De geschiedenis van de Drents-Friese grensstreek is af te lezen aan het landschap. Het gebied rond het Drents-Friese Wold en Dwingelderveld werd in de ijstijd bedekt met sneeuw en ijs, met stuifzanden en vennen tot gevolg. In de bronstijd vestigde zich een nieuwe bewoner in het gebied, die een nóg grotere invloed had: de mens. Met schapen, paarden en koeien trok de mens de heide op. De dieren graasden haar kaal. Ongerepte natuur maakte plaats voor landbouwgrond. Wisenten, Europese bizons, verdwenen in de loop der jaren, evenals het edelhert. Op 19 september 1772 werd ten noordoosten van Dwingeloo de laatste wolf opgejaagd. Het dier wist te ontkomen en liet zich sindsdien niet meer zien in het gebied.
Nu, zo’n driehonderd jaar later, is de wolf terug. De bewoners van de regio zagen hem al van verre aankomen. In 1979 tekenden Europese landen een akkoord om uitsterven van het dier te voorkomen. De strikte beschermingsstatus zorgde voor een opmars van de wolf in Europa. In 2018 vestigde het dier zich definitief op de Veluwe; het was simpelweg een kwestie van tijd voordat hij zijn weg naar het noorden zou vinden. Critici hadden al gewaarschuwd voor de gevaren voor het vee, maar voelden zich niet in hun kritiek serieus genomen. De terugkeer van een toppredator is goed voor het natuurlijke evenwicht, de risico’s voor mens verwaarloosbaar en met wolfwerende maatregelen zou het risico voor vee minimaal zijn, zo publiceerde Wageningen University in het rapport De wolf terug in Nederland in 2021.
De realiteit bleek anders. Inmiddels wonen er tien volwassen wolven in het gebied én is er een nieuw nest. Ze bijten schapen dood, grijpen koeien en veulens en het kwam zelfs tot een confrontatie met de mens. Naast de Drents-Friese wolven leven er op dit moment nog acht roedels in Nederland. Volgens onderzoekers van Wageningen University is er in Nederland plek voor maximaal 56 roedels. Ondertussen lopen de emoties bij de inwoners van de Drents-Friese grensstreek op.
Niet meer te redden
‘Uit turf, jenever en achterdocht, heeft Onze Lieve Heer de Drent gewrocht’, zo luidt een Drents gezegde. De Drent staat wantrouwend tegenover iedereen die niet ‘oeze volk’ is, want zo zullen de Drenten zeggen: er zijn door de honderden jaren heen weinig prettige ervaringen geweest met ‘vrömden’. Ook Bertus Gort, gepensioneerd ambtenaar én binnenkort ex-schapenhouder, wiens hele leven zich afspeelde op het veen, is aanvankelijk gereserveerd. Met ‘stadse’ journalisten zijn er weinig goede ervaringen de laatste tijd. Die zouden uit zijn op sensatie, bekijken de situatie vanuit hun stadse huizen, met hun stadse tuinen waar geen wolf komt. Die vinden het plaatje van zo’n wild dier in de Nederlandse natuur wel mooi, zonder te beseffen wat dat betekent: leven met een roofdier.
Voor zijn gevoel is Gort altijd boer geweest. Zijn eerste schaap kreeg hij toen hij veertien was, van zijn vader. Hij werd gemeente-ambtenaar en deed dit werk graag, maar daarnaast waren er altijd zijn schapen, op het hoogtepunt een kudde van een stuk of vijftig dieren. Zijn werk voor de gemeente deed hij vol toewijding en hart voor de mensen uit zijn gemeenschap. „Ik zag wat de Toeslagenaffaire in gezinnen heeft aangericht. Daar kan ik boos van worden, hoe mensen in de steek werden gelaten. Ik kan niet tegen onrecht”, zegt hij. „En nu weer, met de wolf, worden mensen in de steek gelaten.”
De eerste keer dat een van zíjn schapen werd gegrepen, was vorig jaar maart, zegt Gort. „Dat was een drachtig schaap, heel jammer. Maar dan denk je nog, dat kan gebeuren.”
Afgelopen winter reed Gort naar het land waar zes van zijn schapen stonden, daar aangekomen voelde hij meteen dat het weer mis was. Hij liep het land op en zag er drie dood liggen. Eén strompelde rond met een opengebeten nek. De slokdarm was kapot, de luchtpijp opengereten. Ook dat schaap was niet meer te redden. „Dan heb je er plotseling nog maar twee schapen rondlopen. De rest ligt dood aan de kant van de weg, te wachten tot Rendac, de ophaaldienst, komt. Dat is zo treurig.” Na deze aanval veranderde er iets bij Gort. „Je bent bezig met schapen houden, dat voelt als je beroep en is je hobby. Je houdt van je schapen, al klinkt dat misschien een beetje overdreven. Dat wordt je afgenomen zonder dat je er iets tegen kunt doen.”
