Moslims vieren zondag tijdens het ochtendgebed in de Ulu Camii Moskee in Utrecht de eerste dag van het Offerfeest (Eid al-Adha). Het Offerfeest is naast het Suikerfeest het belangrijkste feest voor moslims. Tijdens het Offerfeest, dat tot dinsdag duurt, wordt het offer van de profeet Ibrahim herdacht. Allah stelde Ibrahim op de proef door hem te vragen zijn zoon te offeren. Als Ibrahim zich voorbereidt om het offer te brengen, laat Allah hem in plaats van zijn zoon een schaap slachten. Tijdens het Offerfeest worden daarom schapen, geiten of lammeren als ‘offer’ geslacht.
Hugo de Jonge, waarnemend commissaris van de koning in Zeeland, stond in januari op een verhoging in de protestantse Nieuwe Kerk van Middelburg. Het was vrijdagavond en op de eerste rijen zaten oudere Zeeuwen in zondagse dracht: de mannen in het zwart gestoken, inclusief hoed, de vrouwen getooid met witte sluiers en mutsen van kant.
Laten we doen alsof het 2050 is, zei De Jonge. En hij schetste in de nieuwjaarsspeech een toekomstbeeld van Zeeland als „een van de economische motoren van Nederland”. Als „de toegangspoort” over water tussen de havens van Rotterdam en Parijs, een provincie waar het beter wonen is dan in de rest van het land. Een contrast met het heden, waar zorg, onderwijs en vervoer in Zeeland al jaren onder druk staan.
Juist daarom moet Zeeland groeien, vindt De Jonge – sprekend namens het provinciebestuur. De vier grote Zeeuwse steden Middelburg, Vlissingen, Terneuzen en Goes zouden over 25 jaar elk minstens honderdduizend inwoners kunnen hebben, filosofeerde hij. Dat komt neer op zeker een verdubbeling voor iedere stad. In dat scenario zou Zeeland, met een kleine vierhonderdduizend inwoners nu de dunbevolkste provincie van Nederland, minstens zeshonderdduizend inwoners tellen.
Wil je zoals het rustieke Franse platteland worden, aan de periferie van Nederland? Of accepteren we meer toerisme en nieuwe inwoners?
Die prognose maakte veel los in Zeeland. Inwoners begonnen een petitie – ‘Stop de waanzin van Hugo de Jonge’ – en klaagden in regionale media over het verlies van rust en ruimte als Zeeland zou groeien.
Het verhaal van De Jonge kan wel op steun rekenen van drie Zeeuwse wethouders die NRC sprak. „Zijn analyse maakten we al langer in de provincie”, zegt Rutger Schonis, wethouder van Middelburg (D66, Ruimtelijke ordening). „Maar de speech is wel ontvangen zoals bedoeld: als een steen in de vijver.” De provincie moet volgens Schonis kiezen: „Wil je zoals het rustieke Franse platteland worden, aan de periferie van Nederland? Of accepteren we meer toerisme en nieuwe inwoners, zodat het voorzieningenniveau in stand blijft?”
De beoogde groei van Zeeland.
‘Kommetje’
Tot aan 2030 groeit Zeeland met enkele tienduizenden inwoners, schatte de provincie drie jaar geleden. Een jaar later maakten Zeeuwse overheden afspraken met toenmalig minister De Jonge over woningbouw in diezelfde periode, vertelt de wethouder. Dat ging om 16.500 stuks in de provincie, waarvan ruim tweeduizend in Middelburg. „Daar zijn de cijfers in de nieuwe plannen een veelvoud van”, zegt Schonis. „Doorgroeien naar honderdduizend is voor Middelburg [50.214 inwoners] een verdubbeling.”
