Vergeleken met leeftijdgenoten uit andere landen praten Nederlandse jongeren makkelijk met hun ouders als ze ergens mee zitten. Ze ervaren veel steun van hun gezin, vrienden, klasgenoten en leraren en voelen zich minder vaak eenzaam. Dat schrijven jeugdonderzoekers van de Universiteit Utrecht, het Trimbos-instituut en het Sociaal en Cultureel Planbureau in een factsheet op basis van een internationale studie onder scholieren.
Het vierjaarlijkse Health Behaviour in School-aged Children-onderzoek (HBSC) meet al ruim twintig jaar het welzijn en de gezondheid van jongeren. Dit keer vulden circa 280.000 scholieren van 11, 13 en 15 jaar uit 44 landen de vragenlijst in, tussen oktober 2021 en juni 2022. Bij het vergelijken van de internationale resultaten vallen twee dingen op, zegt Gonneke Stevens, hoofdonderzoeker en hoogleraar jongerenwelzijn aan de Universiteit Utrecht. „Een keer goed en een keer slecht nieuws.”
Het slechte nieuws is dat de mentale gezondheid van jongeren de afgelopen jaren flink achteruit is gegaan, vooral bij meisjes. In vier jaar nam het percentage meisjes in Nederland met psychosomatische klachten, zoals hoofdpijn en zich ongelukkig voelen, toe van 32 naar 50 procent. „Dat beeld”, zegt Stevens, „zien we eigenlijk in heel Europa.” Internationaal steeg het percentage meisjes met dit soort klachten van 43 naar 56 procent, bij jongens ging het van 29 naar 34 procent.
De pandemie is een deel van de verklaring. De vragenlijsten werden afgenomen ten tijde van ingrijpende maatregelen, zoals het sluiten van scholen. Dat jongeren minder positief zijn over hun welzijn is dan ook niet verwonderlijk, schrijven de onderzoekers, maar zorgwekkend is het wel.
Corona, zei Stevens eerder in NRC, is ook niet het enige probleem. Het percentage jongeren dat last heeft van druk door schoolwerk is tussen 2001 en 2021 bijna verdrievoudigd. Bepaalde ontwikkelingen – zoals het stijgende aantal leerlingen dat bijles heeft of naar huiswerkbegeleiding gaat – werken mogelijk drukverhogend. Stevens: „Je ziet dat daar in de samenleving gelukkig steeds meer aandacht voor is. Is hoger altijd beter? Waar zit een kind het beste op zijn of haar plek?”
Lees ook
‘Schaduwonderwijs’ is een forse groeimarkt geworden
Positief is dat Nederlandse tieners het net als alle eerdere jaren erg goed doen als het gaat om sociale relaties. Zo geeft 87 procent van de jongens en 75 procent van de meisjes in Nederland aan makkelijk met hun vader te kunnen praten wanneer zij ergens mee zitten, moeders scoren nog enkele procenten hoger. Op de vraag hoe vaak ze zich in de afgelopen 12 maanden eenzaam hebben gevoeld, antwoordde 7 procent van de jongens en 15 procent van de meisjes ‘meestal of altijd’, internationaal is dat 10 en 21 procent.
Weinig hiërarchie
Is er een verklaring voor de goede sociale relaties die Nederlandse kinderen hebben? Stevens: „Wij hebben niet onderzocht wat de achtergronden hiervan zijn, maar we zien dit al twintig jaar in ons onderzoek, dus het lijkt wel deel uit te maken van de Nederlandse cultuur. We weten uit ander onderzoek bijvoorbeeld dat het vertrouwen in anderen hier relatief hoog ligt en dat relaties weinig hiërarchisch zijn. Dat zou een goede basis kunnen zijn van goede sociale relaties.”
Stevens benadrukt hoe belangrijk het is dit in stand te houden. „Goede sociale relaties beschermen tegen mentale problemen. Als je je geaccepteerd en gesteund voelt door anderen – vrienden, leraren, ouders – dan is dat heel bepalend voor hoe het met je gaat.”
