Nederlandse bedrijven die fatbikes maken en verkopen zien de populariteit van hun product afnemen. Dat zeggen vijf bedrijven, die samen een groot deel van de branche vormen, tegen NRC. Als oorzaak zien zij de hevige commotie rondom ongelukken met fatbikes. Zijn fatbikes wel veilig, is een vraag die steeds vaker wordt gesteld. En is het niet gek dat ook kinderen – die nog geen goed gevoel hebben voor snelheid – erop mogen rijden?
Een andere oorzaak die de bedrijven noemen voor de stagnerende verkoopcijfers, is het aanbod van goedkopere varianten door concurrenten. Onderdelen van goedkopere fatbikes worden veelal van buiten Europa geïmporteerd zonder te zijn gecontroleerd of ze wel aan de Nederlandse veiligheidsnormen voldoen, zeggen de geraadpleegde bedrijven. Door de toename in aanbieders neemt de totale hoeveelheid fatbikes op Nederlandse fietspaden dus niet per se af.
„Het maakt ons verdrietig”, antwoordt oprichter Pieter van Beusekom van Phatfour – een producent van fatbikes die de hele assemblage in Nederland doet, en zo’n honderden exemplaren per maand verkoopt – op de vraag wat alle negatieve berichtgeving rondom fatbikes met hem doet. Wel vindt hij de ophef rondom fatbikes terecht. „De nodige handhaving op de veiligheid van de verkoop van fatbikes én op de weg komt echt veel te traag op gang.”
Wie fietst, ziet het al langer: er rijden steeds meer fatbikes op de Nederlandse fietspaden. Vooral onder jongeren zijn die elektrische fietsen populair. Iedereen, ongeacht leeftijd, mag erop fietsen. Zónder helm of rijbewijs. Fatbikes horen niet harder dan 25 kilometer per uur te gaan, maar veel varianten zijn makkelijk op te voeren. Met soms wel bijna 50 kilometer per uur racen kinderen over drukke, smalle fietspaden naar school.
Hersenletsel
De fatbikehype is ook duidelijk terug te zien op de spoedeisende hulp. VeiligheidNL – kenniscentrum voor letselpreventie – registreerde in 2022 7 fatbikegebruikers die op de spoedeisende hulp terecht waren gekomen van een select groepje ziekenhuizen. Een jaar later waren dat er 59 en in de eerste vier maanden van dit jaar werden al 33 gevallen geregistreerd. Vaak gaat het om nauwelijks te herstellen hersenletsel. En de slachtoffers zijn jong: een grote groep is tussen de tien en veertien jaar oud. Een greep uit krantenkoppen van de afgelopen maanden: ‘Moeder en kind botsen frontaal met tieners op opgevoerde fatbike: ‘Ze gingen zó snel, er was geen tijd om te remmen’’, en: ‘Twee gewonden na ongeluk met fatbike in Apeldoorn’.
Afgelopen weekend was het weer raak. Een achtjarig meisje in Breda moest met een traumahelikopter worden opgehaald, nadat zij met een ander, dertienjarig meisje op een fatbike tegen een auto botste.
Lees ook
E-bikes straks mogelijk op afstand af te remmen, zodat Amsterdam weer wat veiliger wordt
Bij Fatbike Fabriek Amsterdam en Ecruiser zien medewerkers de interesse afnemen, vooral onder jongeren. Medewerkers van Fatbike Fabriek Amsterdam zien minder verzoeken binnenkomen via de supportknop op WhatsApp, de manier waarop (nieuwe) klanten communiceren met het bedrijf. Bij Phatfour, Knaap Bikes en Lacros zien medewerkers de enorme groei in verkoopcijfers van fatbikes van de afgelopen jaren nu afvlakken. Dat heeft te maken met jongeren die te hard gaan en zo het imago van de fatbikes beschadigen, denken ze bij Lacros.
Artsen, gemeenten, organisaties en ouders voeren de druk steeds meer op om iets te doen tegen onveilige situaties op fietspaden die ontstaan door fatbikes. VeiligheidNL wil de minimum leeftijd verhogen naar zestien jaar en misschien komt er een helmplicht. Van Beusekom van Phatfour is voorstander van de invoering van een leeftijdsgrens, maar volgens hem is dat vooral een „lapmaatregel”.
Illegale onderdelen
Een ander probleem voor de veiligheid op de fietspaden – en ook voor de verkoopcijfers van de bedrijven – is het uitblijven van handhaving op de import van „illegale” onderdelen van sommige aanbieders, aldus geraadpleegde bedrijven. Een fatbike is door de dikke banden stabiel en daardoor relatief veilig, zegt Robin Cats van Knaap Bikes, maar dan moeten producenten wel aan bepaalde regels voldoen.
Zo mag een motor in een e-bike een maximaal vermogen hebben van 250 watt. Van Beusekom van Phatfour: „Maar via import kunnen Nederlandse winkels alsnog fatbikes met zwaardere motoren verkopen.” Deze week boden wethouders van onder meer Amsterdam en Haarlem een petitie aan de Tweede Kamer aan waarin ze ook vragen om een verbod op de verkoop van opgevoerde fatbikes.
Maar ook al voldoen fatbikes aan de motoreisen, dan zijn veel van de modellen alsnog simpel op te voeren door klanten. Cats van Knaap Bikes: „Een fatbike van rond de 1.000 euro” – normaal kosten ze vaak minstens twee keer zoveel – „kan bijna niet correct zijn geïmporteerd en we zien dat die modellen vaak simpel op te voeren zijn.”