Volgens Schonis moet de gemeente vooral in de toeristische binnenstad „de hoogte in”. Middelburg is „bijna tegen Vlissingen aangegroeid”, daar is weinig ruimte. Bouwen in het buitengebied is volgens de wethouder onverstandig. Het schiereiland Walcheren, waarop hoofdstad Middelburg ligt, is namelijk „een kommetje” met poelgronden waar water naartoe stroomt bij regenval en dat maakt woningbouw bijna onmogelijk. Middelburg heeft volgens Schonis hoe dan ook meer inwoners nodig, zodat de gemeente zich zeker voelt van het behouden van de spoorwegverbinding en kan investeren in meer cultureel aanbod voor een diverser publiek.
Doorgroeien naar honderdduizend is voor Middelburg een verdubbeling van het aantal inwoners
Het voorstel van de provincie is dat Middelburg een van de vier middelgrote Zeeuwse ‘netwerksteden’ wordt – met Vlissingen, Goes en Terneuzen – die wat voorzieningen betreft samen concurreren met andere grote steden in Nederland. Die laatste stad gaat volgens de Terneuze wethouder Frank van Hulle (TOP/Gemeentebelangen, Volkshuisvesting) „nooit een stad van honderdduizend” worden. Tegelijkertijd wil hij af van „calimerogedrag” in Zeeuws-Vlaanderen en ambitie uitstralen. De regio mikt op een groei van 100.000 naar 125.000 inwoners, zegt Van Hulle. De vele Oost-Europese arbeidsmigranten in Terneuzen moeten ook willen blijven, zegt Van Hulle. Nu is de stad meer „een duiventil”, waar werknemers in- en uitvliegen.
Die groei heeft tijd nodig, legt de wethouder uit. Tot voor kort stond Zeeuws-Vlaanderen bekend als krimpregio, benadrukt hij. „Kranten stuurden jarenlang fotograaf Stephan Vanfleteren [bekend om zijn zwart-witfoto’s] deze kant op. Het liefst bij donker weer en naar straatjes met verpauperde panden. Dat beeld, dat tij, moeten we keren. Al het beleid was gebaseerd op dat wij een krimpregio waren. Alle meerjarenplannen van woningcorporaties waren gericht op sloop en beperkte nieuwbouw.”
Lees ook
Bussen laten rijden in Zeeland blijft ingewikkeld. ‘Welke partij het ook wordt, de plannen zijn een drama voor de reiziger’
Gent
Groei van de regio kan betekenen dat het ZorgSaam ziekenhuis in Terneuzen behouden blijft, hoopt Van Hulle. ZorgSaam wil nu samenwerken met het Admiraal de Ruyter ziekenhuis in Goes, gelegen op Zuid-Beveland, om de zorg in stand te houden. Lokale politici en burgers vrezen dat Zeeuws-Vlaanderen geen volwaardig ziekenhuis meer overhoudt. Ze willen niet naar de overkant.
Van Hulle wil juist verbinding met de buitenwereld om te groeien. De haven van Terneuzen werkt al samen met die van Vlissingen en Gent. Naar die laatste stad moet ook een spoorverbinding komen, vindt de gemeente. „Gent zoekt ruimte. Die kunnen wij bieden.” Ook Antwerpen en Brugge zijn relatief dichtbij. „Wij kunnen de suburbs [buitenwijken] van de Belgische Randstad worden”, zegt Van Hulle.
Naast Terneuzen telt de gemeente twaalf plaatsen. Hoewel volgens Van Hulle in ieder dorp „een straatje erbij moet”, wil hij ook „het mooie leven” behouden. „Daar woont ook meer import, die zijn hier echt voor de rust en ruimte gekomen. Zij hebben wat meer moeite met onze groeiambitie.”
Wegwijzers en een viskraam op de Koningsbrug in Middelburg.
