Archeologen vinden een Romeins kanaal (of twee) bij de Utrechtse wijk Leidsche Rijn

„Hier loopt het Romeinse kanaal dat we hebben ontdekt.” Erik Graafstal, gemeentelijk archeoloog van Utrecht, wijst op de fysisch-geografische kaart uit de Romeinse tijd die hij op een groot scherm heeft geprojecteerd. Ten zuiden van de wijk Leidsche Rijn en autosnelweg A12, die op de achtergrond doorschemeren, loopt een kaarsrechte stroom.

„Dit pakweg 900 meter lange en vijftien meter brede kanaal verbond de Rijn en de Hollandse IJssel.” Even aarzelt hij: „Je zou kunnen zeggen dat we twee kanalen hebben ontdekt. Pal ernaast, onder de uit de Middeleeuwen stammende Meerndijk, hebben de Romeinen, toen het ene kanaal was dichtgeslibd, een nieuw kanaal gegraven.”

Graafstal toont een foto van de kleine opgraving die ze eerder dit jaar hebben gedaan. „Het grondwater was extreem hoog, waardoor een open dag organiseren geen zin had. We hebben alles dichtgegooid, dus ter plekke is nu niets meer te zien.” Op het bodemprofiel op de foto tekenen onder het maaiveld de historische sporen zich duidelijk af. In een zwarte veenlaag is een scherpe schuine insteek te zien. „Zoiets doet de natuur niet, dit is door mensenhand gegraven.”

Het kanaal moet „door de Romeinen zijn gegraven”, zegt Graafstal, „aangezien al het materiaal dat we in het vroegere kanaal hebben gevonden uit de eerste of tweede eeuw stamt. Het was bedoeld voor de logistiek, voor watertransport. Zo was er een snelle verbinding tussen de Rijn, waar aan de Limes, de grens van het Romeinse Rijk, wachtposten en legerkampen waren, en het achterland, waar graan werd verbouwd.”

Voor de zekerheid hebben ze een expert gevraagd om ook naar het profiel te kijken, vertelt Graafstal verder. Dat was fysisch geograaf Thijs Nales van archeologisch adviesbureau Transect, die betrokken was bij onderzoek van het Kanaal van Corbulo. Dit veel westelijker gelegen kanaal hebben de Romeinen in het jaar 50 na Christus gegraven om in de Zuid-Hollandse delta de Maas en de Rijn met elkaar te verbinden. „Nales kwam aanlopen en zei op vijftien meter afstand al: o, maar dat is een kanaal.”

Kanaal verbond rijksgrens (Limes) met achterland

Geen houten palen

Nales bevestigt Graafstals verhaal over de telefoon. „Het gaat niet alleen om de onnatuurlijke scherpe insteek. Het hele profiel is hetzelfde als bij het Kanaal van Corbulo, behalve dan dat ze hier nog geen houten palen van de beschoeiing hebben gevonden. Maar er is wel nog een andere aanwijzing: langs de dichtgeslibde geul ontbreken oever- en overstromingsafzettingen die je bij een natuurlijke geul wel zou vinden.”

De waterverbinding tussen de loop van de Rijn in de Romeinse tijd en de Hollandse IJssel was op zich al lang bekend, vertelt Graafstal. Henk Berendsen, fysisch geograaf van de Universiteit Utrecht en specialist van de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse rivierengebied, had de stroom al in 1990 onderzocht. „Ik was er zelfs zelf bij”, zegt Graafstal. Berendsen vond de rechte loop wel opvallend, suggereerde zelfs de mogelijkheid van een Romeins kanaal, maar concludeerde uiteindelijk dat twee crevasses, uitbraken van respectievelijk de Rijn en de Hollandse IJssel, met elkaar verbonden waren geraakt.

Aanleg van een veetunnel

Later, in 1994, 2005 en 2017, is de vroegere stroom ook nog elders opgegraven en onderzocht. „Op die plekken waren de oevers echter teveel verstoord om met zekerheid te zeggen dat de stroom niet natuurlijk was. Maar met terugwerkende kracht valt wel op dat alle plekken die zijn onderzocht, inclusief de locatie waar wij hebben gegraven, op één rechte lijn liggen.”

En door nog eens goed te kijken naar het profiel van een doorsnede van de Meerndijk, die in 1994 voor de aanleg van een veetunnel is gemaakt, zag Graafstal dat onder de dijk de sporen liggen van een tweede kanaal. „Dat is later ook dichtgeslibd, zodat er in de 11de eeuw, toen het gebied voor veenwinning is verkaveld, niets meer van te zien was. Door inklinking kwamen de resten van de twee kanalen wel weer omhoog en daarop is in de 13de eeuw de Meerndijk gebouwd.”

Het ontdekte kanaal is volgens Graafstal een extra voorbeeld van hoe de Romeinen in de eerste eeuw met allerlei waterwerken de Rijndelta naar hun hand zetten. Verder maakt het kanaal deel uit van een groter militair geheel aan de toenmalige noordgrens van het Romeinse Rijk.

Romeinse dakpan met stempel van het 22ste legioen, gevonden aan het noordelijk eind van het kanaal.
Foto afdeling Erfgoed gemeente Utrecht

Snelle troepenbewegingen

In Leidsche Rijn waren al volop resten gevonden van forten en wachttorens en een Romeinse weg voor snelle troepenbewegingen. „Vorig jaar hebben we in De Meern de restanten gevonden van een kleine legerpost. Die blijkt nu aan het begin van het kanaal te liggen. En bij het andere uiteinde, in het zuiden, hebben we dit jaar allerlei vondsten gedaan, zoals een stuk pantser en beslag van een schild, die ook op militaire activiteit wijzen.”

Het archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden vanwege de toekomstige ontwikkeling van het gebied. Graafstal: „Utrecht onderzoekt de mogelijkheid van 22.000 tot 25.000 woningen in Rijnenburg”, een polder aan de oostkant van de Meerndijk, richting Nieuwegein. „Normaal gesproken komt er pas archeologisch onderzoek als de ruimtelijke-ordeningsplannen al klaar zijn. In Rijnenburg doen we het anders en zit het archeologisch onderzoek helemaal vooraan in de ontwikkelingscyclus. Op basis van eerder onderzoek was al bekend dat in het gebied ongeveer 45 vindplaatsen zijn. Wij zijn die nader aan het onderzoeken, zodat daarmee bij de inrichting van het gebied al rekening kan worden gehouden. Ook als inspiratie.”