Behalve dat ene dorpje in Gallië was er nog een vijand die de Romeinen ondanks herhaalde pogingen maar niet wisten te verslaan: de Perzen. Zeven eeuwen lang hadden generaals en keizers het aan de stok met de Parthen en Sassaniden – de opeenvolgende dynastieën in deze regio. Soms wonnen de Romeinen een veldslag, maar het lukte nooit om de genadeklap uit te delen.
Adrian Goldsworthy, auteur van een aantal standaardwerken over de Romeinse (militaire) geschiedenis, heeft nu met Rome en Perzië. Zeven eeuwen rivaliteit een dik boek geschreven waarin hij probeert te achterhalen waarom de elders zo succesvolle Romeinen er maar niet in slaagden de Perzen te knechten.
Berucht is de nederlaag die Publius Licinius Crassus leed bij Carrhae in 53 voor Christus. Hij maakte deel uit van een triumviraat met Caesar en Pompeius, twee bijzonder succesvolle generaals. Crassus was de rijkste man van Rome, maar had op het slagveld nog maar weinig indrukwekkends bereikt. Daar moest verandering in komen vond hij, en dus rustte hij zeven legioenen uit om het grote rijk in het oosten te onderwerpen
Helaas voor de Romeinen weigerden de Parthen een ‘gewone’ veldslag te leveren, waarbij Crassus’ gepantserde legionairs in het voordeel zouden zijn. De Perzen vielen de Romeinen aan met hun lichte boogschutters te paard. Die galoppeerden op de legioenen af, lieten hun pijlen vliegen en maakten tijdig rechtsomkeert, waarna ze achterstevoren in het zadel een laatste pijl afvuurden – het zogenoemde ‘Parthisch schot’.
Toen de legermacht van Crassus op deze manier voldoende verzwakt was, maakte de Perzische zware cavalerie een einde aan het gevecht. Op het slagveld bleven 30.000 dode en gewonde Romeinen achter. Crassus wilde de volgende dag onderhandelen, maar de gesprekken liepen uit op een gevecht waarbij hij sneuvelde. Het verhaal wil dat de Parthen zijn keel vol met gesmolten goud goten, een verwijzing naar zijn legendarische hebzucht.
De Romeinse generaals die na Crassus Perzië binnenvielen hadden van zijn fouten geleerd. Ze namen allemaal lichte infanterie mee – slingeraars en speerwepers – die met hun projectielen de Perzische ruiters op afstand konden houden. Keizers als Trajanus en Hadrianus wisten zelfs de Perzische hoofdstad te bereiken, maar ook dat was niet voldoende om de Perzen definitief te verslaan.
Waarom lukte dit nou nooit? Goldsworthy komt tot de conclusie dat de Romeinen eigenlijk nooit écht hebben geprobeerd de Parthen en Sassaniden te onderwerpen. Daarvoor zou een enorme legermacht nodig zijn geweest – zo omvangrijk dat de rest van het Romeinse Rijk bijna zonder legioenen zou achterblijven. Dat was een te groot strategisch risico. Daarom voerden de Romeinen het liefst beperkte oorlogen aan de randen van Perzië, en als het even kon via satellietstaten. Zo werd hun grote vijand in toom gehouden, zonder het gevaar op een tweede Carrhae.