Supporters over het mogelijke verdwijnen van Vitesse: ‘Het is hetzelfde als een geliefde verliezen, misschien nog wel erger’

Een Arnhem zonder voetbalclub Vitesse? Nu het laatste uur voor de club bijna heeft geslagen, klopt het supportershart van de gemiddelde Arnhemmer ineens weer. Het stadion zat weer vol, uit het carillon van de Eusebiuskerk klonk het Vitesse-clublied, lokale horeca-ondernemers doneerden avonden aan winst aan de club en de teller van een crowdfundingsactie stond bijna op 2 miljoen euro.

Het mocht niet baten.Het voortbestaan van Vitesse als profclub is onzeker. De club degradeerde uit de Eredivisie, heeft een schuld van 19 miljoen en verloor op 9 juli haar proflicentie. Tegen dat laatste gaat de club in hoger beroep. Voor de supporter die Ernems Trots – niet alleen in de noodlijdende tijden – steunt, zijn het spannende weken. Wat betekent Vitesse voor hen?

Arno Geesink (44) ‘Een andere club volgen doen we niet’

„Het ritueel, met zijn allen de bus in, naar het stadion, vind ik indrukwekkend. Als twintigduizend mensen hetzelfde doen, dat is mooi. Toen ik als kind eens heel koude voeten had probeerde ik ze warm te trappelen. Dit namen andere supporters over en het verspreidde zich door het stadion. Uiteindelijk trapten alle tribunes mee.

„Op mijn vijfde nam mijn vader me voor het eerst mee naar het stadion. Hij zette me in de balk die onder het dak liep. Dan kon ik daar over de hoofden kijken. Mijn vader is architect, ik ook. Toen hij nog werkte heeft hij het trainingscentrum van de club ontworpen, en ik heb meegetekend. Dat was heel leuk, vooral mijn vader vond het machtig mooi.

„Met een man of twaalf gaan we naar alle thuiswedstrijden. Het is net als naar de bioscoop gaan. Soms zit je naar een slechte film te kijken, maar soms een heel goede en dan blijft het je bij. Veel van mijn vriendschappen bestaan nog door het voetbal, denk ik. . Anders was het misschien wel verwaterd. Als Vitesse verdwijnt zouden we heel goed moeten nadenken over iets nieuws. Een andere club volgen doen we niet. Ik heb er vertrouwen in dat het goedkomt. Het financiële verlies, het verlies van het vastgoed van de club is zo groot. Als de club verdwijnt vind ik het echt zonde voor de stad, én voor mijzelf.”

Kristel Jilesen (36)‘Ik zie deze mensen vaker dan mijn familie’

Ik ben twaalf jaar supporter van Vitesse. Toen ik mijn eerste wedstrijd in het stadion zag, tegen Ajax, heb ik de hele wedstrijd naar de Vitesse supporters op de tribune aan de overkant staan staren. Wát een sfeer zij daar maakten, ik was meteen verkocht. Voetbal is natuurlijk een prachtig spel, maar ik vind de sfeer om de wedstrijden heen bijna nog mooier. De sfeer, de saamhorigheid, daar pak je mij echt mee. Ik heb een seizoenkaart en kijk in principe alle thuiswedstrijden in het stadion. De meeste uitwedstrijden eigenlijk ook wel.

„In het begin ging ik vaak alleen naar wedstrijden. Ik kom zelf niet uit Arnhem, maar uit het land van Maas en Waal en niet veel mensen in mijn omgeving zijn Vitesse-supporter. Toen in 2014 supportersgroep VIVO werd opgericht, zochten ze mensen om te helpen met het maken van spandoeken. Zo leerde ik de groep vrienden kennen waarmee ik nu naar wedstrijden ga. Ik zie deze mensen vaker dan mijn eigen familie. Eén groot spandoek maken kan maanden duren en je leert elkaar zo echt kennen.

Het ene moment denk ik: het komt vast wel goed met de club. Maar dan lees ik weer van alles in de media. Daar word ik echt gek van, dus ik probeer alleen naar de communicatie van de club zelf te kijken. Als Vitesse als club zou verdwijnen, moet ik door een rouwproces denk ik. Het is hetzelfde als een geliefde verliezen, misschien nog wel erger. Relaties kunnen overgaan, of verwateren, maar clubliefde blijft altijd.”

Gerard Cornelissen (62)‘De supporterskern is ons kent ons’

„Deze hier blijven hangen tot de laatste snik”, zegt Gerard Cornelissen, terwijl hij op drie geel-zwarte shirts wijst. Ze hangen in de woonkamer van zijn flatje in de Arnhemse buurt Kronenburg. In Arnhem werd hij geboren, in Arnhem gaat hij waarschijnlijk dood. Op zijn lichaam prijkt de Grote Kerk van Arnhem, en een verbeelding van de Slag om Arnhem tijdens de Tweede Wereldoorlog. .

Vitesse-tattoos heeft hij niet. Dadelijk verdwijnt de club misschien, en zitten die Vitesse-tattoos er voor altijd op. „Ik ben vanaf 1967 supporter van Vitesse”, zegt Cornelissen. „Toen ik jong was nam mijn opa me mee naar Hoogte 80, een klein stadspark vlak bij het oude stadion Nieuw-Monnikenhuize. Vanaf de heuvel hadden we zicht op het veld. Dan mochten we om de beurt door de verrekijker kijken als er gejuicht werd.

„Ik ben verslaafd geweest. Aan dingen in flessen en blikken en medicijnen die ik voorgeschreven kreeg. Ik heb me diverse keren laten opnemen. Uiteindelijk raakte ik er vanaf. Daarna, in 2019, kreeg ik corona. Ik lag drie weken in het ziekenhuis, acht dagen op de IC. Raakte 16 kilo kwijt in 12 dagen. Vooral het spierweefsel, in mijn benen.

„Ik was al mijn sociale contacten kwijt. Toen ik weer thuiskwam zei mijn mantelzorger: nu gaan we weer naar het voetbal. Ik zei: hoe dan? Toen heeft ze me een jaar lang meegenomen naar de roller-side. Iedere club heeft een speciaal pad naast het veld voor supporters met een scootmobiel of rolstoel. Dan gingen we eerst naar het supporters home. Konden we even wat drinken, eten en een beetje kletsen. Dan kwam ik oud-collega’s, andere supporters tegen. Ik kon lekker over het voetbal zitten kletsen. Ik vond mijn sociale contacten terug. Binnen Vitesse is de supporterskern gewoon ons kent ons.

„‘Trouw en eerlijkheid’, dat kenmerkt de Vitesse-supporter. „En respect. Dat is weleens anders geweest. Maar hoe ze zich de laatste jaren in moeilijke tijden achter de club blijven scharen. Ook met die crowdfunding.

„Als ik niet meer naar het stadion kon, zou ik dat verschrikkelijk vinden. We bestaan 133 jaar. Ik maak er sinds 1966 deel van uit, in mijn hart, en periodes ook als vrijwilliger. Ik weet hoe hard er gewerkt wordt bij de club en voel de pijn van mensen die er na zoveel jaar uitgetrapt worden vanwege het geld. Zoals de fysiotherapeut, die heeft er ruim 26 jaar gewerkt. ’s Ochtends stond hij nog op het veld, ’s middags moest hij vertrekken.”