De nieuwe baas van Rijkswaterstaat: ‘We zijn er niet om de automobilist te pesten’

Ze hoeven voor de deur van het hoofdkantoor ’s ochtends niet op appèl, de ambtenaren van Rijkswaterstaat. Maar dat sinds januari voormalig luitenant-generaal Martin Wijnen er de dienst uitmaakt, moet wel overal voelbaar worden. Een overzichtelijke organisatie waar iedereen „in rij en gelid moet staan om productie te halen”, was in de eerste drie maanden zijn credo. Waar „rust, reinheid en regelmaat regeert. Om tot resultaat te komen”.

En dat resultaat is hard nodig. Want Rijkswaterstaat moet de komende jaren meer opdrachten aan marktpartijen gaan uitgeven. Ter waarde van jaarlijks twee naar minstens drie miljard euro tot 2030 – en dat is alleen nog maar om de bestaande infrastructuur in stand te houden. Ondanks personeelstekorten bij bouwbedrijven en bij Rijkswaterstaat zelf moet het tempo omhoog. Meer verouderde bruggen, wegen en sluizen moeten toekomstbestendig worden gemaakt.

Tegelijk wordt er op onderhoud bezuinigd. De komende tien jaar wordt er 95 miljoen euro bespaard op de ‘basiskwaliteit’ van de Nederlandse auto- en waterwegen, zo bleek vorige week uit een van de laatste Kamerbrieven van voormalig Infrastructuurminister Mark Harbers (VVD). Zo zal graffiti onder viaducten minder vaak worden weggehaald. Er komen minder verkeersborden en minder wegverlichting langs snelwegen, de bermen zullen minder vaak gemaaid worden. Dit alles tot zover de verkeersveiligheid dat toelaat.

Deze opgave kan Rijkswaterstaat alleen uitvoeren als de uitvoeringsorganisatie slimmer en efficiënter werkt. Grote wegwerkzaamheden zullen bijvoorbeeld vaker overdag en doordeweeks plaatsvinden. Door „korte en hevige” wegafsluitingen kunnen infra-aannemers effectiever werken en kan de weg sneller weer open. Wie afgelopen weekend in Amsterdam was kreeg daarvan een voorproefje. Door gelijktijdige spoorwegwerkzaamheden bij Amsterdam Centraal en de gedeeltelijke afsluiting van de zuidelijke ringweg A10 stond het verkeer in de hoofdstad op veel plekken muurvast. Het zal niet voor het laatst zijn: automobilisten moeten vaker omrijden en rekening houden met files, zo stelt Wijnen.

Meer hinder voor automobilisten, dat is geen fijne boodschap om mee te beginnen.

„Ik geloof dat duidelijkheid hierover helpt. Ik zeg het eerlijk: we gaan met onze werkzaamheden hinder veroorzaken. Door het werk dat wij doen, zullen Nederlanders langer onderweg zijn. Rijkswaterstaat is er niet om de automobilist en de burger te pesten, we doen dit omdat het niet anders kan. Daar gaan we heel helder over communiceren, en dan past Nederland zich vanzelf aan. Bij de grote afsluiting van de A12 tussen Den Haag [begin juni] en Utrecht ging dat prima, daar reed op vrijdag minder dan de helft van het normale verkeer.”

Martin Wijnen.
Foto Olivier Middendorp

De opgave waar Rijkswaterstaat de komende jaren voor staat, is fors. Denkt men intern dat dit gaat lukken?

„In mijn eerste honderd dagen heb ik veel gesproken met mensen hier. Wat bleek: Rijkswaterstaters zijn trots op hun werk, maar vinden dat er te weinig uit onze handen komt. We blijven nog te veel hangen in discussie, en onze processen zijn soms heel lang. Dat gaan we dus anders doen. Het moet duidelijker worden wie waarvoor verantwoordelijk is. Alles in de organisatie moet erop gericht zijn om meer opdrachten in de markt te zetten. Wat daarbij goed is, is dat we voor de komende acht jaar weten hoeveel budget we beschikbaar hebben. Dat geeft niet alleen ons, maar ook de marktpartijen duidelijkheid, zodat we daarop kunnen plannen. En dat heeft Nederland nodig.”

Duidelijkheid, efficiëntie. Hier spreekt een militair.

Wijnen, lachend: „Noem het wat je wilt, maar in tijden van grote dynamiek zijn we gebaat bij duidelijkheid.”

Groots en meeslepend zullen de komende jaren voor Rijkswaterstaat niet zijn. Want nieuwe wegen, bruggen en sluizen komen er nauwelijks bij. Door de stikstofbeperkingen staan veel nieuwe aanlegprojecten op pauze. En dan spelen personeelstekorten en stijgende bouwkosten de overheidsdienst ook nog parten. Minister Harbers koos ervoor om geld dat bestemd was voor nieuwe aanleg toe te wijzen aan een grote onderhoudsbeurt van snelwegen, bruggen, waterwegen en sluizen.