Rene van den Berg / ANP / HH
Bolussen
De snelstgroeiende gemeente van Zeeland is Noord-Beveland, tevens de een-na-kleinste. Al een decennium worden nieuwkomers jaarlijks verwelkomd door de gemeente met een boerenontbijt, op een hoeve aan de voet van de Zeelandbrug die het eiland met het noorden verbindt. Elk jaar worden meer eieren met spek en Zeeuwse bolussen geserveerd aan nieuwelingen uit de Randstad, ziet wethouder Yvonne Maas (Noord-Bevelands Belang, Ruimtelijke Ordening).
Die nieuwelingen houden supermarkten, slagerijen en sportverenigingen in de dorpen draaiende. Genoeg inwoners betekent bestaansrecht voor de enige reguliere buslijn, die dwars over het eiland loopt, voor de buurtbus naar afgelegen dorpen. De drie huisartspraktijken op het eiland staan onder druk en zijn van plan op één plek samen verder te gaan. Voor andere voorzieningen moeten bewoners al naar grote steden. „Ik ga hier geen bioscoop bouwen”, zegt Maas. „Dat heeft geen zin.”
Volgens de wethouder is Terneuzen nu meer ‘een duiventil’ waar werknemers in- en uitvliegen
De populariteit van Noord-Beveland heeft ook nadelen. De huizenprijzen stijgen, zegt Maas. Volgens de Zeeuwse Woondeal moet twee derde van de koopwoningen in de provincie onder de landelijke betaalbaarheidsgrens van 405.000 euro vallen. „In het Zeeuwse is dat alsnog niet betaalbaar, zeker niet voor onze jongeren, die graag willen blijven”, zegt Maas.
Om verder te groeien, heeft Zeeland volgens de wethouders een flinke bijdrage uit Den Haag nodig. Dit jaar moet de Nota Ruimte verschijnen, waarin het kabinet een voorzet geeft voor de ruimtelijke ordening van Nederland op lange termijn. De nieuwjaarsspeech van De Jonge kwam dan ook op het juiste moment, zegt wethouder Schonis van Middelburg: „Ik snap de timing van Hugo heel goed. Wij steken onze hand op.”
Lees ook
Zeeland vindt eindelijk nieuw bedrijf dat bussen wil rijden
Aangekomen bij de Syrische grens zag de 33-jarige Mohamad Baghdadi een bord staan dat hem welkom heette in zijn land. Althans, het land waar hij vandáán komt: Baghdadi woont sinds 2013 in Amsterdam en heeft naast zijn Syrische ook een Nederlands paspoort. Even sloeg de twijfel toe. „Wat als ik terugkom in Nederland en blijkt dat ik niet naar Syrië had mogen reizen”, schoot door zijn hoofd. Het was een paar weken na de val van het Assad-regime in december en Baghdadi wilde met eigen ogen zien dat het echt waar was, dat de dictatuur echt voorbij was.
Hij had „twee of drie keer” opgezocht of hij zijn Nederlandse paspoort niet zou kwijtraken door naar Syrië te reizen. Op Google, op ChatGPT. En toch werd hij, toen hij aan de grens stond, zenuwachtig. Wat als hij Nederland niet meer in zou komen? Vier jaar had hij geneeskunde gestudeerd in Damascus (om de burgeroorlog te ontvluchten moest hij de studie voortijdig afbreken), vijf jaar besteedde hij aan dezelfde studie in Nederland (inmiddels is hij bijna klaar). „Dan zou ik wéér opnieuw moeten beginnen.”
Sinds de val van het regime van Bashar al-Assad begin december zijn verschillende Syriërs vanuit Nederland naar hun geboorteland gegaan om te onderzoeken of een permanente terugkeer mogelijk zou zijn. Hoe zou hun land eruitzien na veertien jaar oorlog? Wat zou ervoor nodig zijn om definitief terug te keren? Om hoeveel mensen het precies gaat, houdt het ministerie van Asiel en Migratie, of de Dienst Terugkeer en Vertrek, nergens bij. De meesten hebben net als Baghdadi een Nederlands paspoort, zeggen de vier Syriërs die NRC sprak, en zij hoeven hun reis nergens aan te geven.