Wat tot slot opvalt, is de positie die Nederland inneemt bij het gebruik van sociale media. In geen enkel ander land is het percentage jongeren bij wie dat gebruik problematisch is, zo laag. Net als in andere landen gebruiken veel Nederlandse kinderen sociale media intensief: ze hebben gedurende de hele dag online contact met anderen. Maar symptomen van verslaving, zoals aan niets anders kunnen denken dan aan sociale media of er ruzie over krijgen, komen slechts bij 4,1 procent van de jongens en 6,7 procent van de meisjes voor – de helft van het internationale gemiddelde.
Oekraïense jongeren in Nederland dreigen een lost generation te worden. Anders dan statushouders hebben ze geen recht op onderwijs na hun achttiende verjaardag, krijgen ze geen studiefinanciering en kiezen ze dus vaak voor ongekwalificeerd werk tegen geringe beloning. „Zo blijft het talent van duizenden jongere Oekraïners onbenut – voor Nederland én voor Oekraïne”, aldus een notitie van Stichting voor Vluchteling-Studenten (UAF), die binnenkort wordt gepubliceerd.
Directeur-bestuurder Mir Huisman van het UAF zegt in een telefonische toelichting dat ze zich „grote zorgen maakt over een vrij groot deel van deze groep”. Dat is te wijten aan de status van Oekraïners die als oorlogsvluchtelingen in Nederland worden opgevangen. Ze vallen niet onder de regels van het asielrecht, maar onder een Richtlijn Tijdelijke Bescherming, die telkens wordt verlengd.
In juni besloot de Europese Commissie de tijdelijke opvang van Oekraïners in de EU te verlengen van 4 maart 2026 tot 4 maart 2027 – een jaartje, zonder uitzicht op een einde aan de oorlog die Rusland tegen hun land is begonnen. Dinsdag zullen de Europese ministers dit besluit naar verwachting bekrachtigen.
Doordat Oekraïense jongvolwassenen geen recht hebben op onderwijs, moeten ze bij onderwijsinstellingen veel meer collegegeld betalen dan Nederlandse studenten of statushouders. Dat wettelijk collegegeld bedraagt zo’n 2.600 euro. Het collegegeld voor buitenlandse studenten – dus ook voor de opgevangen Oekraïners – bedraagt tussen de 8.000 en 15.000 euro per jaar.
Taalonderwijs
Er is nog een verschil tussen Oekraïners en andere vluchtelingen: de eerste groep heeft geen recht op inburgering, omdat ze hier slechts tijdelijke bescherming genieten. „Ze komen dus ook niet automatisch in aanmerking voor de lessen Nederlandse taal”, zegt Huisman. Het UAF investeert daarom in taalonderwijs voor deze groep.
Huisman: „De rechtsongelijkheid die ontstaat door deze mensen onder een tijdelijke beschermingsregel te laten vallen in plaats van onder de asielwetgeving, begint heel schrijnend te worden. Als je denkt: dit duurt een jaar of twee en dan ga je weer terug, dan is het te overzien. Maar het duurt nu al drie jaar en de kans dat dit op korte termijn is afgelopen, daar ben ik niet zo positief over gestemd.”
De rechtsongelijkheid die ontstaat doordat ze niet onder de asielwetgeving vallen, begint heel schrijnend te worden
Het gaat volgens Huisman om een groep van vijf- à zevenduizend jongvolwassen Oekraïners die, als je ze vergelijkt met doorsnee Nederlanders, zou willen doorleren na het middelbaar onderwijs. Een indicatie van de belangstelling vormen de duizend Oekraïners die zich in 2024 bij het UAF hebben gemeld met vragen over studeren. Inmiddels heeft de stichting van Huisman met 21 onderwijsinstellingen afspraken kunnen maken over het toelaten van Oekraïners tegen het wettelijk collegegeld. „Daar krijgen wij ook financiering voor van het ministerie”, aldus Huisman.
