Bij de Tourstart in Florence is er maar één vraag: wie houdt Tadej Pogacar van de eindzege af?

„Kijk dat uitzicht eens!” Marcello, een stevige zestiger in wieleroufit, heeft zijn racefiets geparkeerd op Piazzale Michelangelo, een geliefde panororamaplek in Florence. Verderop wordt hard gewerkt aan het podium waarop later op de dag de ploegenpresentatie plaatsvindt, met uitzicht op de beroemde duomo. In de lucht hangt een gele zeppelin met de tekst ‘Ciao Tour!’

Marcello is behoorlijk trots op de komst van de Tour naar zijn stad, vertelt hij. „De Italianen hebben de Tour in de loop der jaren gekleurd. Bartali, Coppi, Nencini, Pantani.” Met wijdse armgebaren beschrijft hij de route die de renners zaterdag zullen afleggen door de binnenstad. „En nu” – Marcello loopt weer naar zijn fiets – „ga ik even de startplek bekijken.”


Lees ook

In Cesenatico is Marco Pantani nog steeds overal: ‘Hoe langer hij dood is, hoe meer we hem herdenken’

Een standbeeld van Pantani in het midden van een parkje in Cesenatico.

Dit weekend gaat de Tour de France van start in Italië, voor het eerst in de geschiedenis. Een grand départ in Florence, daarna drie etappes naar Rimini, Bologna en Turijn. De timing is goed gekozen: het is precies honderd jaar geleden dat Ottavio Bottecchia als eerste Italiaan de Tour de France won. En de plekken die de Tour aandoet, zijn allemaal verbonden met grote Italiaanse wielerhelden. Gino Bartali (winnaar in 1938 en 1948) werd geboren vlak buiten Florence, net als Gastone Nencini (1960). Fausto Coppi (1949 en 1952) woonde in de heuvels van Piemonte. En dan is er nog de vroeg gestorven Marco Pantani (winnaar in 1998), in wiens thuisbasis Cesenatico de tweede etappe van start gaat.

De Italianen hebben er in Florence een waarachtig spektakel van gemaakt. De regie van ploegenpresentatie is in handen van RCS, het bedrijf achter de Giro d’Italia, zo meldt de nationalistische krant La Nazione niet zonder trots. Op donderdag verzamelen de renners zich in het Palazzo Vecchio, om daarna een paradetocht door de binnenstad te maken naar het Piazzale Michelangelo. In de hal van het oude stadspaleis (anno 1314) staan die middag voor ettelijke miljoenen aan hypermoderne racefietsen gestald.


Toch lijkt de Tourstart in Florence niet zo te leven als bij eerdere grands départs in het buitenland. Het plein voor het Palazzo Vecchio is op donderdag goed gevuld, maar niet barstensvol mensen. Florentijnen klagen over de vele wegafsluitingen rondom het parcours. En wie buiten het centrum komt, bemerkt weinig wielerkoorts. „Is de Tour de France in de stad?” zegt advocaat Guido Boni, die van zijn scooter stapt terwijl een kilometer verderop de ploegenpresentatie bezig is. „Ik dacht de afgelopen dagen al: waar dienen die gele vlaggetjes toch voor?”

Geen Parijs

Behalve het debuut in Italië kent de Tour dit jaar nog twee andere primeurs. Zo is er voor het eerst een etappe over onverharde wegen, in de Champagnestreek – een erkenning van de enorme opmars van het ‘gravelbiken’ de afgelopen jaren in het wielrennen. En voor het eerst in de geschiedenis eindigt de Tour dit jaar niet in Parijs, vanwege de Olympische Spelen die daar later deze zomer beginnen. In plaats daarvan ligt de finishlijn in Nice – en de laatste etappe is geen sprintfestijn maar een tijdrit met behoorlijk veel klimwerk.