Extra geld ertegenaan gooien om toekomstige ministers toch lintjes te laten doorknippen, heeft ook weinig zin, aldus Harbers in zijn afscheidsbrief. Want de capaciteit bij aannemers staat nauwelijks toe dat met dat geld ook nieuwe projecten ‘in de markt’ worden gezet. Waarmee niet gezegd is dat Wijnen de komende jaren weinig te doen heeft. Want de noodzaak van het in stand houden van de bestaande infrastructuur is topprioriteit, benadrukt een door het ministerie ingestelde adviesgroep: „Anders lopen de achterstanden verder op en kan later alleen nog met rigoureuze maatregelen en tegen enorme kosten worden ingegrepen.”

Martin Wijnen op werkbezoek bij de Merwedebrug.
Foto Olivier Middendorp

Hoeveel eer valt er nog te behalen voor Rijkswaterstaat de komende jaren?

„Iedereen ziet dat bij een steeds groter deel van onze bruggen, viaducten en sluizen het einde van de levensduur in zicht komt. Dit zijn grote, complexe renovaties. We moeten tegelijk ‘standaardiseren’. Dus zo bouwen dat niet bij elke brug een nieuw gespecialiseerd ontwerp nodig is. Daarnaast moeten we zoveel mogelijk rekening houden met een veranderend klimaat. Hoe ziet onze omgeving er tussen 2050 en 2090 uit, en wat betekent dat voor onze infrastructuur? En dan is er nog de digitalisering van de systemen. Die ook nog eens goed beveiligd moeten zijn.”

Zien net afgestudeerde ingenieurs nog wel toekomstperspectief bij Rijkswaterstaat als ze alleen maar de boel mogen opknappen?

„Vergis je niet, ook bij vervanging van bruggen komt veel hoogwaardige techniek kijken. De Haringvlietbrug is duizend meter lang, maar de liggers worden op tienden van millimeters nauwkeurig ingemeten en met een laser op maat gemaakt. En neem de sluis in het Maas-Waalkanaal bij Weurt. Die is bijna honderd jaar oud, maar omdat de Waal tegenwoordig lager staat komen schepen vaak niet meer over de drempel. Zo’n sluis herstellen is niet een kwestie van even de sluisdeuren en de hydrauliek vervangen; de hele kolk moet helemaal opnieuw ge-engineerd worden. Een extra uitdaging: we weten vaak niet wat we aantreffen als we zo’n sluis openmaken.”

Toen zijn voorganger Michèle Blom in 2023 na vijf jaar afzwaaide, kreeg Wijnen het verzoek om te solliciteren. Door het aantal missies dat de toen 57-jarige landmachtcommandant had volbracht, had hij eigenlijk al met vervroegd pensioen gekund. Toch koos Wijnen ervoor een nieuwe klus aan te nemen.

Wijnen verdeelt zijn tijd tussen de kantoren van Rijkswaterstaat in Den Haag en Utrecht, en werkbezoeken in het land, zoals aan de Merwedebrug bij Gorinchem. De komende vijf jaar wordt daar een nieuwe brug naast de oude bijgebouwd en krijgt de A27 er een aantal rijstroken bij. Het is een van de weinige aanlegprojecten waarvan de vergunning al rond was voordat de stikstofcrisis in 2019 de bouw stillegde.

De Merwedebrug bij Gorinchem.
Foto Olivier Middendorp

Bij Rijkswaterstaat is men te spreken over zijn vakkennis en zijn technische achtergrond. Wijnen studeerde weg- en waterbouwkunde en zat bij de genie, de ingenieurstak van de krijgsmacht.

Tijdens het werkbezoek oogt Wijnen comfortabel in zijn nieuwe rol. Terwijl een Rijkswaterstaat-manager het kantelmechaniek van de Merwedebrug uitlegt, luistert Wijnen aandachtig. De rechterhand op een stalen reling, de linkerhand losjes in de jaszak van zijn oranje veiligheidsjas – een militair bij de landmacht zou er een uitbrander voor hebben gekregen.

Als de druk eraf is, zijn ze bij defensie net zo Nederlands als elders

Een hoge militair aan de top van Rijkswaterstaat. Dat is toch iets anders dan het bekende kringetje topambtenaren van de Algemene Bestuursdienst.

