Opinie | Het bedrijfsleven houdt aanpak van de klimaatcrisis al jaren stelselmatig tegen, ook nu weer

Het regeerakkoord van PVV, VVD, NSC en BBB is al langs de lat van rechtsstatelijkheid en praktische uitvoerbaarheid gelegd, maar kan ook worden ‘gevierd’ als overwinning van het Nederlandse (fossiele) grootbedrijf op broodnodige klimaatambities.

Tijdens de formatie presenteerde de zogenoemde Dutch Sustainable Growth Coalition haar wensenlijstje op het gebied van klimaat en circulariteit. Anders dan de naam doet vermoeden, bestaat deze coalitie voornamelijk uit grote Nederlandse vervuilers als KLM, Shell, DSM, AKZO Nobel en Friesland Campina. Onder aanvoering van voormalig premier Jan-Peter Balkenende en VNO-NCW voorvrouw Ingrid Thijssen pleit de coalitie voor het behoud van het klimaatfonds – lees: miljardensubsidies opgehoest door burgers – en tegen verdere regulering van de industrie.

Et voilà. Het coalitieakkoord behoudt het klimaatfonds; belooft dat de Nederlandse regelgeving niet strenger wordt dan die van de EU; wil gaswinning op de Noordzee opschroeven; steunt waterstofproductie op basis van aardgas; draait een CO2-belasting terug; én schuift het afschaffen van veertig miljard aan fossiele subsidies op de lange baan. Als kers op de taart krijgen de ‘duurzame groeiers’ nu zelfs hun eigen Ministerie voor Klimaat en Groene Groei.

Het grootbedrijf heeft dus binnengehaald wat het wilde hebben. Deze overwinning past in een lange reeks pogingen om Nederlands klimaatbeleid te ondermijnen. Op elk van de drie grote golven van aandacht voor klimaatverandering volgde een golf van moedwillige obstructie – met een dubieuze hoofdrol voor werkgeversvereniging VNO-NCW.

Klimaattwijfelcampagne

De eerste klimaatgolf ontstaat eind jaren tachtig. Onder leiding van VVD en CDA ontpopt Nederland zich als aanjager van internationale klimaatactie. Tegelijkertijd beginnen ook de tegenkrachten zich te organiseren. Shell financiert met andere grote bedrijven de klimaattwijfelcampagne van voormalig hoogleraar chemie en VVD’er Frits Bötcher.

De bedrijfslobby richt zich tegelijkertijd op een voorgenomen belasting op energie. Die energiebesparende maatregel kan rekenen op brede steun van politiek, vakbond en milieubeweging maar niet van Alexander Rinnooy Kan en zijn achterban. De kersverse voorman van VNO probeert het met een flinke dosis klimaatrelativisme, zo staat te lezen in het boek Het groene optimisme van Wijnand Duyvendak: „Nederland produceert maar 0,75 procent van de CO2 in de wereld. We moeten niet voorop willen lopen met verdergaande maatregelen. Daar komt bij dat het broeikaseffect zeker niet onomstreden is.” De topbestuurders uit de chemie, staal en olie doen het liever wat directer. Bij een bezoek aan het torentje dreigen ze gezamenlijk met vertrek uit Nederland. Premier Ruud Lubbers capituleert en kort daarop verdwijnt de belastingmaatregel van de politieke agenda.

De tweede golf volgt op Al Gore’s An Inconvenient Truth (2006). Balkenende en de Britse premier Tony Blair roepen Europese leiders op om internationaal het voortouw te nemen. Ook Nederland komt met nieuwe, ambitieuze reductiedoelen. Weer is het de ondernemersvereniging die de ambities probeert te temperen. Als woordvoerder van de gevestigde (fossiele) belangen valt Bernard Wientjes het door Nederland ondertekende klimaatakkoord van Kyoto (1997) aan. Volgens Wientjes kunnen we ons, zo staat ook in Het groene optimisme, beter bij klimaatverandering neerleggen: „Straks zijn we het enige land dat zich braaf aan Kyoto houdt. Bepaalde ontwikkelingen in het milieu moeten we accepteren.” Uiteindelijk krijgt Nederland er extra kolencentrales bij om aan de energievraag van de industrie tegemoet te komen.

Op elke golf van aandacht volgde een georganiseerde golf van traineren en blokkeren

De laatste golf komt op gang na het Parijsakkoord van 2015 en de juridische overwinning van Urgenda op de Nederlandse staat. Met klassieke klimaatontkenning à la Rinnooy Kan komen grootvervuilers inmiddels niet meer weg. Dus begint elke lobbycampagne met het onderstrepen van de noodzaak om de opwarming van de aarde aan te pakken.

Maar vertragen kan ook subtieler. Denk aan de definitietwijfel waar VNO-NCW zich bij fossiele subsidies van bedient. Waar overheden met internationaal vastgelegde definities werken, daar blijft voorzitter Ingrid Thijssen erop hameren dat dit „geen subsidies” zijn maar „eerder belastingkortingen”. Of denk aan het compleet in de wind slaan van wetenschappelijke inzichten door te beweren dat „eilanden die bedreigd worden door zeespiegelstijging” juist éérder onder water staan als we fossiele brandstoffen niet meer subsidiëren. Het is logisch dat Extinction Rebellion, na het succesvol agenderen van fossiele subsidies, zijn pijlen nu richt op een organisatie die ze nog lang in stand wil houden.

Geen toeval

De afgelopen dertig jaar is het ons niet gelukt om tot een adequate en eerlijke aanpak van de klimaatcrisis te komen. Dat is geen toeval. Op elke golf van aandacht voor de opwarming van de aarde volgde een georganiseerde golf van traineren en blokkeren. Met de anderhalve graad in het vizier – nog ongeveer vijf jaar bij huidige uitstoot – kunnen we het ons niet langer permitteren om klimaatvertragers in politiek en bedrijfsleven hun gang te laten gaan. Want zelfs bij voortzetting van het huidige beleid komen we uit op een kleine drie graden opwarming aan het eind van de eeuw. Dat betekent dat 3,7 miljard mensen in het Mondiale Zuiden de hitte en luchtvochtigheid lichamelijk niet of nauwelijks meer aankunnen.

Na dertig jaar falen in het naar beneden brengen van de wereldwijde emissies, zijn we op een breekpunt aanbeland. Als we de olie- en gaswinning blijven uitbreiden – in het Drentse Schoonebeek en in de Noordzee bijvoorbeeld – en zelf niets doen aan de tientallen miljarden aan fossiele subsidies, dan trekken ze bij VNO-NCW misschien de champagne open, maar verliezen wij een leefbare planeet.


Lees ook

Drukt een nieuw kabinet straks op de pauzeknop rond het klimaat of wordt het toch de shredder?

De chemische fabriek van DSM, bij Geleen in Limburg. De voorgestelde verhoging van de CO2-heffing zou alleen de 26 bedrijven treffen met de allergrootste uitstoot.