In totaal heeft het UAF nu 250 Oekraïense vluchtelingen een plek aan een hbo of universiteit kunnen bezorgen. „Een druppel op de gloeiende plaat”, zegt Huisman. Voor komend studiejaar, 2025/26, heeft ze 150 jongeren moeten afwijzen. „Voor hen hebben we onvoldoende budget.”
Lees ook
Hoe een Oekraïens paspoort een ticket kan zijn voor leefgeld en werkvergunning
Handjevol
Het UAF is voor deze vorm van bijstand afhankelijk van de onderwijsinstellingen. „De kostprijs van een studie ligt tussen de 30.000 en 50.000 euro per jaar. Als wij erin slagen een Oekraïner in te schrijven voor het wettelijk collegegeld, dan draait de hogeschool of de universiteit daarvoor op. Ik snap best dat ze dat niet ongelimiteerd kunnen doen, met alle bezuinigingen die op hen afkomen.”
Vandaar dat UAF in zijn notitie het ministerie enkele aanbevelingen doet. Belangrijkste voorwaarde is dat de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek zodanig wordt aangepast, dat de jongeren die nu onder een tijdelijke richtlijn voor bescherming vallen, dezelfde rechten krijgen als studenten uit de Europese Unie en een handjevol andere Europese landen. Zodoende zouden Oekraïense studenten voortaan tegen het wettelijk collegegeld toegang krijgen tot hoger onderwijs.
Ook als ze weer naar Oekraïne kunnen, is het broodnodig dat ze geschoolde mensen terug krijgen voor de wederopbouw
Volgens de UAF-notitie zijn de kosten daarvan al berekend door het ministerie van Onderwijs: structureel oplopend van 12 miljoen in 2026 tot 87 miljoen euro in 2029. „Dat rekensommetje viel voor het ministerie te hoog uit”, zegt Huisman.
Waarom zou het ministerie het besluit dan moeten heroverwegen tegen zo’n hoge prijs?
Huisman: „Als die jongeren in Nederland blijven, zullen ze hier toch een keer moeten landen. Dat kun je niet maar blijven doen door ze bijbaantjes in de horeca te laten houden. En ook als ze weer naar Oekraïne kunnen, is het hartstikke nodig dat ze daar geschoolde mensen terugkrijgen voor de wederopbouw.”
Toekomst
Huisman waarschuwt dat de problemen die jonge Oekraïners nu hebben in de nabije toekomst ook voor andere groepen vluchtelingen kunnen gelden. De Kamer heeft ingestemd met de verkorting van de verblijfspapieren voor asielzoekers.
Zo’n telkens met korte periodes verlengde bescherming brengt enorme onzekerheid met zich mee, zegt Huisman. „Als je weet dat je ergens voor een bepaalde periode kunt blijven, ben je meer geneigd om duurzaam te investeren in je eigen toekomst. Als ik niet weet of ik volgend jaar nog in Nederland ben, weet ik niet of ik nu wel een lening wil afsluiten om een studie te beginnen. Ik weet dan niet eens of ik die kan afronden.”
Volgens Huisman wordt daarmee de potentie van een groep burgers verkwist. „Nederland doet zichzelf tekort.”
Lees ook
Opnieuw meer Oekraïense vluchtelingen aan het werk: 6 op de 10 hebben een baan. ‘Het was niet erg dat ik niet echt Nederlands sprak, Engels was voldoende’
In Visvliet, een dorp op de grens van Groningen en Friesland, zagen Jan Hut (68), Willem Sikkema (52) en Theun de Wit (60) de afgelopen jaren jonge dorpsgenoten vertrekken. Ze konden geen huis kopen of moesten te lang wachten voor een sociale huurwoning. Om zelfstandig te kunnen wonen, trokken ze naar grotere dorpen in de buurt. Zo bleven er in het zo’n 285 inwoners tellende Visvliet steeds minder jongvolwassenen over.
