Tieners in de hele wereld voelen zich somberder. Maar Nederlandse kunnen wel goed met hun ouders praten

Vergeleken met leeftijdgenoten uit andere landen praten Nederlandse jongeren makkelijk met hun ouders als ze ergens mee zitten. Ze ervaren veel steun van hun gezin, vrienden, klasgenoten en leraren en voelen zich minder vaak eenzaam. Dat schrijven jeugdonderzoekers van de Universiteit Utrecht, het Trimbos-instituut en het Sociaal en Cultureel Planbureau in een factsheet op basis van een internationale studie onder scholieren.

Het vierjaarlijkse Health Behaviour in School-aged Children-onderzoek (HBSC) meet al ruim twintig jaar het welzijn en de gezondheid van jongeren. Dit keer vulden circa 280.000 scholieren van 11, 13 en 15 jaar uit 44 landen de vragenlijst in, tussen oktober 2021 en juni 2022. Bij het vergelijken van de internationale resultaten vallen twee dingen op, zegt Gonneke Stevens, hoofdonderzoeker en hoogleraar jongerenwelzijn aan de Universiteit Utrecht. „Een keer goed en een keer slecht nieuws.”

Het slechte nieuws is dat de mentale gezondheid van jongeren de afgelopen jaren flink achteruit is gegaan, vooral bij meisjes. In vier jaar nam het percentage meisjes in Nederland met psychosomatische klachten, zoals hoofdpijn en zich ongelukkig voelen, toe van 32 naar 50 procent. „Dat beeld”, zegt Stevens, „zien we eigenlijk in heel Europa.” Internationaal steeg het percentage meisjes met dit soort klachten van 43 naar 56 procent, bij jongens ging het van 29 naar 34 procent.

De pandemie is een deel van de verklaring. De vragenlijsten werden afgenomen ten tijde van ingrijpende maatregelen, zoals het sluiten van scholen. Dat jongeren minder positief zijn over hun welzijn is dan ook niet verwonderlijk, schrijven de onderzoekers, maar zorgwekkend is het wel.

Corona, zei Stevens eerder in NRC, is ook niet het enige probleem. Het percentage jongeren dat last heeft van druk door schoolwerk is tussen 2001 en 2021 bijna verdrievoudigd. Bepaalde ontwikkelingen – zoals het stijgende aantal leerlingen dat bijles heeft of naar huiswerkbegeleiding gaat – werken mogelijk drukverhogend. Stevens: „Je ziet dat daar in de samenleving gelukkig steeds meer aandacht voor is. Is hoger altijd beter? Waar zit een kind het beste op zijn of haar plek?”


Lees ook

‘Schaduwonderwijs’ is een forse groeimarkt geworden

Steeds meer leerlingen krijgen bijles, huiswerkbegeleiding en examen- of cito-training. Maar goed toezicht ontbreekt en vooral kinderen van hoger opgeleide ouders maken er gebruik van.

Positief is dat Nederlandse tieners het net als alle eerdere jaren erg goed doen als het gaat om sociale relaties. Zo geeft 87 procent van de jongens en 75 procent van de meisjes in Nederland aan makkelijk met hun vader te kunnen praten wanneer zij ergens mee zitten, moeders scoren nog enkele procenten hoger. Op de vraag hoe vaak ze zich in de afgelopen 12 maanden eenzaam hebben gevoeld, antwoordde 7 procent van de jongens en 15 procent van de meisjes ‘meestal of altijd’, internationaal is dat 10 en 21 procent.

Weinig hiërarchie

Is er een verklaring voor de goede sociale relaties die Nederlandse kinderen hebben? Stevens: „Wij hebben niet onderzocht wat de achtergronden hiervan zijn, maar we zien dit al twintig jaar in ons onderzoek, dus het lijkt wel deel uit te maken van de Nederlandse cultuur. We weten uit ander onderzoek bijvoorbeeld dat het vertrouwen in anderen hier relatief hoog ligt en dat relaties weinig hiërarchisch zijn. Dat zou een goede basis kunnen zijn van goede sociale relaties.”

Stevens benadrukt hoe belangrijk het is dit in stand te houden. „Goede sociale relaties beschermen tegen mentale problemen. Als je je geaccepteerd en gesteund voelt door anderen – vrienden, leraren, ouders – dan is dat heel bepalend voor hoe het met je gaat.”

Wat tot slot opvalt, is de positie die Nederland inneemt bij het gebruik van sociale media. In geen enkel ander land is het percentage jongeren bij wie dat gebruik problematisch is, zo laag. Net als in andere landen gebruiken veel Nederlandse kinderen sociale media intensief: ze hebben gedurende de hele dag online contact met anderen. Maar symptomen van verslaving, zoals aan niets anders kunnen denken dan aan sociale media of er ruzie over krijgen, komen slechts bij 4,1 procent van de jongens en 6,7 procent van de meisjes voor – de helft van het internationale gemiddelde.