„Defensiemanagers zijn in trek bij de overheid. Toen ik in 2019 begon bij de leiding van de landmacht, was het beeld: te veel missies, te weinig spullen, te weinig mensen. Het was een uitgemergelde organisatie, waar de stemming er niet in zat. Maar sinds de coronacrisis en de val van Kaboel wordt er weer geïnvesteerd en samengewerkt met andere landen. Wat bij defensie in gang is gezet, is niet onopgemerkt gebleven. En Rijkswaterstaat is geen uitgemergelde organisatie, maar er moet wel wat veranderen. De focus moet verlegd worden. En het beeld dat een topmilitair niet zou passen in dat Haagse circuit is onjuist. Of dat defensie hiërarchischer zou zijn dan Rijkswaterstaat. De lijnen bij defensie zijn strak als we onder druk staan van de vijand. Maar als die druk eraf is, zijn ze daar net zo Nederlands als elders en is een besluit van de leiding ook maar het begin van de discussie.

En ook Rijkswaterstaat kan hiërarchisch zijn als het moet. Het besef is er in ieder geval dat we existentieel zijn voor Nederland, een land dat voor de helft onder water ligt en in de benedenstroom van twee grote rivieren. Met een grote stadstaat die bereikbaar moet zijn voor de economie. En bovenal, veilig.”

Wat betekent het voor u dat er nu een nieuw kabinet zit, met een nieuwe koers?

„Om ons werk te kunnen doen, hebben we bewindspersonen nodig die keuzes maken. En topambtenaren op hun ministeries die daar uitvoering aan geven. Dan kunnen wij intern aan de slag én in zee gaan met de bouwers, installateurs, waterbouwers en met de onderzoekscentra. Daar moet iedereen een welbegrepen eigenbelang in zien. De ministers met hun politieke ambities, de topambtenaren met hun beleidsdoelstellingen, de bouwers die een paar euro willen verdienen en de onderzoeksinstituten die willen uitblinken in de prachtigste vormen van civiele techniek.”

Is ‘130 kilometer per uur op de snelwegen’ niet een wat magere ambitie voor de infrastructuur?

„Dat Hoofdlijnenakkoord is leidend, maar wetten en vergunningsruimte zijn dat ook. We gaan het doen waar het kan; dus alleen daar waar het verkeerskundig en vergunningstechnisch mogelijk is. De touwtjes worden dus niet overal losgelaten. De politieke wens is ons helder, maar het beeld dat er straks overal 130 gereden mag worden, moet ik wegnemen. Voorlopig gaat het alleen nog maar om een passage in het Hoofdlijnenakkoord en is er nog weinig uitgewerkt. Zolang dat het geval is, blijven de snelheidsboetes nog steeds hoog.”

U wil ook de digitale infrastructuur terreurbestendig houden. En ervoor zorgen dat grote militaire transporten mogelijk zijn, als een potentiële oorlogssituatie dat nodig maakt.

„De integriteit van onze netwerken moet inderdaad robuust zijn. Op de keringen en de kritieke infrastructuur moeten we goede, betrouwbare systemen hebben. Daar zijn ook wettelijke eisen voor, waar scherp op wordt toegezien. We leunen op de onderzoeksinstituten die dat in de gaten houden. Oorlogsdreiging is een extra dimensie, dat zit in ons pakket. De NAVO-eisen waren er altijd al, maar die gingen uit van een idee van vrede dat nu fragiel blijkt te zijn. We houden nu rekening met scenario’s die vijf jaar geleden ondenkbaar waren. Bij alle denkbare calamiteiten is er nu die van een militaire dreiging bij gekomen. We konden bij calamiteiten altijd al snel handelen, maar dat is nu wel geïntensiveerd.”

Ons land is een grote toonzaal, en zulke projecten voelen voor ons allemaal als Neerlands trots

De zoektocht naar een aannemerscombinatie voor het herstel van de Van Brienenoordbrug, mislukte onlangs. En de kostenoverschrijdingen bij de Afsluitdijk brachten aannemer BAM op het randje van faillissement. Hoe gaat u nieuwe miskleunen bij aanbestedingen voorkomen?

„Over de Afsluitdijk is veel gezegd en geschreven, over wie er nou schuldig was en waarom. Ik zou zeggen: water under the bridge. We moeten vooruitkijken. Ik heb de top van de grote bouwbedrijven ontmoet en heb ze, als nieuwkomer, de hand toegestoken. Het is mij nu duidelijk wat zij willen: minder financiële risico’s bij grote projecten. Ik heb ook gezegd waar ik sta. Wat mij betreft gaan we per project kijken naar wat de beste aanbestedingsvorm is, zodat de risico’s tussen de bouwers en de opdrachtgever – wij dus – eerlijk zijn verdeeld. En of je nou aandeelhouders tevreden moet houden of niet: we willen ons allemaal verbinden aan mooie infrastructuurprojecten. Ons land is een grote toonzaal, en zulke projecten voelen voor ons allemaal als Neerlands trots.”