Veel fatbikes van Nederlandse bedrijven zijn tegenwoordig zó ontworpen dat ze niet op te voeren zijn. Cats: „De onderdelen van de fiets staan met elkaar in verbinding via software. Als een gebruiker een van die onderdelen vervangt, bijvoorbeeld de motor door een illegale Chinese variant, dan schakelen andere onderdelen af. De fiets kan dan alleen nog gebruikt worden na een software-update, die alleen te doen is met de originele onderdelen.” Zo’n maatregel helpt gebruikers zich te houden aan de 25 kilometer per uur-regel.
Helemaal voorkomen dat een slimme IT’er de software van een streng ontworpen fatbike kraakt en de fiets alsnog opvoert, kan nooit, weten ook deze bedrijven.
Isabel Almeida (34) werkt al tien jaar voltijds als verpleegkundige op een afdeling cardiologie in Madrid. Ze draait dagelijks twee diensten, van samen negen uur, vijf dagen in de week. „Maar met mijn salaris kan ik me geen eigen woning permitteren”, zegt ze gefrustreerd. Ze woont daarom bij haar ouders in de wijk Hortaleza, buiten de ring van Madrid. Haar zusje van 29 woont om dezelfde reden ook nog thuis.
In Europa lopen veel mensen ertegenaan dat er geen betaalbare woningen te krijgen zijn. In Spanje is de onvrede hierover in oktober al aan de oppervlakte gekomen. Spanjaarden gingen meermaals de straat op om te protesteren tegen onbetaalbare hypotheken en hoge huren, vooral in en rond de grote steden. Ook dit weekend staan weer demonstraties gepland.
Van de jonge Spanjaarden (achttien tot dertig jaar) woont meer dan 80 procent niet zelfstandig. In Nederland, dat toch ook een groot woningtekort en hoge prijzen kent, woont slechts 46 procent van de jongvolwassenen nog thuis.
„Ik schaam me er soms voor”, zegt Almeida. „Maar als ik alleen zou wonen, ben ik 70 procent van mijn salaris kwijt, voor één kamer!” Als verpleegkundige verdient ze 1.800 euro netto. Een eenkamerwoning kost in Hortaleza nu 900 tot 1.300 euro per maand. In de binnenstad van Madrid, in wijken als Lavapiés, Embajadores en Malasaña, betaal je voor zo’n woonruimte zelfs 1.400 tot 2.500 euro. „Ik ben allang gestopt met zoeken naar een huis. Hoe kan ik met wat ik overhoud een normaal leven leiden?”
Hetzelfde ervaart Jorge Rodriguez (26), personal trainer in een sportschool in de wijk Delicias. Hij werkt veertig uur per week en woont noodgedwongen bij zijn vader. „Ik moest een keuze maken: mijn complete salaris uitgeven aan vaste lasten en verder geen leven hebben, of bij mijn vader intrekken en geregeld kunnen reizen, uit eten gaan en andere leuke dingen ondernemen.” Hij koos voor het laatste en spaart, afgezien van een maandelijkse bijdrage aan zijn vader, een groot deel van zijn salaris van 1.700 euro bruto. „In de hoop dat ik voor mijn dertigste genoeg spaargeld heb om een huis te kopen.”
Steeds meer Spanjaarden met een voltijdbaan in bijvoorbeeld zorg, onderwijs of financiële sector hebben moeite een (huur)woning te vinden, vooral in grote steden als Madrid, Barcelona en Bilbao. Volgens huurplatform Idealista is een kamer huren nu gemiddeld 30 procent duurder dan vorig jaar. In Nederland is de huur in diezelfde periode met gemiddeld 5,4 procent gestegen. Gevolg van die rap stijgende huur in Spanje is dat ook meer dertigplussers bij hun ouders blijven wonen of een appartement delen met huisgenoten.
Veertig procent van Spaanse huurders geeft meer dan 40 procent van hun inkomen uit aan de huur. De centrale bank van Spanje, Banco de España, waarschuwde vorige maand dat zo’n 45 procent van de hurende Spanjaarden door de armoedegrens dreigt te zakken als gevolg van de hoge woonlasten. Ook lopen ze het risico op sociale uitsluiting. Binnen Europa ligt dat gemiddeld 15 procentpunt lager.
Tikkende tijdbom
De wooncrisis in Spanje heeft verschillende oorzaken, zegt Almudena Martínez del Olmo, hoogleraar huisvesting aan de Universidad Rey Juan Carlos in Madrid. Ze droeg bij aan een recent onderzoek over de wooncrisis, een diepgeworteld probleem dat volgens haar terugvoert op de economische crisis van 2008. „Sindsdien zijn de voorwaarden om een huis te kopen strenger geworden en is er meer onzekerheid op de arbeidsmarkt. Daardoor konden steeds minder mensen een huis kopen”, legt ze uit. „Het gevolg was krapte op de huurmarkt. En die ongekende vraag naar huurwoningen heeft geleid tot een enorme prijsstijging die niet in verhouding staat tot de financiële capaciteit van de Spanjaarden.”
Waar enkele jaren geleden de wooncrisis vooral kwetsbare groepen in de samenleving raakte, zoals migranten, is dat volgens Martínez del Olmo inmiddels verschoven naar de middenklasse.
Volgens berekeningen van Banco de España komt Spanje 1,2 miljoen woningen tekort. Jaarlijks worden er zo’n 90.000 gebouwd, maar daarmee valt de vraag niet bij te benen. Net als in Nederland kampen bouwbedrijven met personeelstekort, hoge materiaalkosten en gebrek aan ruimte in de steden.
Woningzoekenden lijden ook onder de groei van het toerisme in Spanje. Terwijl Airbnb-accommodaties en andere toeristenwoningen van de reguliere huurmarkt verdwenen, groeide het aantal woningzoekenden. Dat leidde afgelopen zomer tot massale protesten tegen toerisme.
