. Hij heeft weinig te doen behalve trainen: alle wedstrijden zijn van de wielerkalender geschrapt.

Als zijn Franse ploeg failliet gaat, biedt Intermarché hem een contract aan. Ploegleider Aike Visbeek heeft hem „in de database” staan en wil hem graag hebben, vertelt de Nederlander op de rustdag. „Ik moest de directie wel echt overtuigen. Bini was toen al 21 jaar, best een dure renner voor een kleine ploeg als de onze.” Bij het kleine Intermarché vindt Girmay de familiaire sfeer waar hij, ver van huis en familie, naar op zoek is. Documentairemaker Lieven Corthouts, die Girmay sinds zijn zeventiende kent, geldt al jaren als zijn ‘Belgische vader’: hij helpt met visa en andere administratieve rompslomp, en als Girmay in België is, woont hij bij hem in Leuven.

Champagnekurk

Het geduld en het vertrouwen van Intermarché betalen zich uit. In 2022 wint Girmay als eerste Afrikaan een voorjaarsklassieker (Gent-Wevelgem) en een etappe in de Giro d’Italia – die hij de volgende dag meteen moet verlaten omdat hij bij de huldiging de kurk van een champagnefles in zijn oog heeft gekregen. Het seizoen erop verloopt moeizaam, met veel valpartijen en opgaves, maar dit jaar gaat Girmay als vijfde zwarte renner ooit van start in de Tour – en het resultaat is bekend.

De betekenis van Girmays successen voor het Afrikaanse wielrennen kan nauwelijks onderschat worden, zegt Lieven Corthouts, die in Ethiopië en Rwanda woonde. „Afrikaanse talenten zien nu dat het mogelijk is om profrenner te worden. Ze dachten altijd: de Tour de France is voor witte renners, maar nu zien ze een Afrikaan meedoen én winnen. De hoop die dat geeft, is het allerbelangrijkste.” Corthouts denkt dat het „niet anders kan dan dat er de komende jaren nieuwe Afrikaanse jongens en meisjes gaan doorbreken.”

In Eritrea is wielrennen al bijna honderd jaar een buitengewoon populaire sport: de Italiaanse fascistische bezetting in de jaren dertig bracht het land behalve onderdrukking ook een liefde voor wielrennen (en voor koffie). De wielercultuur is er diepgeworteld, in Asmara wordt vrijwel iedere zondag een koers verreden, die vaak door honderdduizenden mensen wordt bezocht. „Mark Cavendish spreekt in Eritrea misschien wel meer tot de verbeelding dan Messi of Ronaldo”, zegt Aike Visbeek.

De successen van Girmay hebben die gekte de afgelopen jaren naar nóg grotere hoogten gestuwd. „Bij het nationaal kampioenschap dit jaar hebben ze één miljoen kaartjes verkocht”, vertelt Girmay in Orléans. „En zelfs daarna bleven ze nog mensen toelaten. Het is ongelooflijk, net de Ronde van Vlaanderen.”

Ook in andere Oost-Afrikaanse landen zoals Rwanda, Kenia enEthiopië rijdt veel wielertalent rond. „De nieuwe Bini komt waarschijnlijk uit Ethiopië”, zegt Visbeek. Toch zullen er behoorlijk wat hobbels overwonnen moeten worden voordat die jonge talenten in Europa tot bloei kunnen komen. Het grootste probleem, zegt Visbeek, is dat weinig andere wielerploegen het aandurven om jonge Afrikaanse renners te leren rijden in Europese koersen. „Talent hebben ze, maar ze weten niet hoe ze in een peloton moeten rijden. Daarvoor moeten ze naar Europa.”

Wielrennen is in Afrika inderdaad „een compleet andere sport” dan in Europa, zegt Louis Meintjes, een – witte – Zuid-Afrikaanse ploeggenoot van Girmay die al tien jaar in Europa koerst. „Er is daar veel meer ruimte in het peloton, de parcoursen nopen veel minder tot positioneren.” Wat vooral belangrijk is voor de ontwikkeling van het Afrikaanse wielrennen, zegt Meintjes, is dat talenten op jongere leeftijd naar Europa komen. „We hebben echt jongere gasten nodig. Renners worden tegenwoordig steeds jonger competitief. Als die Afrikaanse renners pas beginnen als ze klaar zijn met school, is het te laat.”

Biniam Girmay sprintte zaterdag in de groene trui naar zijn tweede etappezege in deze Tour.
Foto Marco Bertorello / AFP

In 2025 zijn de WK wielrennen voor het eerst in Afrika, in Rwanda. De internationale wielerunie UCI hoopt daarmee het Afrikaanse wielrennen een impuls te geven. Maar Visbeek is kritisch: „Als je Afrika wilt inspireren, wil je Afrikaanse renners zien in de wedstrijd – die hem ook kunnen uitrijden. Maar in het parcours zitten 5.000 hoogtemeters, dan heb je na 150 kilometer nog vijftien man in koers. Je kunt het eerste Afrikaanse WK niet misbruiken om een Tour-winnaar tot winnaar te kronen.”

En dan is er nog het gedoe met Europese visa. Die zijn voor Afrikaanse renners vaak niet langer dan drie maanden geldig– en vereisen ook nog eens krankzinnig veel reis- en papierwerk. „Vorig jaar werd Biniam door een Afrikaans magazine uitgeroepen tot een van honderd meest invloedrijke Afrikanen”, zegt Lieven Corthouts. „Maar om aan een visum te komen voor het WK in Glasgow was echt ontzettend moeilijk. Vingerafdrukken, oogscans, op gesprek komen. Als het voor Bini al zo moeilijk is, hoe zal het dan voor andere Afrikaanse renners zijn?”

Bioscoop

Corthouts hoopt dat Girmay erin slaagt de groene trui te behouden tot aan de laatste Touretappe in Nice. „Het gaat lastig worden, maar het zou moeten kunnen.” Op termijn ziet hij zijn vriend nog véél meer zeges behalen – met name in de voorjaarsklassiekers. „Als hij gespeend blijft van pech, zou hij Milaan-Sanremo kunnen winnen, of de Ronde van Vlaanderen.”

Op de rustdag in Orléans krijgt Girmay de vraag of zijn familie eigenlijk nog naar de Tour de France komt. Dat was wel het plan, antwoordt hij, maar op dit moment vinden ze het nog veel te leuk om in Eritrea te blijven. „Normaal kijken mijn ouders en vrouw iedere dag de etappe thuis, maar nu gaan ze naar een bioscoop, waar ze samen kijken met alle fans.”