Daar moest iets aan gebeuren, vonden de drie. Want wat is een dorp zonder jongeren? Hoe houdt Visvliet dan de Oranjevereniging, toneelvereniging en de spelweek in stand? Wie kan dan later nog vertellen hoe het was om in Visvliet op te groeien, zoals Sikkema dat kan?
Willem Sikkema, Jan Hut en Theun de Wit van Visvliet Vitaal in het Heirhuys in Visvliet. Foto Kees van de Veen
De helft van de jongvolwassenen heeft de intentie om de rest van hun leven in de regio te blijven, concludeerde Henk Hofstede in 2023 toen hij aan de Rijksuniversiteit Groningen promoveerde op een onderzoek naar jongeren in het landelijk gebied in Noord-Ierland, Nederland en Duitsland. Ze voelen zich emotioneel verbonden met en waarderen de regio, het landschap en de gemeenschap. Maar in dorpen blijven, is voor jongeren lastig. De huizen die te koop komen zijn vaak groot en duur, (sociale)huurwoningen zijn schaars en er is weinig nieuwbouw.
Andere manier
Hut, Sikkema en De Wit zochten een manier om jongvolwassenen in het dorp te houden. Toen in 2020 woningcorporatie Wold en Waard bekendmaakte in Visvliet drie verouderde huurwoningen te slopen, bedachten ze een plan om de woningen te kopen om te verhuren.
De huizen in Visvliet die op de nominatie stonden om gesloopt te worden. Foto Kees van de Veen
In de oude kruidenierswinkel midden in het dorp vertellen Hut en Sikkema over het jarenlange proces. De oude winkel is nu een ontmoetingsplek met een b&b van de stichting Visvliet Vitaal. Via deze stichting verhuren Hut, Sikkema en De Wit ook de huizen voor jongvolwassenen. Nadat ze die konden kopen, hebben ze de huizen opgeknapt en verduurzaamd. Nu wonen er drie jongvolwassenen uit het dorp in.
Makkelijk was het niet. Zo moest de Autoriteit Woningcorporaties, die toezicht houdt op woningcorporaties, toestemming geven voor de verkoop. „Voor de autoriteit was wat wij deden nieuw’’, vertelt Sikkema. „Het duurde steeds lang voordat we antwoord kregen als we mailden. Uiteindelijk hebben Willem en ik op LinkedIn een manager opgezocht en contact gekregen”, zegt Hut.
Het huurdersplatform van de woningcorporatie moest ook akkoord gaan. Ook de gemeente Westerkwartier, waar Visvliet ligt, gaf de benodigde positieve zienswijze voor het plan. De drie moesten de statuten van de stichting Visvliet Vitaal veranderen, omdat ze verhuurders waren geworden. „Je moet alles goed in de gaten houden en overal achteraan zitten”, zegt Hut. „Zo is het ons gelukt.”
Straat in Visvliet. Foto Kees van de Veen
Drie jonge bewoners uit het dorp
Toen alle hobbels genomen waren, moesten de drie nog het bedrag voor de aankoop bijeen krijgen. Hoeveel ze voor de woningen hebben betaald, ziet Hut „liever niet in de krant”. Het overzichtelijkebedrag was binnen een week geregeld. „We deden in het dorp brieven in de bus met de vraag wie het project wilde meefinancieren. Een externe financier hadden we daardoor niet nodig. Via de huurinkomsten krijgen de deelnemers het geld dat ze hebben ingelegd terug’’, zegt Sikkema. Hut: „We hebben ze een marktconforme lening aangeboden, met rente die je ook op een spaarrekening krijgt.”