Verschillende regio’s willen nu strengere regels voor verhuur aan toeristen. Zo stelde Barcelona in juni een verbod op toeristische verhuur van appartementen in: tegen 2028 moeten alle ruim tienduizend vergunningen daarvoor zijn ingetrokken. De lokale overheid in Malaga besloot zojuist om met ingang van deze maand de verhuur van appartementen aan toeristen te verbieden, om zo de huren in bedwang te houden.
Maar volgens hoogleraar Martínez del Olmo is tegengaan van verhuur aan toeristen en migranten – die van rechtse partijen vaak de schuld krijgen van het woningtekort – slechts symboolpolitiek. „De situatie in Spanje is problematischer dan in andere Europese landen, omdat we hier geen ‘diversiteit’ in de woningmarkt hebben. Zo zijn er nauwelijks sociale huurwoningen.”
Het land telt 300.000 sociale huurappartementen: 1 procent van de woningmarkt. In Nederland is dat 34 procent. Martínez del Olmo: „Als hier niet meer sociale huurwoningen worden gebouwd en de huurprijzen niet worden gereguleerd, wordt de noodsituatie alleen maar erger. Het is een tikkende tijdbom.”
Huurstaking
De demonstraties tegen de woningnood in oktober zijn een voorbode van een groot protest deze zaterdag, waarbij de organisatie ook oproept tot een nationale huurstaking. Valeria Racu, woordvoerder van huurdersbond Sindicato de inquilinas e inquilinos de Madrid: „Als de huren de komende jaren blijven stijgen en de regering en verhuurders ons niet tegemoetkomen, stoppen we met betalen.”
Als de huren de komende jaren blijven stijgen en de regering en verhuurders ons niet tegemoetkomen, stoppen we met betalen
Bij de huurdersbond zijn enkele duizenden Madrilenen aangesloten. Tientallen vergelijkbare organisaties in het land steunen de huurstaking, volgens Racu. Je huur niet betalen is illegaal, maar zij vindt de actie legitiem. „Na betaling van je huur hou je nog maar 200 of 300 euro van je loon over. We werken niet meer alleen voor onze werkgevers, maar ook voor de verhuurders. En dat trekken we niet meer.”
Isabel Almeida vertelt dat de woningnood ook mentaal knelt. „Bij je ouders wonen heeft z’n voordelen; er wordt voor je gekookt, je kleren worden gewassen. Maar het beperkt mij in mijn onafhankelijkheid. Ik ben 34, maar heb het gevoel dat ik de volwassenheid nog niet heb bereikt.”
Dat sentiment deelt de 26-jarige Jorge Rodriguez. Beschaamd kijkt hij naar het plafond: „Het is misschien sneu om te zeggen, maar soms voel ik me niet mans genoeg omdat ik nog bij mijn vader woon. Die had op mijn leeftijd al een eigen woning, kinderen én financiële vrijheid. Het doet iets met je ego, ook al is deze wooncrisis niet onze schuld.”
Op haar achttiende had Almeida een baantje als serveerster, naast haar studie. Ze huurde een kamer voor 450 euro. „Ik had een weekcontract van dertig uur, en 50 procent van mijn salaris ging naar de huur. Het was veel, maar ik voelde me volwassener door de verantwoordelijkheden die ik had.” Nadat de huiseigenaar de huur voor de vijfde keer had verhoogd, moest ze terug naar haar ouderlijke woning. „En daar zit ik voorlopig nog wel.”
Wetgeving
Vorig jaar paste de Spaanse regering de woningwet aan om huurders beter te beschermen. Nu mag de huur hooguit met 3 procent per jaar stijgen, waar eerder een limiet ontbrak. Verder moet de verhuurder voortaan makelaars- en bemiddelingskosten betalen, en in overbevolkte regio’s zoals Madrid mogen particuliere verhuurders nog maar vijf woningen bezitten. Voorheen waren dat er tien. Huurders uit hun huis zetten is ook duurder geworden.
Maar regels veranderen is één ding, ze handhaven een tweede. Daar schieten de Spaanse autoriteiten tekort. Handhaving van de nieuwe huurregels is een verantwoordelijkheid van regionale overheden, en die hebben daar niet veel zin in. Uit protest tegen de landelijke overheid soms, of omdat ze veel inkomsten genieten uit toerisme.
Ook de regering maakt van handhaving geen groot punt. „Het probleem is dat de overheid huisvesting ziet als een verdienmodel”, zegt hoogleraar Martínez del Olmo. De verhuur van woningen aan toeristen is immers ook profijtelijk gebleken voor de staatskas. Vorig jaar verdiende Spanje 10,8 miljard euro aan toerisme.
Isabel Almeida merkte dat betere huurbescherming een wassen neus is toen ze een jaar geleden probeerde een kamer te huren. „De verhuurder wilde drie maanden borg en ook nog eens een extra maand huur”, vertelt ze. Dat loopt al gauw op tot 5.000 euro. „Die extra maand huur dekt dan zogenaamd kosten om het huurcontract te tekenen. Weiger je te betalen, dan zijn er genoeg andere huurders die het wel willen. Het is illegaal, maar wie controleert ze?”
Minder baby’s
De wooncrisis heeft verstrekkende gevolgen voor zowel individu als samenleving. Vooral gezinnen met een laag of middeninkomen worden getroffen, wat de sociale en economische ongelijkheid vergroot. Wie huur of hypotheek niet meer kan betalen en geen vangnet heeft, belandt op straat. Volgens de jongste cijfers van het Spaanse Nationale Instituut voor Statistiek is de dakloosheid sinds 2012 met ruim 24 procent toegenomen.