„’s Nachts word ik wakker van het geschreeuw van koeien die worden gegrepen”
Het beeld van dode, aangevreten dieren, daar leven de veehouders in de regio dagelijks mee. Maar daar stopt het niet. Bij12, de organisatie die gaat over de vergoedingen, moet worden gebeld. De wolventaxateur moet langskomen om te kijken of het écht om een wolvenaanval gaat. „Je bent twee volle dagen bezig met je dode schapen. Twee dagen in de ellende. En dan zijn er mensen die minstens vijf, zes keer een aanval hebben gehad. Dat houdt geen mens vol.”
Vier weken later werd er nog een schaap van Gort gegrepen. Weer een drachtige ooi, net als die eerste keer. „Dat was het moment dat ik dacht: ik wil geen schapen meer”, zegt Gort. Het grootste deel van zijn kudde deed hij weg. „Dan komen er weer lammeren bij, weer die zorgen om de wolven. Dat wil ik niet. Ik ben er helemaal klaar mee, maar ik mis ze wel.”
Eén schaap, dat nog te klein was voor de opkoper, heeft hij nog. „Maar”, zegt hij, wijzend naar het grasveldje voor zijn huis waar het dier loom in het gras ligt, „als dit schaap groot en sterk genoeg is, gaat ook zij weg. En dan is het afgelopen. Dan gaan we de boel opruimen. Helaas. Het is niet anders.”
Het laatste schaap van Bertus Gort staat niet achter een wolfwerend raster. „Daar komen de wolven gewoon doorheen”, zegt hij.
Foto’s: Kees van de Veen
Einde zoek
Bij12 adviseert zo’n raster om de wolf buiten te houden. Het bestaat uit 5 of 6 nylon stroomdraden, de onderste draad mag maximaal 20 centimeter boven de grond hangen. Toen de wolf zijn intrede deed huurden de provincies Drenthe en Friesland Jaap Mekel in als wolvenconsulent. Hij adviseerde over de plaatsing van dergelijk rasters en over de subsidieregelingen waar boeren een beroep op kunnen doen. Veel boeren maakten gebruik van deze maatregel, Gort ook. Maar het duurde niet lang voor de eerste wolf een raster passeerde.
Aan zijn keukentafel vertelt Mekel hoe het zijn advies veranderde: „Nu adviseer ik dat raster niet meer. Ze komen er doorheen. Ik heb destijds sterk bepleit om de wolven die door het raster komen dood te schieten. Als één wolf ontdekt hoe het moet, dan weet je dat de andere het gaan overnemen. Dan is het einde zoek.”
Maar het dier is vooralsnog ‘strikt beschermd’. Later dit jaar stemt de Europese Raad over een voorstel om de status te verlagen naar ‘beschermd’, wat afschieten in de toekomst wel mogelijk zou kunnen maken. Tot die tijd moeten boeren het met rasters, kuddebeschermingshonden en ophokken doen.
Geen leven meer
In Wapse, een dorp ten zuiden van Nationaal Park Drents-Friese Wold woont Ingrid Buikema op een boerderij waar ze ook een B&B runt. Ze verliet Groningen vanwege de gascrisis en vestigde zich in het gebied vooral vanwege de vrijheid die ze er hoopte te vinden. Ze heeft paarden en jachthonden, waarmee ze graag de bossen in trok. Ze merkt dat haar paard angstig is geworden in het bos. „Wij zien de wolf niet. Maar een paard heeft veel beter ontwikkelde zintuigen”, zegt ze.
„Er zijn hier in de regio veulens door wolven aangevallen en het is hier in Wapse waar een schapenboer door een wolf in zijn arm werd gebeten toen de man het dier uit zijn veld wilde verjagen. Dat deze wolf zich verdedigde omdat hij zich in het nauw gedreven voelde, wil er bij haar niet in. „Dat is het verhaal dat de media, onder invloed van zogenoemde ‘natuurbeschermers’ ons willen wijsmaken”, zegt ze.
Kinderen mogen inmiddels niet meer op de fiets naar voetbal of school, stelt ze vast. Buikema legt twee metalen busjes op tafel. Als ze op de knop van de ene drukt klinkt er een oorverdovende piep. De ander is pepperspray en eigenlijk verboden. „Dit heb ik altijd bij me. En dan maar hopen dat de wolf daar bang van wordt en niet agressief. Want dat weet ik eigenlijk niet. Maar je moet wat,” zegt ze.
Ze is stellig. „De wolf hoort hier niet. Het is niet dat ik een hekel aan ze heb. We zijn hier allemaal dierenliefhebbers, anders heb je geen dieren. Eigenlijk heb ik medelijden met het dier. Als je de filmpjes bekijkt, zie je ze negen van de tien keer in paniek rondrennen. Ze vluchten de snelweg op en vervolgens worden ze doodgereden. Is dat een goede omgeving voor een wolf? Of de woonwijken waar ze inmiddels gezien worden? Het is hier te vol, er zijn te veel mensen. En wij liggen er wakker van. ’s Nachts word ik wakker van het geschreeuw van koeien die worden gegrepen. Moet ik dat zien als iets positiefs? Als goed voor de natuur?”
