Maandag kruipt een baby over het trainingsveld in Wolfsburg. En trappen kinderen een balletje. Het toont de ontspanning in het basiskamp van Oranje, na de zege op Polen zondag. De dag na wedstrijden is het traditioneel ‘familiedag’ voor de selectie. Al is er genoeg te analyseren, zeiden coach en spelers al. Hoe staat Oranje er voor, na het eerste duel op het EK? Vier ontwikkelingen uitgelicht.
Het Veerman-dilemma
Als Joey Veerman na een half uur op rechts opent, valt zijn bal tussen iedereen in en kan Polen overnemen. Vijf minuten later gaat zijn pass, bedoeld voor rechtsback Denzel Dumfries, zomaar over de zijlijn. En als Veerman net voor rust spits Memphis Depay in zijn voeten probeert aan te spelen, zit er een Poolse verdediger tussen.
Het zijn enkele van de ongelukkige momenten van de spelverdeler, die bij Oranje Frenkie de Jong vervangt. Soms lijkt het op miscommunicatie. Of een gebrek aan automatismen, wat vaker gebeurt bij nationale teams omdat er niet wekelijks samen wordt getraind. Zelf zegt hij dat hij „te slordig” speelde in de eerste helft.
Twaalf keer leed Veerman balverlies, voor hij in de zestigste minuut wordt gewisseld. Alleen Dumfries deed dat vaker, blijkt uit statistieken van databureau Opta. Daartegenover veroverde Veerman vijf keer de bal, waarmee hij tweede staat.
Het leek juist een wedstrijd voor hem. Veerman had in oud-Feyenoorder Sebastian Szymanski wel een bewaker, maar kreeg relatief veel ruimte. Bovendien lag er achter de Poolse defensie veel ruimte, waardoor Oranje er met snelle diepteloopacties doorheen kon snijden. De pass op diepgaande aanvallers is normaal de specialiteit van Veerman. Maar zondag kon hij zich er niet mee onderscheiden.
Een verrassing is dat niet: in Europese topduels is afgelopen seizoen al gebleken dat Veerman moeite heeft zodra het tempo omhoog gaat. Een dilemma voor bondscoach Ronald Koeman is nu: als Veerman het tegen het modale Polen al lastig heeft, wat betekent dat dan voor de confrontatie van komende vrijdag tegen vice-wereldkampioen Frankrijk?
Zo groeit de zorg over de linie waar Oranje tot voor kort veel keuze had, maar waar na het geblesseerd afvallen van vijf spelers weinig opties meer over zijn. Ryan Gravenberch (te licht) en Georginio Wijnaldum (overtuigt nog niet) zijn nu reserve. De vraag is: blijft Koeman vertrouwen op Veerman of bedenkt hij een alternatief?
Diepteloopjes Reijnders
Als Oranje achterin in balbezit is, kijkt Koeman langs de lijn soms even de andere kant op. Naar zijn aanvallers. Daar moet het gebeuren. Beweging, diepgang, dynamiek. Hij eist dat ook van zijn aanvallende middenvelder, Tijjani Reijnders. Het is de bedoeling dat hij ‘over’ de vaak zwervende spits Depay heen sprint. Door die wisselwerking wordt de tegenstander gedwongen om, in een fractie van een seconde, keuzes te maken. En kunnen er ruimtes ontstaan.
Reijnders loert continu op die momentjes. Dat is halverwege de eerste helft goed te zien als aanvaller Cody Gakpo vanaf de linkerflank naar binnen dribbelt en Reijnders de sprint in de diepte maakt. Hij wijst: pass in die zone. Dat doet Gakpo, op maat, waardoor ze in één actie vier Polen uitspelen. Bijna bereikt Reijnders vervolgens Depay, in kansrijke positie.
Dit soort snelle, aanvallende acties ziet Koeman nog te weinig, zegt hij. „Ik vond dat we bij twee, drie momenten met Tijjani diepte hadden die niet werd gezocht. Dus dat kan allemaal veel beter.”
Hij doelt dan vermoedelijk op een moment met Virgil van Dijk, kort voor rust. Als die achterin aan de bal is, sprint Reijnders rond de middenstip weg. Voor niks, want Van Dijk kiest voor een korte, veilige optie. Zoals hij de bal ook niet krijgt van Depay, juist als Reijnders veel ruimte heeft in de as. Dit soort beloftevolle situaties zal Oranje tegen Frankrijk naar verwachting minder krijgen, omdat zij verder terugzakken. Interessant wordt: hoe gaat Oranje die kleinere ruimte bespelen?
De zwakke plek
Ze zijn bijna allemaal net iets langer, de Poolse spelers die in de vijftiende minuut in het Nederlandse strafschopgebied staan. Vlak voor Piotr Zielinski de indraaiende hoekschop neemt, beweegt Adam Buksa naar de eerste paal. Veerman loopt mee, trekt nog even licht aan zijn arm. Maar Buksa gaat de lucht in, in de rug van Dumfries, die onder de bal doorkopt. Buksa kopt wel raak.
In de analyse die de technische staf van Oranje dezer dagen maakt – onder leiding van keeperstrainer en specialist standaardsituaties Patrick Lodewijks – zullen ze zien dat er veel mis gaat. Een Poolse speler blokt Veerman eerst, een slimme afleidingsmanoeuvre waardoor hij Buksa kort uit het oog verliest. En Veerman gaat vervolgens het luchtduel niet met hem aan. Ook Dumfries gaat niet vrijuit, door zijn verkeerde timing. En Van Dijk, de leider van de defensie? Die wijst kort voor de corner wel naar ploeggenoten, maar oogt passief als het eenmaal gebeurt.
In een oefenduel in maart maakte Duitsland al twee goals uit hoekschoppen tegen Oranje. Koeman wond zich onlangs nog op over de „dramatische” organisatie bij de eerste goal destijds. Ook zondag sprak hij van „een slecht moment”. Los van de organisatie, lijkt de ploeg soms stootkracht te missen bij deze fysieke man-tegen-mangevechten. Het is onmiskenbaar een zwakke plek, juist nu de trend is dat standaardsituaties belangrijker worden.
De agressiviteit van Weghorst
Wout Weghorst past binnen een traditie van Nederlandse spitsen, schrijft tactisch expert Michael Cox bij The Athletic. Lang, sterk, scorend, maar niet erg technisch. Nederland lijkt zich altijd een beetje te „generen” voor dit type aanvaller. „Het land van het totaalvoetbal, het benutten van ruimte, samenhang tussen spelers en het ontwikkelen van goede allround voetballers, is ook de natie met de gemiddeld langste mensen ter wereld”, schrijft Cox. „Dus produceren ze uiteindelijk grote nummers negens, of ze dat nu leuk vinden of niet.”
Met zijn bijna twee meter maakte invaller Weghorst zondag bij zijn eerste balcontact de winnende tegen Polen. „De hele week op trainingskamp zit je maar gewoon met één doel in je hoofd, dat is die wedstrijd”, zei hij. Weghorst voegt iets toe aan het elftal „door zijn manier van zijn”, zei Koeman. „Je weet met Wout dat hij met zijn agressiviteit overal induikt bij voorzetten.”
Zijn gedrevenheid kan „soms” ook wel eens „vervelend” zijn voor ploeggenoten, zegt Wijnaldum. „Ik heb ook weleens een keer een momentje met hem gehad [bij een training], dat hij doorliep op me en dat ik boos werd.” Aan de andere kant, zegt Wijnaldum, is hij „juist” blij als dat gebeurt. „Wout is een speler die je echt scherp houdt. Hij neemt ons mee in zijn bezetenheid.”