Dé vraag die boven de Tourstart in Florence hangt: wie gaat de Sloveen Tadej Pogacar afhouden van de eindzege? Aan het begin van het wielerseizoen leefde de hoop dat deze Tour een krachtmeting zou worden tussen de vier grote ronderenners van dit moment: Pogacar, Primoz Roglic (Slovenië), Remco Evenepoel (België) en Jonas Vingegaard (Denemarken).

Maar Pogacar, Tourwinnaar in 2020 en 2021, is al het hele voorjaar onbenaderbaar sterk – met als apotheose de Giro d’Italia, die hij won met een overmacht die in decennia niet is vertoond. Bovendien kwamen zijn rivalen alle drie zwaar ten val in de Ronde van het Baskenland, begin april. Gaat Pogacar dus als eerste renner in meer dan een kwart eeuw de ‘dubbel’ (Giro én Tour in één jaar) winnen?

De Sloveen maakte donderdag, bij zijn persconferentie in een zaal van het Palazzo Vecchio, een ontspannen indruk. Gezeten naast een banier met de florentijnse fleur-de-lis probeerde hij nadrukkelijk niet overmoedig te klinken. „Ik denk dat ik niet de enige ben die in goede vorm steekt”, zei hij. „De Tour winnen is voor mij nog steeds een grote uitdaging.” En passant vertelde Pogacar ook nog dat hij een dag of tien geleden covid had. Maar ach, dat had hem maar één dag van de fiets gehouden. „Gewoon een verkoudheidje, het was snel voorbij.”

De andere drie favorieten deden hun uiterste best om de verwachtingen te temperen. Tourdebutant Evenepoel (met rood mondkapje, ook hij had covid gehad) noemde Pogacars team UAE „het Real Madrid van het wielrennen” en zei dat de Sloveen „onverslaanbaar” is „mits hij gezond en safe and sound blijft.” Zijn eigen ambities: „Nice halen, een etappe winnen” en „mezelf zo veel en lang mogelijk met de grote jongens meten.”

Roglic was iets minder bescheiden maar benadrukte wel dat Pogacar en Vingegaard voor hem „de absolute topfavorieten” zijn. De Sloveen, die afgelopen jaar de Nederlandse Visma-ploeg verruilde voor het Duitse Red Bull-Bora, weersprak dat hij dit jaar vanwege zijn leeftijd (34) zijn laatste kans heeft op de eindzege. „Of ik nou win of niet, volgend jaar is er weer een Tour. En het jaar daarop ook weer.”

Intensive care

En Vingegaard? Naar zijn verhaal werd het meest uitgekeken. De winnaar van de afgelopen twee edities was sinds zijn val het Baskenland niet meer in het openbaar verschenen. Tot op het laatst was onduidelijk of hij op tijd hersteld zou zijn voor de Tour – eind vorige week kwam het verlossende woord.

In zijn persmoment vertelde Vingegaard dat zijn val in april (klaplong, gebroken ribben en een gebroken sleutelbeen) hem „de moeilijkste maanden van mijn carrière” bezorgd heeft. Hij is hersteld en fit, vervolgde hij, maar de twee weken intensive care na het Baskenland hebben hem enorme achterstand opgeleverd. „Ik kom hier in de slechtste vorm waarin ik ooit aan een Tour de France ben begonnen.”

Zijn doel, zei Vingegaard, is het „het best mogelijke resultaat in het algemeen klassement.” Het woord ‘eindoverwinning’ wilde hij niet in de mond nemen. „Dat ik hier ben, is op zich al een overwinning. De rest is een bonus.” Hij zei het wel vier keer.

Hoe de verhoudingen tussen Vingegaard en Pogacar liggen, zal mogelijk al dit weekend duidelijk worden. De eerste twee etappes door de Apennijnen zijn behoorlijk zwaar, met veel hoogtemeters. In de Tour van vorig jaar toog Pogacar al in het eerste weekend ten aanval, maar Vingegaard pakte uiteindelijk de eindzege. En dit jaar? Vingegaard: „Ik heb de hoop dat het misschien gaat lukken.”