Wie actief in het dorp was, had een streepje voor
Sinds anderhalf jaar wonen drie jongvolwassen, van begin tot eind twintig jaar oud, uit het dorp in de huizen. De woningen zijn grondig verbouwd en opgeknapt. Ze huren de woning voor de prijs van een sociale huurwoning. Daar was veel animo voor. „Er waren tien mensen met interesse. Die zijn allemaal op gesprek gekomen bij ons. We vonden het belangrijk dat ze iets met het dorp hadden. Wie actief in het dorp was, had een streepje voor”, zegt Hut. Ook jongeren die nog thuis wonen, kregen prioriteit. „Een van de jongens was dertig en woonde nog bij zijn moeder.”
Het project kreeg zoveel aandacht, dat er meerdere cameraploegen naar Visvliet kwamen. Daarom vertellen de bewoners hun verhaal liever niet nog een keer. Hut krijgt nog regelmatig vragen van mensen uit andere dorpen die inspiratie uit Visvliet halen om zelf voor nieuwe woningen in hun dorp te zorgen.
Al jaren niet meer gebouwd
In maart diende Tweede Kamerlid Sandra Beckerman (SP) een initiatiefwet in om groepen mensen die zelf betaalbare huurwoningen willen bouwen of beheren te steunen. De wet moet speciale regelingen en subsidies mogelijk maken. „Wooncoöperaties zijn een deel van de oplossing van de wooncrisis. Daarom verdienen zij politieke steun”, zei Beckerman.
Op verschillende plekken in het land willen burgers zelf nieuwe woningen in hun dorp bouwen. In ‘t Goy, bij Utrecht, hebben bewoners zelf een nieuwe woonwijk ontworpen. In het Drentse Dwingeloo maken inwoners ook plannen voor nieuwe woningen voor jongvolwassenen. Ook daar is een tekort aan betaalbare woningen voor starters. De gemiddelde vraagprijs voor een huis in Dwingeloo is 526.000 euro. „In Dwingeloo is al jaren niet meer gebouwd en de omgeving is in trek bij mensen uit andere regio’s. Dat drijft de prijs op. De kleinere huizen, die vroeger prima te betalen waren voor starters, zijn nu te duur’” zegt Marit Gorter (30) van Dorpsbelangen Dwingeloo.
De vereniging keek naar mogelijkheden voor nieuwe woningen. Met een kaart van de omgeving ging het bestuur om tafel zitten om te zoeken naar ruimte. Een stuk grond van 9 hectare dat vroeger gebruikt werd voor landbouw, leek ze een goede plek. „Onze voorzitter is naar de eigenaar gegaan en heeft onze ideeën voor het bouwen van nieuwe woningen op deze plek uitgelegd. Hij ziet het wel zitten om daar woningen op te laten bouwen. Hij komt uit het dorp en heeft jongvolwassen kleinkinderen die ook graag een woning willen. We zijn nu bezig met uitwerken van de plannen”, vertelt Gorter.
Vissen in dezelfde vijver
Het project in Dwingeloo is nog in de beginfase. Dorpsbelangen en de eigenaar van de grond werken het plan samen met een projectontwikkelaar uit het dorp verder uit. Het bestuur van Dorpsbelangen ziet een combinatie van een collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO) voor de starterswoningen en reguliere koopwoningen als een van de mogelijkheden. „Reguliere koophuizen zijn nodig om de prijzen voor de grond van de starterswoningen zo laag mogelijk te houden”, zegt Gorter.
Een zelfgebouwd huis in een CPO-project is gemiddeld zo’n 10 tot 15 procent goedkoper, omdat er geen kosten voor een projectontwikkelaar gemaakt worden. De deelnemers zijn zelf de ontwikkelaar. In Drenthe komt deze vorm van bouwen vaker voor. De provincie heeft een adviseur die CPO-projecten van inwoners bijstaat. Dorpsbelangen Dwingeloo organiseerde in april een informatiebijeenkomst over de starterswoningen en een mogelijke CPO-constructie. „Na afloop kregen we zeventig aanmeldingen van mensen die daarin geïnteresseerd zijn. Door de grote belangstelling heeft de gemeente gezegd met voorrang bij Dwingeloo te gaan kijken waar in de toekomst plaats is voor woningbouw”, zegt Gorter.
