Met de Oranjes is het altijd wat, blijkt uit dagboek van topambtenaar

Eind februari 1971 maakt jonkheer mr. A.J.M. (Buurt) van Nispen tot Pannerden van zijn hart geen moordkuil. Hij noteert in zijn dagboek: ‘Bij de Oranjes is ook altijd wat’. Wat volgt is een reeks klachten (‘We hebben de handen vol’) over zeer uiteenlopende wensen van de Oranjes omtrent het gebruik van paleizen, gedoe rond een schenking en intriges in de Eerste Kamer rond een van de Kroondomeinen.

Als er één (hoge) ambtenaar is wiens werk bepaald wordt door het Koninklijk Huis, dan is het de secretaris-generaal van het ministerie van Algemene Zaken. Eigenzinnig en onvoorspelbaar gedrag van koninginnen, koningen, prinsessen en prinsen, brengt politieke risico’s met zich mee voor de premier. Mark Rutte kwam er nog genadig van af met telkens terugkerend rumoer rond de kosten van het Koninklijk Huis en een rel hier of daar rond de naleving van coronaregels of het gedoe met de nieuwe speedboot van de koning. Dick Schoof en diens opvolgers kunnen hun borst nat maken gelet op de leeftijden van de drie prinsessen.

Het is aan de hoogste ambtenaar van Algemene Zaken om mijnen ten paleize voortijdig op te sporen en onschadelijk te maken. En, als ze toch ontploffen, de schade zoveel mogelijk te beperken. Met welk gezucht en gesteun dat gepaard gaat, wordt duidelijk in de vorige week verschenen dagboeken van jonkheer Van Nispen tot Pannerden. ‘Het schijnt bij het Koninklijk Huis nooit zonder strubbelingen te kunnen’, typt hij in mei 1965 als de eerste foto’s van prinses Beatrix en de dan nog onbekende Duitse diplomaat Claus von Amsberg in de pers verschijnen. En: ‘Wat een week was het weer’, als de huwelijksplannen van prinses Irene bekend worden.

Mensenkennis

Van Nispen, telg uit een katholiek adellijk geslacht uit Gelderland, diende van 1946 tot 1972 als adviseur van negen premiers, waarvan zes als secretaris-generaal (vanaf 1962). De vroeg gestorven ambtenaar – hij werd 58 – geldt als een van de krachtigere SG’s op Algemene Zaken. In zijn boek daarover betitelt Roel Bekker hem als een ‘zeer bijzondere SG’, met veel mensenkennis die de spilfunctie van de ‘SG-AZ’ binnen de rijksdienst versterkte.

Tot Van Nispens nalatenschap behoort de nog steeds geldende financiële regeling van de Staat met het Koninklijk Huis. Deze voorziet in jaarlijkse, waardevaste uitkeringen voor de Oranjes en een spreiding van hun kosten over de departementen.

De historici Alexander van Kessel en Carla van Baalen deden in 2017 onderzoek naar deze regeling, en stuitten daarbij op de dagboeken van Van Nispen, getypte versies over werkgerelateerde zaken, geschreven exemplaren voor particuliere belevenissen. Zoveel vertrouwelijk materiaal van een hoge ambtenaar die in een dikke oranje mist moet opereren, vindt men niet zo vaak. Beide historici gingen ermee aan de slag en voorzagen de notities van context en uitleg in een uitgebreid notenapparaat.

Niet dat de dagboeken de geschiedschrijving op haar grondvesten doen schudden. Ze bevatten weinig nieuwe feiten, en als het spannend wordt zwijgt de dagboekschrijver. Bovenal geven zijn notities een inkijkje in de veelheid en breedte van koninklijke onderwerpen die langskomen bij AZ – en de emoties daarbij. Ook wordt duidelijk welk beroep er wordt gedaan op zowel het politieke instinct als het menselijk inlevingsvermogen van de hoge ambtenaar om zijn taak richting de Oranjes te volbrengen.

Zo blijkt uit de notities hoe de regeling van de financiën dreigt uit te groeien tot een splijtzwam tussen Van Nispen en premier Piet de Jong. De premier vindt zijn rechterhand te begripvol voor de wensen van het Paleis. Van Nispen vermoedt van zijn kant dat Piet de Jong op zijn strepen staat om onafhankelijkheid uit te stralen. Eerder was de premier adjudant van koningin Juliana. ‘Er ontstaat wederzijds wantrouwen in de goede bedoelingen’, schrijft de SG in maart 1969.


Lees ook

De secretaris-generaal is een machtige figuur, maar ook steeds meer omstreden

Van links naar rechts: premier Mark Rutte,  vicepremier Hugo de Jonge (VWS) en secretaris-generaal AZ Gert-Jan Buitendijk

Emoties en wantrouwen zijn er niet alleen binnen AZ, maar nog veel overvloediger op Soestdijk en Drakensteyn. Met name in de aanloop naar het huwelijk (1964) van Irene met de Spaanse troonpretendent Carel Hugo van Bourbon-Parma vloeien de tranen daar rijkelijk. De aanstaande bruidegom is leider van een beweging die verbonden is met de Spaanse dictator, generaal Franco. Als ook nog eens bekend wordt dat Irene zich katholiek laat dopen en afziet van haar rechten op de Nederlandse troon, is het land te klein.

Van Nispen moet alle zeilen bijzetten om te voorkomen dat de ministerraad van premier Marijnen splijt over de zaak. Tevens mag de hoogste ambtenaar boze telefoontjes aannemen van Irene’s echtgenoot Carlos – aangeduid als Hugo – over negatieve media-verhalen, en tussen door ook nog prins Bernhard tot kalmte manen. Die laatste ontwikkelt zich tot de voornaamste verzetsstrijder ten paleize tegen het oprukkend Spaans Carlisme.

Van Nispen noteert: ‘De prins zou Hugo hebben geschreven. Als het huwelijk in Spanje plaatsvindt, komen wij ouders niet. Hugo zou hebben teruggeschreven: ik ben voor niets bang . Bemoei je verder met je eigen zaken. Je hebt anders kans dat ik niet kom. Bernhard was toen 2 uur razend, belde Hugo op en zei dat ze het maar op de vuist moesten uitvechten etc.’

Staatsveiligheid

Ook in andere opzichten blijkt Bernhard een bron van ambtelijke kopzorgen. Diens moeder, prinses Armgard, houdt er een Russische amant op na (later blijkt zelfs echtgenoot) over wie verhalen de ronde doen die raken aan de staatsveiligheid. Van Nispen wordt op onderzoek uitgestuurd. Over kolonel Alexis Pantchoulidzew schrijft hij maart 1965 – het is middenin de Koude Oorlog: ‘Deze heeft de laatste tijd wat contact met Russen gehad.’ Twee jaar later waait de wind uit andere hoek: ‘De Jong heeft het gevoel dat P. een mannetje van de CIA is.’ Armgards gehechtheid aan de kolonel zorgt voor meer complicaties, Bernhard vertelt Van Nispen: ‘Als P. dood gaat wil mijn moeder in een klooster gaan.’ Van Nispen noteert: ‘Ook dat nog.’