Voor Spanje als geheel vormt de demografische ontwikkeling een groot probleem. Doordat kinderen steeds langer bij hun ouders blijven wonen, worden minder baby’s geboren. Met de huidige vergrijzing kan het land over twintig jaar de pensioenen niet meer betalen, zei premier Sánchez onlangs. Zijn regering wil daarom op korte termijn migranten zonder geldige papieren legaliseren, zodat die kunnen helpen de economie draaiende te houden.
Lees ook
Spaanse premier: zonder extra immigranten stort onze economie in
„Niet alleen de economische en sociale toekomst van het land is in gevaar, maar ook de sociale cohesie”, ziet Almudena Martínez del Olmo. „De wooncrisis zal de ongelijkheid en sociale conflicten alleen maar vergroten.”
Isabel Almeida kijkt somber naar haar eigen toekomst. „Ik werk nu elke dag keihard voor een hoger salaris. Ooit wilde ik moeder worden, maar dat is geen prioriteit meer. En dat zie ik ook in mijn naaste omgeving.”
Ze is zelfs begonnen aan een studie administratie en financiën. „Als administratief medewerker kun je vaak vanuit huis werken. Dan verlaat ik Madrid voor een dorp waar ik wel iets zelfstandig kan huren.”
Liever zou ze bij haar ouders in de buurt blijven. „In de wijk waar ik ben opgegroeid, want dat is thuis.” Maar dan wel graag in een eigen huis.
Gaat de eerste grote grensoverschrijdende bankovername in Europa sinds de financiële crisis van 2008 door of niet? Bankiers en financiële markten wachten in spanning af. Lang kan de beslissing van de Europese Centrale Bank (ECB) niet meer duren. Als het Italiaanse Unicredit groen licht krijgt voor overname van Commerzbank, de op een na grootste bank van Duitsland, kan dat leiden tot een golf van bankenfusies in Europa.
„Zo’n samengaan van twee grote banken uit verschillende landen blijkt dan mogelijk, terwijl veel mensen dat tot nu totaal onwaarschijnlijk achtten”, zegt Nicolas Véron.
De Franse econoom, verbonden aan de vermaarde denktanks Bruegel in Brussel en het Peterson Institute for International Economics in Washington DC, noemt het „zonder enige twijfel de eerste goede test” voor de Europese bankenunie. Als de ECB goedkeuring geeft, zal het zeer waarschijnlijk niet de laatste grote internationale bankovername of -fusie zijn in Europa, verwacht hij.
Véron kan de specialist op het gebied van de Europese bankenunie genoemd worden. Hij introduceerde de term in een opiniestuk in de Financial Times in 2012 na de eurocrisis, toen zuidelijke landen als Griekenland door te hoge staatsschulden in de problemen kwamen. Daardoor stonden ook veel banken in die landen op omvallen, omdat ze veel staatsobligaties op hun balans hadden staan. Dit jaar schreef hij voor Bruegel het boek Europe’s banking union at ten: unfinished yet transformative over de eerste tien jaar van de bankenunie.
Deze maand was hij in Den Haag voor een gesprek met bankiers en Haagse politici. NRC sprak met hem op Schiphol.
Europees toezicht
De bankenunie kwam in 2014 tot stand, kort na de eurocrisis waarin Europese banken kwetsbaar waren gebleken. Door te streven naar een bankenunie zouden voor alle banken in Europa dezelfde regels moeten gaan gelden en dezelfde eisen voor welke reserves ze moeten aanhouden. Er werd besloten de bankenunie in stappen in te voeren, met het doel dat banken gezonder zouden worden en een redding door overheden niet meer nodig zou zijn.
De grootste vooruitgang bij de vorming van de bankenunie in 2014 was dat alle grote en middelgrote banken onder direct toezicht kwamen van de ECB. Het toezicht werd zo weggehaald bij de centrale banken in de lidstaten, zodat nationale belangen geen rol meer zouden spelen.
Afspraken over andere essentiële onderdelen van het raamwerk van een bankenunie, waren er nog niet. Zoals: hoe banken die omvallen ordelijk moeten worden ontbonden, om te voorkomen dat klanten daar het slachtoffer van worden. . Of: hoe bij een crisis de last van een redding van een bank te verdelen over lidstaten – zeker bij banken die grote porties staatsobligaties van hun eigen land op de balans hebben staan. Bijvoorbeeld door een gezamenlijk noodfonds. Evenmin waren er afspraken over de ontwikkeling van een Europees depositogarantiestelsel in plaats van de nationale stelsels, die sommige landen wel en anderen niet hebben. Door een depositogarantiestelsel weten spaarders zeker dat ze tot een bepaald bedrag– in Nederland 100.000 euro, maar in andere landen geldt een ander bedrag – hun spaargeld terugkrijgen als hun bank omvalt.
Het uitblijven van die afspraken die tot een volledige bankenunie zouden moeten leiden, zorgt voor een blijvende kwetsbaarheid en is een obstakel voor groei in Europa, schrijft Véron. Toch moet volgens hem niet onderschat worden hoe sterk het weerstandsvermogen van de eurozone al is toegenomen door het bankentoezicht op Europese schaal.
Doordat de vereiste toestemming nu bij de ECB ligt, zouden internationale fusies en overnames eerder mogelijk zijn en tot grotere, efficiëntere banken kunnen leiden, was de gedachte. Die zouden de concurrentie met bankgrootmachten uit de VS en Azië aankunnen.Maar zulke fusies en overnames zijn uitgebleven. Nationale sentimenten staan ze vaak nog in de weg. Daarom zou de overname van Commerzbank door Unicredit, sinds 2005 al eigenaar van de veel kleinere HypoVereinsbank in Duitsland, tot een doorbraak kunnen leiden.