Als het project in Dwingeloo doorgaat, moeten de toekomstige bewoners zelf verder met het realiseren van de huizen. „Na een goed bezochte tweede bijeenkomst werken we nu samen met de provincie en de procesbegeleider toe naar een formele oprichting van het CPO. Daarna doen we als Dorpsbelangen een stapje terug. Dan is het aan de deelnemers zelf’’, zegt Gorter.
Dorpsbelangen wil het liefst zo’n veertig nieuwe betaalbare woningen in het dorp. Daar is een groot tekort aan, weet Gorter. „De jeugd die actief is in het dorp en verbonden is aan verenigingen, wil hier graag blijven. Maar dat is alleen mogelijk voor tweeverdieners die allebei een goede baan hebben. Niet voor mensen die minder verdienen of voor alleenstaanden.”
Zelf weet ze er alles van. Hoewel ze graag in Dwingeloo wilde blijven, heeft ze een woning gekocht in Meppel en gaat ze binnenkort verhuizen. In Dwingeloo blijven, lukte niet. „We vissen allemaal met elkaar in dezelfde vijver. Als er dan een woning te koop staat die interessant is, dan duikt iedereen erop. Uit Dwingeloo vertrekken stond niet op de planning. Ik was het liefst gebleven, maar het is wel hoe de woningmarkt nu in elkaar zit. Maar wie weet kan ik over een paar jaar terugkomen.”
Lees ook
Bijna nergens in Nederland blijven jongeren zo lang thuis wonen als in Tubbergen
Voor het avondeten bidden Chris Noordzij (20) en zijn zeven huisgenoten samen aan tafel in hun studentenhuis in Leiden. Noordzij, student politicologie, is lijsttrekker van de ChristenUnie Leiden en lid van de christelijke studentenvereniging Navigators (NSL). Via die vereniging vond hij ook zijn huisgenoten. „Onze gedeelde levensovertuiging is wat ons huis tot een thuis maakt. We hebben een vergelijkbare levensstijl, gaan samen naar de kerk of naar lezingen en delen waarden die ons verbinden”, vertelt hij. „Dat voelt veilig. Maar nu zijn we allemaal bang dat die sociale veiligheid verdwijnt.”
Student politicologie Chris Noordzij woont in een christelijk studentenhuis in Leiden.
Een poster van de ChristenUnie in het studentenhuis.
Foto’s Simon Lenskens
Aanleiding voor zijn zorg is een landelijk beleidsvoornemen van studentenhuisvester DUWO, dat ruim 33.000 studentenwoningen beheert in steden als Leiden, Delft, Den Haag, Amsterdam en Utrecht. Vanaf 2026 wil DUWO het traditionele hospiteersysteem afschaffen. Studentenhuizen mogen dan niet langer zelf hun nieuwe huisgenoot kiezen. In plaats daarvan selecteert DUWO vijftien kandidaten per vrijkomende kamer op basis van ‘objectieve criteria’ – waarbij in elk geval géén rekening wordt gehouden met lidmaatschap van een studenten-, cultuur- sport- of geloofsvereniging. De zittende bewoners moeten verplicht een van die vijftien kandidaten kiezen.
Volgens DUWO is het huidige hospiteersysteem „gesloten en ondoorzichtig”. Studenten zonder netwerk, al dan niet uit het buitenland, studenten met een migratieachtergrond, afkomstig van het mbo of eerste generatie-studenten zouden structureel op achterstand staan. „We willen gelijke kansen bieden in een tijd van woningschaarste”, zegt woordvoerder Gijsbert Mul. Veel kamers worden volgens hem via Facebook of WhatsApp verdeeld, „en niet iedereen weet waar hij moet zoeken”. Ook zouden er regelmatig teksten opduiken als ‘no internationals’. „Dat moet echt anders.”
