Je hebt standpunten en je hebt stondpunten. Stondpunten bekennen voorkomt zwelgen in het eigen gelijk. Voortschrijdend inzicht is bovendien een essentieel onderdeel van waarheidsvinding: je kan niet alles weten, omstandigheden veranderen, je stelt je mening bij.
Toch is het niet altijd makkelijk. Soms weet ik mijn stondpunten precies. Dan heb ik gedurende het jaar iets ontdekt waarvan ik denk: dát verandert mijn blik. Andere jaren is het moeilijker, dat geldt ook voor dit jaar. Ik heb knagende twijfels die nog niet een volledig stondpunt zijn.
Wellicht was ik wat al te blijmoedig over goedkope Chinese elektrische auto’s en zonnepanelen. Fijn toch, schreef ik, die Chinese producten maken vergroenen voor Europese burgers goedkoper. De rekening gaat naar de Chinese overheid die zijn bedrijven subsidieert. Bedankt, China! Maar sindsdien is mij duidelijker geworden dat China in de hele keten van nieuwe groene technologie en producten dominant wil worden. Europa moet alert zijn. Want hoe meer van de keten China domineert hoe kwetsbaarder we worden.
Ook schreef ik relativerend over het vestigingsklimaat. Ik denk nog steeds dat grote bedrijven weinig te klagen hebben. Toch is er meer reden om ons zorgen te maken dan ik concludeerde. Politieke grilligheid maakt het lastig voor bedrijven om te ondernemen, vooral voor kleinere bedrijven die weinig politieke lobbykracht hebben. Om de haverklap verandert het beleid. Bovendien blijven kabinetten meer uitgeven en beloven dan ze kunnen waarmaken. Dat ondermijnt het vertrouwen in de politiek. Het zorgt ook voor een verdringingseconomie waar grote bedrijven in het voordeel zijn: ze hebben meer geld om zich uit de beperkingen te kopen.
Pas toen de energieprijzen fors stegen, gingen ondernemers op zoek naar manieren om op energie te besparen
Geen stondpunt, maar wel een gigantische omslag in denken die ik om me heen zie, vloeit voort uit de economische noodsteun tijdens de coronacrisis. Allereerst in Den Haag. Ik zag het besef in de zomer van 2021 bij politici indalen: de overheid kan de economie redden door de portemonnee royaal te trekken (met 80 miljard euro) zónder dat er uiteindelijk een rekening komt in de vorm van een veel hogere staatsschuld. De economie groeide hard, de rente was laag en de staatsschuld bleef klein ten opzichte van de economie. Het leidde ertoe dat het kabinet Rutte IV eind 2021 de truc van tientallen miljarden aan extra uitgaven herhaalde: dit keer om het klimaat- en stikstofprobleem aan te pakken. En in 2022 met grote uitgaven de gevolgen van de energiecrisis voor burgers dempte.
Die royale coronasteun was in het begin goed, is de conclusie van evaluaties door economen. Het stutte het vertrouwen in de economie. De gevreesde kettingreactie van faillissementen, kredietverliezen, ontslagen en krimpende bedrijvigheid bleef uit. Maar de steun ging veel te lang door, vinden economen. Dat hield laagproductieve bedrijven overeind en smoorde de dynamiek in de economie.
Een stondpunt dat ik nu vaak van economen hoor: de economie bleek tijdens de corona- en energiecrisis veel veerkrachtiger dan ze dachten. „Met schaamrood op de kaken denk ik terug aan een tv-optreden in het begin van de coronacrisis, waar ik hoge werkloosheid voorspelde. Die kwam niet,” zegt Sandra Phlippen, hoofdeconoom van ABN Amro. „De economie blijkt veel weerbaarder. Er zijn gedragsreacties die als buffer werken en de klap verzachten. Die hebben we onderschat.” Zo verschoven tijdens corona mensen hun consumptie: van bier in het café naar spullen die ze online kochten. De horeca zelf schakelde snel over op het bezorgen van eten en borrelpakketten. „Zo zakte de consumptie en productie minder in dan we verwachtten.”
Tijdens de energiecrisis was er ook iets onverwachts dat de klap dempte. Bedrijven bleken nog veel te kunnen besparen op hun energieverbruik. Phlippen: „Voor een econoom is dat niet logisch. Rationele ondernemers hadden die besparing al doorgevoerd, veronderstellen economen. Er valt immers geld mee te verdienen.”
Phlippen sprak in die tijd veel ondernemers. „Die waren tot dan toe helemaal niet bezig geweest met hun energiekosten. De energieprijs was stabiel en laag, een gegeven. Ze richtten hun aandacht op het vergroten van hun omzet. Pas toen de energieprijzen fors stegen, zochten ze naar manieren om op energie te besparen. En zo kwam het dat het gasverbruik met 30 procent daalde terwijl de productie in de industrie op peil bleef, met uitzondering van de energie-intensieve industrie. Ik dacht echt: de kosten stijgen zó sterk, er gaan veel bedrijven failliet.”
Daarin zit een les, zegt Phlippen: regeringen bieden vaak te veel hulp. „Het probleem is niet de klap zelf, maar de overheid die het moeilijk vindt om hulp af te bouwen. Dan jaagt de overheid de economie zo sterk aan dat er inflatie ontstaat. En bedrijven raken gewend te leunen op de overheid, dat smoort de inventiviteit.”
Welke les trek ik uit de coronasteun? Een dubbelzinnige. Inderdaad, politici moeten zich veel meer inhouden. Tijdens de coronacrisis bufferde de overheid de veerkracht, maar ondermijnde hem ook door een deken over vernieuwing in de economie te leggen. Tegelijk mogen politici meer zelfvertrouwen hebben. De overheid blijkt keihard in de economie te kunnen ingrijpen – het kabinet sloot hele sectoren tijdens de lockdowns – zonder dat die economie meteen instort. Dat zou vertrouwen kunnen geven de klimaatcrisis ook voortvarend aan te pakken met strenge normen én goede financiële steun.
Ik blijf zoeken naar stondpunten. U ook?