Lees ook
Met financieel stratego brengt deze Italiaanse bankier de Duitse politiek in rep en roer
Véron: „Beleggers hebben de koers van Unicredit opgedreven sinds die interesse toont voor Commerzbank. Kennelijk verwachten de financiële markten dat de ECB akkoord gaat met een samengaan. Als de Duitse financiële toezichthouder Bafin het zelf voor het zeggen zou hebben gehad, zou die waarschijnlijk bezwaar hebben aangetekend.
„Die hogere koers voor Unicredit zien andere bankiers ongetwijfeld ook als een groot blijk van vertrouwen in fusies en overnames die over landsgrenzen gaan, en daarmee als een betekenisvol signaal – ongeacht of deze overname echt doorgaat.”
Nationale sentimenten
In Duitsland spelen nationale sentimenten tegen de overname van Commerzbank. Politici zien de bank, die veel kredieten verschaft aan Duitse familiebedrijven en andere middelgrote ondernemingen, niet graag in buitenlandse handen.
Véron ziet dat genuanceerder. „Als je nauwgezet kijkt, zijn niet alle reacties negatief. Ik zou ze als gemengd willen betitelen. Maar de Duitsers kunnen een overname niet blokkeren, dat kan nu alleen de ECB. Als die er een streep door zet, kun je dat zeker als een terugslag voor de bankenunie beschouwen.”
Duitse politici vrezen bij een eventuele Italiaanse bankencrisis op te draaien voor de redding van Unicredit.
„Unicredit en Commerzbank zijn banken die stevig gekapitaliseerd zijn. Bij mijn weten is er geen risico dat ze omvallen. Er is een groot verschil met eerdere overnames over de grenzen heen, zoals die van HypoVereinsbank in 2005 door Unicredit en van ABN Amro door RBS, Santander en Fortis in uw land in 2006. Daarbij was het doelwit op een of andere manieren in de problemen. Dat maakt dit heel anders.
„Maar het is algemeen bekend dat er nog steeds geen volledige afspraken zijn over de kaders bij een crisisinterventie. En dus is ook niet te voorspellen wat er gebeurt bij een crisis. De risico’s kunnen in Italië worden opgevangen, maar er zijn ook scenario’s waarin ze bij andere Europese banken terechtkomen of met een gezamenlijke aanpak in Europa worden opgelost.
„Overigens is het tijdschema voor afspraken over crisisinterventie heel anders dan het tijdschema bij de overname van Commerzbank door Unicredit. Het heeft geen enkele zin die twee met elkaar te verbinden.”
Indrukwekkend
Bij de start van de bankenunie in 2014 werd er bewust voor gekozen niet op alle onderdelen van een bankenunie afspraken te forceren, beschrijft Véron in zijn boek. „Ik betwijfel ook of alles in één keer had gekund. Het is in mijn ogen vrij indrukwekkend wat tussen 2012 en 2014 tot stand is gebracht.”
Met de discussie over de inrichting van crisisinterventie vlot het intussen weinig. Daarvoor moeten tegelijkertijd afspraken worden gemaakt over het management van zo’n crisis en een Europees depositogarantiestelsel, zodat lidstaten in onderhandelingen een uitruil kunnen doen. Vooral Italië en Duitsland staan nog tegenover elkaar.
Verwacht u dat de bankenunie ooit wordt voltooid?
„Ja, ik heb redelijk veel vertrouwen dat het project ooit helemaal wordt afgerond. Ik hoop dat het zonder nieuwe financiële crisis kan.
„Ons bankenstelsel is redelijk stevig gebleken toen zich vorig jaar in de VS een bankencrisis voordeed, waarbij onder meer Silicon Valley Bank omviel. Maar Europa raakte niet besmet, hier is geen enkele bank in de problemen gekomen.”
Kan het dit jaar verschenen rapport van oud-ECB-chef Draghi, over hoe de Europese Unie concurrerender kan worden, daarbij helpen?
„Het Draghi-rapport zegt vrij weinig over de bankenunie. Het zegt wél iets over het ambitieniveau dat nodig is om de problemen van de EU op te lossen. Indirect kan je het zien als een prikkel om de bankenunie compleet af te ronden. Het is politiek niet makkelijk, maar wel noodzakelijk om de eurozone robuust en bestand tegen schokken te maken.”
Maken de politieke ruk naar rechts en toenemende scepsis over Europa die voltooiing moeilijker?
„Dat denk ik niet. Kijk naar wat de afgelopen jaren is bereikt, terwijl die beweging naar radicaal-rechts al was ingezet. Het EU-programma om uit de coronacrisis te komen met bijna 800 miljard euro aan investeringen werd doorgevoerd terwijl iedereen dat voor onmogelijk hield. Er was heel snel een gezamenlijke aanpak voor sancties tegen Rusland, de deur naar het EU-lidmaatschap voor Oekraïne wordt voorzichtig opengezet. En er kwam een Europese antiwitwasautoriteit.
„Ik ben niet zo pessimistisch over het vermogen van de Europese Unie om beslissingen te nemen, al is het op de gebruikelijke kronkelige manier, met frustrerende onderhandelingen. We moeten dat accepteren als een kenmerk van de EU en niet zien als een fout in het systeem.”
Hij is een selfmade man die niets cadeau heeft gekregen. In een kwart eeuw heeft Moustafa ‘Moba’ Aoulad ben Arroun (56) een uitzendimperium opgebouwd met kantoren in onder meer Capelle aan den IJssel, Velp, Gorinchem, Amsterdam en Polen. Dagelijks werken zo’n 10.000 mensen via bedrijven die onder zijn uitzendholding vallen. Die hoort volgens vakblad FlexNieuws bij de twintig grootste uitzendbureaus van Nederland.
Arbeidsmigranten uit onder andere Roemenië, Bulgarije, Hongarije en Polen werken via Aoulad ben Arrouns bedrijven bij de grootste vleesverwerkers van Nederland: Vion (5,3 miljard euro omzet in 2022) en Van Rooi (774 miljoen omzet in 2022). De uitzendbedrijven zijn lid van brancheorganisaties en beschikken over een keurmerk van de uitzendbranche.