Het christelijk studentenhuis van Chris Noordzij.
Foto Simon Lenskens
Verzet
Het plan stuit op felle weerstand, vooral in studentensteden als Leiden. Begin juni begon huurdersvereniging BRES een petitie die binnen een week meer dan vijfduizend keer werd ondertekend. „Onze achterban is duidelijk”, zegt Pim Lammers, bestuurslid van BRES. „77 procent vindt het huidige systeem eerlijk. Ze voelen zich compleet buitenspel gezet.” Donderdagavond stemde de gemeenteraad van Leiden in met twee moties van Studenten Voor Leiden (SVL) en D66 waarin de studentenhuisvester werd verzocht af te zien van het voorgenomen beleid.
Hoewel DUWO zegt het gesprek met studenten nog open te houden, heeft de huisvester de invoering van het nieuwe systeem al breder aangekondigd. „We zijn natuurlijk niet over één nacht ijs gegaan”, zegt woordvoerder Mul. Tegelijkertijd betwijfelen studenten hoeveel inspraak er nog mogelijk is, nu de plannen al vergevorderd lijken. „DUWO zegt dat ze nog in gesprek zijn, maar aan de manier waarop ze deze plannen presenteren zien wij dat het besluit eigenlijk al is genomen”, zegt Lammers.
Volgens Lammers is het plan van DUWO een fundamentele herziening van hoe studenten samenleven. „Vooral kleinere, alternatieve of religieuze verenigingen vallen of staan bij de huizen die ze hebben. Als je daar de controle over verliest, verlies je hun bestaansrecht.”
Je kiest niet alleen een kamer, je kiest een thuis. En dat kiest jou ook
Vorige week donderdag organiseerde de huurdersvereniging een inspraakavond in een zaaltje van poppodium Nobel in Leiden met zo’n 250 studenten van verschillende verenigingen. De boodschap was eensgezind: studenten willen eigen huisgenoten kiezen. „Ik wil zelf bepalen wiens haar ik uit het doucheputje haal”, zei een student, waarop luid applaus volgde.
Vangnet
Ook Florian Gunning (26), student fiscaal recht en lid van de Leidse Studentenvereniging Minerva, maakt zich zorgen. Hij woont met veertien huisgenoten in een studentenhuis van de vereniging. Als eerstejaars kwam hij zonder netwerk uit Friesland naar Leiden. Toch werd hij uitgenodigd voor een hospiteeravond. „Ik kende niemand, was nerveus, maar het klikte meteen.” Die klik, zegt hij, is essentieel. „Je kiest niet alleen een kamer, je kiest een thuis. En dat kiest jou ook.”
In zijn derde jaar kreeg Gunning het lastig. „Ik zat echt niet lekker in m’n vel. Alles liep vast: mijn studie, mijn motivatie, ikzelf. En toen was het mijn huis dat me eruit trok.” Hij herinnert zich hoe huisgenoten hem uit zijn kamer haalden om mee te gaan naar de bibliotheek, hoe ze gesprekken voerden over zijn mentale gezondheid. „Dat is alleen mogelijk omdat we zorgvuldig kiezen wie bij ons past. Die vertrouwensband ontstaat niet zomaar.”
Bewoners van het studentenhuis van Minerva in de gemeenschappelijke ruimte.
Foto Simon Lenskens
Noordzij ziet dat ook in zijn christelijke huis. „In een tijd waarin studenten steeds meer onder hoge druk staan – prestatiedruk, eenzaamheid, mentale klachten – heb je een veilige basis nodig. Een plek waar je thuiskomt, en gezien wordt.”
Volgens Douwe Rutgers, bestuurslid bij Minerva, raakt het plan aan de kern van het studentenleven. „Studenten dreigen hun gevoel van verbondenheid kwijt te raken, terwijl dat juist is wat deze fase zo bijzonder maakt. Bovendien beperkt het de vrijheid om je op je eigen manier te verenigen.”