Ze voelt zich in de steek gelaten door de overheid, door de media en ziet hoe de gemeenschap wordt verscheurd. „Als bewoners hebben we hier eigenlijk best een heel goede band met elkaar. We hebben altijd samengewerkt met Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer”, zegt Buikema, „maar door de komst van de wolf is die hele verhouding kapot. Het is dat we de meeste mensen die voor deze organisaties werken een beetje kennen, die moeten ook gewoon hun werk doen. Maar eigenlijk hebben zij hier ook geen leven meer. Want door hen, zo voelt het, wordt ons leven onmogelijk gemaakt.”
Bedreiging
Naast zijn werk als wolvenconsulent werkt Jaap Mekel ook als ecologisch beheerder. Zijn bedrijf verzorgt onder andere bosbeheer, maaibeheer en bezit verschillende kuddes koeien, paarden, schapen en geiten om natuurgebieden te begrazen. In die hoedanigheid laat hij een kudde Exmoor-pony’s voor Staatsbosbeheer natuurgebied Aekingerzand in het Drents-Friese Wold begrazen.
Het is een kudde die gewend is zich tegen wolven te verdedigen en er lopen extra hengsten die de groep beschermen. Toch werden er in mei drie veulens gegrepen. Het leidde tot grote woede bij sommige inwoners van de streek, veelal boeren. Mekel zou niet voldoen aan zijn zorgplicht om zijn dieren te beschermen. Zo zouden wolven juist leren om paarden te pakken. Er werd een protestactie opgezet. Mekels naam stond op een spandoek dat over de provinciale weg werd gehangen. Het voelde wel als bedreigend”, zegt hij aan zijn keukentafel. „We hebben ervoor gekozen om tijdens het protest niet thuis te zijn.”
De dreiging werd nog tastbaarder toen hij niet veel later een handgeschreven brief ontving:
Als jij denkt hiermee weg te komen, dan heb je het mis, dikke dierenbeul. Sadist en egoïst die je bent. Je zorgt ervoor dat die paarden daar weggehaald worden, anders maak ik je kapot. Hou de zwarte auto’s maar in de gaten, want je gaat eraan. Een kogel door die rotkop van je en hoop dat je opgevreten wordt door de wolven. Je gaat eraan.
Wolvenconsulent Jaap Mekel bij zijn kudde Exmoor-pony’s in het Fochteloërveen
Foto’s: Kees van de Veen
„Best heftig dus”, zegt Mekel. Toch is hij niet bang en hij heeft geen aangifte gedaan. Hij vindt het vooral jammer. Sommige boeren praten niet meer met hem en de hoefsmid wil niet meer komen. Zijn vrouw heeft een winkel in biologische voedingsmiddelen en merkt dat er minder klanten naar de winkel komen.
„Ik vind het heel vervelend”, zegt hij. „Het gaat niet meer om argumenten en elkaar proberen te overtuigen. Dit zijn mensen die boos zijn, maar zelf hun dieren ook niet achter een raster zetten. Ze begrijpen niet dat die kudde zelf een wolfwerende maatregel is en kunnen er niet bij dat ik accepteer dat er af en toe een veulen gegrepen kan worden. Dat ik blijf zoeken naar een manier om met de wolf samen te leven.”
Als er een knop was waarmee in één keer de wolf uit Noord-Nederland zou verdwijnen, zou Mekel niet twijfelen en er meteen op drukken. „Ik kan me best voorstellen dat de wolf op een bepaalde manier een goede invloed heeft hier in de natuur. Maar het weegt niet op tegen de ellende die mensen er door ervaren. En alle dieren die worden aangevallen. De angst en polarisatie die het geeft. Dat vind ik het echt niet waard. Maar ja, dat knopje is er niet en de wolf is er wel. Daar moeten we een vorm voor vinden.”
Hoe ziet Mekel dan de toekomst mét de wolf? „Voor de grote veehouders zijn de huidige maatregelen niet werkbaar en ze beschermen niet voldoende. Je ziet ze al stoppen en ik zie op korte termijn geen goede oplossing. Ik denk dat het heel lastig gaat worden.”
Niet huilen
Zo zou het dus kunnen dat het schaap verdwijnt uit het Drentse landschap. Bertus Gort loopt naar het veldje waar zijn laatste schaap staat. Het dier steekt de kop in de lucht als ze Gort ziet. Die blaat naar het dier, onbewust zoals hij de afgelopen vijftig jaar waarschijnlijk al zo vaak heeft gedaan. Het schaap blaat terug. „Kijk, die kent mij”, zegt Gort met een voorzichtige glimlach om zijn mond.
Hij kijkt nog eens over het veldje, de drie schapen waarvan er nog maar één van hem is. „Eigenlijk is het treurig als je dit ziet. Ik kijk liever uit over een kudde. En dan lammeren die door de wei springen. Niet om sentimenteel te worden. Daar ben ik te veel boer voor. Nu lopen er vier en daar blijft niets van over. Maar goed, we gaan niet huilen.”
Met medewerking van Jan Paul de Bondt