Begin 2024 zien inspecteurs van de Arbeidsinspectie een opmerkelijk verschijnsel bij Aoulad ben Arrouns bedrijven: met name buitenlands personeel wordt er op grote schaal op staande voet ontslagen. Waar deze ontslagconstructie normaal gesproken slechts zelden voorkomt, is zij bij deze bedrijven eerder regel dan uitzondering. Ook opmerkelijk: een klein deel van de ontslagen medewerkers komt even later gewoon weer in dienst, zonder zelf te weten dat ze ontslagen zijn.
De Arbeidsinspectie schrijft dat de bedrijven „misbruik” maken van de constructie, om er „financieel voordeel” mee te behalen. Door arbeidscontracten per direct te beëindigen, hoeven ze achterstallig loon en vakantiegeld niet uit te keren. Zo is 1 tot 5 miljoen euro bespaard, schat de Arbeidsinspectie, die eind mei een rapport over de praktijken naar buiten brengt. De uitzendbureaus noemt ze niet bij naam, maar volgens bronnen binnen de inspectie vallen alle bureaus onder Aoulad ben Arrouns holding.
Het rapport brengt de politieke discussie rond arbeidsmigratie in een stroomversnelling. Na de publicatie zegt toenmalig minister Karien van Gennip (CDA, Sociale Zaken) de geopenbaarde misstanden hard te willen aanpakken. „Dit kan echt niet meer”, schrijft ze aan haar ambtenaren. Ze roept de uitzendbranche en de vleessector op het matje en eist maatregelen. Beide bedrijfstakken zeggen een meldpunt voor misstanden toe. Ook komt er een ‘taskforce’ met vertegenwoordigers van overheid en de twee branches, die zal onderzoeken hoe malafide bureaus te bestrijden. Het Rijk wil ook opnieuw een certificeringsplicht voor uitzendbureaus, maar zo’n toelatingsstelsel opzetten duurt nog een aantal jaar.
Zelfregulering ‘werkt niet’
Rond uitzendbureaus die arbeidsmigranten laten werken in onder meer de Nederlandse vleesindustrie, komen geregeld signalen over misstanden naar buiten. Dan gaat het bijvoorbeeld om ontslagconflicten en onderbetaling, maar ook over slechte huisvesting en gebrekkige toegang tot gezondheidszorg. Hoe probeert de overheid die misstanden te bestrijden? En hoe kan het dat dit nauwelijks lijkt te lukken?
De basis voor de huidige problemen ligt in de jaren negentig, als de vergunningplicht voor uitzendbureaus wordt afgeschaft. Die kwam er twee decennia eerder, om sjoemelende ‘koppelbazen’ van legitieme bedrijven te scheiden. Maar dat stelsel blijkt te makkelijk te omzeilen.
Daarna verschuift het accent in de overheidsaanpak – de uitzendbranche moet vooral zichzelf reguleren. Bonden en werkgevers spreken in 1996 af uitzendpersoneel meer rechten te geven. Zo moeten uitzendbureaus en inleners uitzendkrachten bij ziekte doorbetalen en ontvangen ze voortaan bij ontslag een vergoeding.
Aoulad ben Arroun is zoon van een arbeidsmigrant. In de jaren zeventig kwam hij als kleuter met zijn ouders uit Marokko naar het Twentse Haaksbergen. Daar ging zijn vader in een kabelfabriek aan de slag. Zelf begon hij op zijn negentiende als uitbener van varkens in een vleesfabriek in Borculo, vertelt hij op de website van een van zijn bedrijven.
Als hij achtentwintig is, neemt zijn carrière een vlucht: hij wordt mede-eigenaar van een uitzendbureau dat vleesverwerkers voorziet van uitbeners en slagers. Niet lang daarna, in 1999, start Aoulad ben Arroun zijn eerste eigen uitzendbureau, Horizon Meat Services BV. Zijn bedrijf maakt een groeispurt door vanaf 2004, nadat Polen, Letland, Litouwen en later Roemenië toetreden tot de Europese Unie. Hij neemt meerdere uitzendbureaus over.
Aoulad ben Arrouns expansiedrift is exemplarisch voor de arbeidsbemiddeling in de afgelopen twintig jaar. Uitzendbureaus, detacheerders en payrollbedrijven groeien razendsnel. Statistiekbureau CBS telt er vierhonderd in 2004, en bijna twintigduizend vorig jaar. Samen zijn ze goed voor 46,2 miljard euro omzet in 2023. Cijfers van de Kamer van Koophandel, opgevraagd door NRC, tonen ook flinke beweging in de branche: in 2023 waren er bijna zevenhonderd nieuwkomers, terwijl ruim zeshonderd bedrijven stopten.
Zicht houden op deze markt is lastig, zegt zelfstandig arbeidsmarktonderzoeker Peter Donker van Heel, die de positie van uitzendkrachten onderzocht. De handhaving van regels is „enorm verkokerd”, zegt hij. Diverse instanties controleren elk een eigen deelterrein: gemeenten zien toe op de huisvesting van arbeidsmigranten, de Arbeidsinspectie kijkt naar arbeidsverhoudingen en -omstandigheden, de Belastingdienst naar de fiscale administratie. „De regelgeving is enorm complex en niemand overziet het geheel”, aldus Donker van Heel.