Samen musiceren
Ook binnen culturele verenigingen leeft het onderwerp. Aedan Boender (22), geneeskundestudent en lid van muziekvereniging Collegium Musicum, woont met drie andere leden. „Ik kan niet beschrijven hoe bijzonder het is om op zo’n plek te wonen”, zegt hij. „We oefenen viool of piano op onze kamers, repeteren samen thuis. Tijdens het koken staat er klassieke muziek aan, en we praten over muziek. Het is heel vanzelfsprekend, maar dat is het eigenlijk niet.”
Boender noemt het een moeilijke ethische kwestie. „Natuurlijk hebben we als huis veel macht op een hospiteeravond, en misschien is dat niet altijd eerlijk. Maar het is wel de reden dat we hier samen kunnen spelen. Ik heb vrienden die zich thuis niet durven uitdrukken op hun instrument. Hier kan ik dagelijks oefenen. Als dit huis verdwijnt, dan komt er een einde aan decennia waarin CM’ers hier samenleefden en groeiden.”
80 procent van de studentenhuizen is verbonden aan een vereniging. Als je nergens lid bent, kom je nergens tussen
Voor sommige studenten klinkt het nieuwe systeem wel als een stap vooruit. Philine Rienstra (20), student aan de kunstacademie in Rotterdam, probeert al anderhalf jaar een kamer te vinden in Delft – zonder succes. „Ik wil heel graag in Delft wonen”, zegt ze. „Maar zeker 80 procent van de studentenhuizen is verbonden aan een vereniging. Als je nergens lid bent, kom je nauwelijks ergens tussen.”
Ze huurde drie keer tijdelijk onder bij verschillende huizen, maar voelde zich nergens welkom. „Ik zit op de kunstacademie, ik drink niet, en ik hoor er gewoon niet bij.” De zoektocht ervaart ze als uitzichtloos en stressvol. „Mijn vriend vond binnen een paar weken een kamer – hij zit bij een vereniging. Dan voel ik me echt buitengesloten.” Op een gegeven moment overwoog ze zelf lid te worden, niet uit overtuiging maar uit noodzaak. „Puur om kans te maken op een kamer. Dat ik dat serieus overwogen heb, vind ik eigenlijk belachelijk.”
Ze hoopt dat DUWO het plan doorzet. „Voor mensen zoals ik zou dat eindelijk een kans zijn om op een eerlijke manier ergens tussen te komen. Dat je niet hoeft te doen alsof je iemand bent die je niet bent.”
Het studentenhuis van Minerva.
Foto’s Simon Lenskens
‘Handschoenen uit’
Ook tijdens de inspraakavond vorige week donderdag klonk begrip voor DUWO’s beweegredenen. „Het systeem is óók scheef”, zei een student. „Maar moet je daarvoor álle huizen over één kam scheren? Waarom begin je niet met nieuwe woningen, in plaats van bestaande tradities op te breken?”
„DUWO stuurt terecht aan op eerlijkheid, maar offert daarmee wel de sociale samenhang op”, zei een ander. „Is er niet een betere balans te vinden?” In de zaal ontstond een levendige discussie over alternatieven. Sommigen opperden het oprichten van een stichting om panden zelf aan te kopen. Anderen spraken over het schrijven van persoonlijke brieven of het benaderen van Tweede Kamerleden. „We moeten laten zien wat er achter elke voordeur op het spel staat”, zei een student. „Hoe persoonlijker het verhaal, hoe beter.”
Ook protest werd op tafel gelegd. Een aanwezige stelde voor om tijdens het Landelijk Congres Studentenhuisvesting op 4 september massaal te gaan protesteren. „Er komt een punt dat de handschoenen uitgaan”, zei Lammers. „En dat punt komt steeds dichterbij.”
Lees ook
Succesvol hospiteren, hoe doe je dat? ‘Je moet origineel zijn, maar het niet te gek maken’