Tweede Kamervoorzitter Martin Bosma moet zich gaan bezinnen op zijn eerdere uitspraken over het slavernijverleden, die hij deed als PVV-Kamerlid. Anders mag hij de nationale slavernijherdenking op 1 juli niet bijwonen. Dat besloot het Nationaal instituut Nederlands Slavernijverleden en erfenis (NiNsee), organisator van de herdenking, maandag. NiNsee-voorzitter Linda Nooitmeer zei diezelfde dag tegen ANP dat ze Bosma vraagt „te reflecteren” en „een gebaar te maken”. Zo niet, dan moet hij een vervanger naar de kranslegging sturen. Op de Amsterdamse zender AT5 sprak Nooitmeer ook over „excuses” die Bosma zou moeten maken, maar dat wilde ze tegen ANP niet herhalen.
De beslissing van het NiNsee om eisen te stellen aan de aanwezigheid van Bosma is opvallend. Een week geleden stuurde het instituut nog een persbericht uit waarin de „commotie in de samenleving” rondom Bosma’s persoon en zijn aanwezigheid werd besproken. Het instituut hield toen vast aan de traditie om sinds de eerste officiële herdenking in 2002 de democratisch verkozen voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer uit te nodigen.
Lees ook
Nationaal Slavernijmuseum weer een stap dichterbij: Amsterdams stadsbestuur akkoord met locatie
Vorige week stelde het instituut nog dat de herdenking een nieuwe lading heeft gekregen sinds in 2022 en 2023 zowel minister-president Mark Rutte als koning Willem-Alexander officiële excuses maakten voor het aandeel van Nederland in de trans-Atlantische slavernij. „In die zin is de aanwezigheid van juist de heer Bosma bij de herdenking op 1 juli dé gelegenheid om onderdeel te zijn van dat bezinnings- en bewustwordingsmoment”, stelde het NiNsee toen. „De recente geschiedenis heeft inmiddels aangetoond waar een nieuw verkregen bewustzijn toe kan leiden.”
‘Gewoon uitgenodigd. Punt’
Bosma reageerde maandag tijdens een Kamerdebat dat hij nog steeds van plan is te gaan, omdat hij „gewoon is uitgenodigd. Punt.” Op de vraag van Denk-Kamerlid Doğgukan Ergin of hij voornemens is te reflecteren, zei hij: „Daar ga ik eens over nadenken.” Ook zei hij nog nooit te hebben meegemaakt dat een Kamervoorzitter moet reflecteren alvorens op een uitnodiging in te mogen gaan. Bosma liet weten tijdens de herdenking niet te zullen spreken.
Al langer is er onrust over de rol van Bosma als Kamervoorzitter bij herdenkingsceremonies. Bij de Nationale Dodenherdenking op 4 mei werd geprotesteerd tegen zijn komst vanwege denkbeelden en uitspraken die volgens betogers verwant waren aan het gedachtegoed van „fascisten”.
Maandag ontstond ophef over zijn aanwezigheid bij de slavernijherdenking toen 35 organisaties en 150 personen een brief naar de Tweede Kamer, de gemeente Amsterdam en het NiNsee stuurden. De briefschrijvers roepen de drie partijen op om een vervanger voor Bosma te sturen, onder meer omdat hij in zijn rol als Kamerlid sprak over „slavernijgedram”, zich tegen een fonds voor bewustwording over het slavernijverleden keerde en „een reputatie van racisme” heeft. Zijn aanwezigheid bij de kranslegging op 1 juli zou door de Afro- en inheems-Caribische gemeenschap als een „intense belediging” worden gezien.
De briefschrijvers verenigen zichzelf onder de naam Coalitie voor een Waardige 1 juli Herdenking. Onder hen zijn oud-Tweede Kamerlid Sylvana Simons (BIJ1), creatief directeur van omroep Zwart Akwasi Ansah en Jerry Afryie, oprichter van Kick Out Zwarte Piet.
Rehabilitatie van Tula
In zijn tijd als PVV-Kamerlid, vóór zijn voorzitterschap, liet Bosma zich kennen als felle tegenstander van initiatieven voor meer collectieve bewustwording over de Nederlandse rol in het slavernijverleden en erkenning voor nazaten van slaafgemaakten. Zo wilde hij dat de excuses van Rutte en de koning werden teruggedraaid en noemde hij het nog op te richten slavernijmuseum een „leugenpaleis”. In een Kamerdebat in 2023 over het slavernijverleden sprak hij over „antiblankracisme” dat zou worden aangewakkerd „door het steeds opgespeelde slavernijonderwerp”.
Hij verzette zich in dat debat ook tegen de rehabilitatie van verzetsheld Tula, de leider van de Curaçaose slavenopstand van 1795. Volgens Bosma zouden opstandelingen onder zijn toeziend oog de Nederlandse schoolmeester Gerrit Sabel op de meest gruwelijke wijze hebben mishandeld. Bosma leek niet te weten dat het boek waarop hij zich baseerde een roman betrof, geen historisch accuraat ooggetuigenverslag.