En dan kent de branche nog verschillende organisaties en keurmerken. Die passen bij de zelfregulering die de overheid van de bedrijfstak verwacht. Zo geeft het keurmerk van de SNA (Stichting Normering Arbeid) aan dat een uitzendbureau zijn administratie op orde heeft; bij dit keurmerk zijn 4.900 bedrijven aangesloten, die tweemaal per jaar controle krijgen. Een garantie biedt dit keurmerk niet; in 2014 bleek dat de bezitters ervan nauwelijks minder vaak de wet overtraden dan ondernemingen zonder keurmerk. Vakbonden CNV en FNV trokken daarom in 2016 hun handen van het keurmerk af.
Ook uitzendbureaus met een slechte reputatie kunnen in het bezit zijn van een SNA-keurmerk. Zo doet het Openbaar Ministerie onderzoek naar uitzendbureau RMS Meat (voorheen Reyhan). Dit bedrijf, met SNA-keurmerk actief in de vleesverwerkende industrie, zou 2 miljoen euro aan lonen achterovergedrukt hebben.
„De klungelaars, die pakken we wel, maar de echte boeven richten hun administratie over het algemeen wel goed in”, zegt SNA-voorzitter en burgemeester van Nijmegen Hubert Bruls.
Over de zelfregulering in de branche kan onderzoeker Donker van Heel kort zijn: „Die werkt niet.” De SNA-inspecteurs komen alleen bij de aangesloten bedrijven, zegt hij, terwijl Nederland tienduizenden bedrijven telt die aan arbeidsbemiddeling doen.
In 2013 krijgt een uitzendbureau van Aoulad ben Arroun, dat over het SNA-keurmerk beschikt, de Arbeidsinspectie al over de vloer. Een Slowaakse uitbener bij vleesgigant Van Rooi heeft nog bijna 2.400 euro tegoed, blijkt uit een interne rapportage ingezien door NRC. De man is onverwacht teruggereisd naar Slowakije vanwege familieproblemen, en zegt dit netjes gemeld te hebben bij Aoulad ben Arroun.
Maar volgens de directeur van het uitzendbureau klopt dat niet, en is hij zonder iets te zeggen vertrokken. Bij wijze van „schadevergoeding” heeft Aoulad ben Arroun het achterstallige loon niet gestort. De Slowaak „heeft zich nooit bij ons gemeld, niet per mail noch per telefoon”, zegt hij in het gesprek met de inspecteur. Zelf deed hij ook geen poging de man te bereiken. Volgens de inspecteur is de Slowaak helemaal niet onaangekondigd vertrokken. Aoulad ben Arroun krijgt geen boete, maar de inspecteur maant hem het salaris en vakantiegeld alsnog over te maken en waarschuwt dat hij onderzoek zal doen naar andere „beëindigde arbeidscontracten en het niet uitbetaald loon”.
Werknemer is de dupe
In de jaren erop begint het Openbaar Ministerie een strafrechtelijk onderzoek naar één van Aoulad ben Arrouns uitzendbureaus. Het OM verdenkt het bureau van arbeidsuitbuiting en valsheid in geschrifte. Maar de beschuldiging van uitbuiting wordt na vier jaar door het OM zelf geseponeerd. En eind vorig jaar tikte de rechter het OM op de vingers: de andere verdenking was zo oud en het belang te beperkt om Aoulad ben Arroun er nog voor te vervolgen. Tot „de avond voor de inhoudelijke behandeling” was onterecht de beschuldiging van arbeidsuitbuiting „blijven hangen boven het hoofd” van Aoulad ben Arroun, schreef de rechter. Het OM heeft de 275.000 euro die Aoulad ben Arroun uitgaf aan advocaten, accountants en reizen vergoed.
Een paar maanden later komt de Arbeidsinspectie de grote aantallen op staande voet ontslagen werknemers bij Aoulad ben Arrouns bedrijven op het spoor. Bij een van de bedrijven wordt tot 80 procent van het vertrekkend personeel op staande voet ontslagen, schrijft de Arbeidsinspectie in het rapport van mei dit jaar. In de hele uitzendbranche kwam dit de afgelopen vier jaar bij minder dan 1 procent van het vertrekkend personeel voor, blijkt uit cijfers over de uitzendbranche die vorige week met de Tweede Kamer zijn gedeeld.
De werknemers zijn de dupe: die bouwen niet de extra rechten op, omdat ze continu in de laagste schaal blijven zitten, schrijft de inspecteur-generaal van de Arbeidsinspectie in een toelichting bij het rapport. Daarnaast vervalt het recht op een uitkering en ligt dakloosheid op de loer – veel arbeidsmigranten huren woonruimte via een uitzendbureau. Soms blijken werknemers het uitzendbureau zelfs geld verschuldigd, omdat ze een vergoeding moeten betalen (om vervanging te regelen), die ten minste gelijk is aan wat ze aan loon tegoed zouden hebben. „Zo komt de eindafrekening uit op nul of is die zelfs negatief”, aldus een bron binnen de inspectie.
Moba Aoulad ben Arroun las over het rapport in het nieuws, en dacht dat het wel eens over een van zijn uitzendbureaus kon gaan, vertelt hij op zijn kantoor in Gorinchem: een lichte ruimte met een systeemplafond en grote kamerplanten, aan de rand van een bedrijventerrein. Terwijl een verdieping lager arbeidsmigranten worden ingeschreven, belt de directeur een van zijn managers: „Jarek, kun je even de cijfers komen laten zien?”
Het klopt dat hij de afgelopen jaren duizenden arbeidsmigranten op staande voet heeft ontslagen, zegt Aoulad ben Arroun, maar dat er sprake is van misbruik, bestrijdt hij: de medewerkers vertrokken „met de noorderzon” en hij heeft geen idee waarom.
Businessmanager Jarek Sas klapt zijn laptop open, op het scherm staafdiagrammen van in 2024 uitgestroomd personeel bij een van Aoulad ben Arroun uitzendbureaus. Ook dit jaar ontsloeg de directeur ongeveer een derde van de werknemers van dit bureau op staande voet. Maar hij kan niet anders, zegt hij. „Als mensen niet komen opdagen, moet ik ze wel op staande voet ontslaan. In de wet staat: geen werk, geen loon.”
Als mensen niet komen opdagen, moet ik ze wel op staande voet ontslaan
Naar elke werknemer die verdwijnt stuurt Aoulad ben Arroun drie of vier brieven, zegt hij. Als ze na tien dagen niet terug zijn, ontslaat hij ze op staande voet. Per weggelopen kracht kost dat zo’n 2.000 tot 3.000 euro aan misgelopen inkomsten en uitgeleende beschermingsspullen, zegt hij, zoals stalen handschoenen en een schort, die vaak niet worden ingeleverd.
Advocaat Bas Hengstmengel, die gespecialiseerd is in flexibele arbeidsverhoudingen en tien jaar lang cao-controles in de uitzendbranche uitvoerde, vindt Aoulad ben Arrouns lezing weinig plausibel. „Je hebt er als werkgever vooral voordeel van, want je hoeft allerlei afdrachten niet te verrekenen, en ook geen ontslagvergoeding te betalen.”
Hengstmengel erkent dat arbeidsmigranten weliswaar geregeld zomaar vertrekken, maar merkt op dat andere uitzendbureaus de constructie blijkbaar niet zo massaal toepassen. Als onduidelijk is of mensen weer terugkomen, kunnen werkgevers ook een loonstop overwegen, zegt Hengstmengel. „Dat is veel minder ingrijpend.” Ontslag op staande voet is volgens hem alleen voor „extreme gevallen als diefstal of fraude” bedoeld. „Iemand die wordt ontslagen en daarna weer naar het werk komt, past niet in dat beeld.”
Aoulad ben Arroun slaat met zijn hand op tafel. „Als mensen zelf stoppen, hebben ze helemaal geen recht op ontslagvergoeding. Denkt die advocaat dat ik als Al Capone een organisatie leid en elke dag nabel hoeveel mensen op staande voet zijn ontslagen? Hoelang moet zo’n loonstop dan wel niet duren?”
Uitzendverbod
Inmiddels heeft ook de nieuwe minister Eddy van Hijum (NSC, Sociale Zaken en Werkgelegenheid) de publicatie over het ontslag op staande voet aangegrepen om harde maatregelen te eisen, mogelijk zelfs een uitzendverbod voor „probleemsectoren”, zoals de vleessector. „Op een gegeven moment moet je een streep trekken als er geen verbetering in zit”, zei hij deze zomer tegen De Telegraaf. Momenteel wordt onderzocht of zo’n verbod „juridisch” mogelijk is en wat de impact ervan is op de arbeidsmarkt, zegt een woordvoerder van het ministerie van Sociale Zaken. In de Nederlandse vleesbranche werken dagelijks 12.000 mensen, van wie 80 procent uit het buitenland komt.
Naast de politiek reageerden ook de uitzend- en vleessector verontwaardigd op het rapport van de Arbeidsinspectie. „Een schande” noemde brancheorganisatie NBBU het. „Onacceptabel!” stond er boven een persbericht van COV, branchevereniging voor werkgevers in de vleesindustrie, waarvoor Aoulad ben Arroun cao-onderhandelingen voert. Hoewel het een van hun eigen leden betreft, zeggen COV en uitzendkoepel NBBU niet te weten om welke uitzendbureaus het gaat.
Ondertussen kijkt ook het huidige kabinet weer vooral naar de branche zelf om misstanden tegen te gaan. Het is de „eigen verantwoordelijkheid” van de sector om mensen goed te behandelen, schreef Van Hijum onlangs aan de Tweede Kamer. Een meldpunt waar misstanden gemeld kunnen worden, is ondergebracht bij vleesgigant Vion. Werkgeversorganisaties en uitzendkoepels moeten via een checklist hun eigen leden vragen of ze hun zaken op orde hebben.
Het nieuwe toelatingsstelsel, dat malafide uitzendbureaus van de markt moet weren, is er voorlopig nog niet. Afgelopen maand informeerde minister Van Hijum de Tweede Kamer dat het stelsel vanwege problemen in de uitvoering voor de tweede keer vertraging heeft opgelopen. Hij verhoogde de boetes en de capaciteit van de Arbeidsinspectie, die er 35 fte bij krijgt – afgelopen jaar telde de inspectie 1.753 voltijdbanen. Ook neemt minister Van Hijum meer tijd om te onderzoeken wanneer het stelsel kan worden ingevoerd. Dat is sowieso niet voor 2026.
De ruim zevenduizend op staande voet ontslagen arbeidsmigranten schieten er weinig mee op. Zij vallen onder het ontslagrecht en daar controleert de Arbeidsinspectie niet op. „Helaas blijkt dat op dit moment geen van de betrokken organisaties bevoegd is om misbruik van ontslag op staande voet aan te pakken”, schreef minister Van Hijum op 12 november aan de Tweede Kamer. Het aanpakken van het misbruik en controleren „van het einde van de arbeidsverhouding op juistheid” zijn niet de taak van de Arbeidsinspectie, UWV of de Belastingdienst, aldus Van Hijum.
De inspectie kan de ontslagen arbeidsmigranten wel naar goede advocaten en een juridisch loket verwijzen, maar vanwege hun precaire situatie maken de arbeidsmigranten zelden de gang naar de rechter.
De Arbeidsinspectie kan nu niet nader ingaan op vragen over de rapportage over het ontslag op staande voet, omdat er nog een onderzoek loopt. Het is nog niet duidelijk welke vervolgstappen worden genomen door de inspectie en andere handhavers, of wat de gevolgen voor de bureaus van Aoulad ben Arroun zijn.