Syriërs die in Nederland een tijdelijke verblijfsvergunning hebben en teruggingen, zijn er ook. Maar zij willen er niet over vertellen. „Die zijn veel te bang dat de Nederlandse regering er achter komt”, zegt Baghdadi. Als NRC Syriërs in Nederland, via een Facebook-groep met 73.000 leden, om een interview vraagt, is de reactie argwanend: het is een „hinderlaag”, hun verhaal zouden „rechtse partijen in hun voordeel gaan gebruiken”. Niet denkbeeldig: in een brief aan de Tweede Kamer schreef minister Marjolein Faber (Asiel, PVV) een maand geleden al dat wanneer „Syrische asielzoekers of houders van een vergunning voor bepaalde tijd terugkeren naar Syrië, daar veilig zijn en vervolgens weer veilig kunnen terugkeren, dat een indicator is dat van asielgerelateerde vrees geen sprake (meer) is”.
Mohamad Baghdadi, Kutaiba Kotait, Ahmad al Hosain en Salim Abbara gingen respectievelijk een week, twee weken, een maand en voor onbepaalde tijd naar Syrië. Ze liepen door de straten van Damascus, Aleppo, Homs, ze bezochten familie op het platteland. Een „soort proeftijd” noemt Al Hosain (56) zijn bezoek. Kutaiba Kotait ging om zijn vader in Syrië te begraven, en om te zien of hij terug zou kunnen.
Mohamad Baghdadi bezocht onlangs zijn thuisland om te onderzoeken of hij permanent naar Syrië wil terugkeren. Foto Jagoda Lasota
Stukjes van de woonkamer
Er is in het hele land een gebrek aan stromend water. „Elke week kwamen mensen in Damascus langs om water te verkopen,” zegt Kotait (39). „Dertig dollar voor honderd liter.”
Kotait heeft in Syrië een master in internationaal strafrecht afgerond en spande er als advocaat zaken aan. Zo raakte hij in de problemen, vertelt hij tijdens een gesprek in Den Haag. Hij moest vluchten. Toen hij in Nederland kwam beheerste hij de taal onvoldoende om als advocaat te werken. Hij zette allerlei zaakjes op in Den Haag: shishabars, een restaurant. Maar in de herfst van vorig jaar zat hij zonder werk en discussieerde hij met zijn vrouw over al dan niet teruggaan naar Syrië. Zij wilde niet, maar hij besloot de begrafenis van zijn vader aan te grijpen om er een kijkje te nemen.
Er is steeds vaker elektriciteit beschikbaar – eerst was het zo’n twintig minuten per dag, nu een paar uur – maar betrouwbaar is het nog niet. Er wordt weer wat meer brandstof verkocht, de marktkramen zijn beter gevuld, rijkere mensen gaan inmiddels weer naar cafés en restaurants. En het is nu veiliger dan vier maanden geleden, zegt Salim Abbara (42), die half december terug naar Homs verhuisde. „Toen sloten alle winkels om vijf uur ’s middags, niemand mocht daarna meer over straat. Elke dag waren er clashes op straat tussen Assad-loyalisten en de nieuwe regering. Dat is nu echt niet meer zo.”
Wel ziet hij dat armere Syriërs nog altijd honger lijden. Overal bedelen kinderen op straat. De huren zijn hoog – in sommige buurten tussen de 700 en 800 dollar per maand – terwijl de weinige banen die je in Syrië kunt vinden niet meer dan 100 dollar per maand opleveren. „Er is hier te weinig werk”, zegt Abbara. „Ik in mijn eentje red me wel met het geld dat ik verdien als handelaar – ik verkoop van alles aan winkels in Syrië, kleren, schoenen, elektronische apparaten – en wat spaargeld dat ik mee heb genomen uit Nederland, maar een familie zou dat niet lukken.”
Na twee weken keerde Kotait „geschrokken” terug in Nederland. Voor Baghdadi was het een droom om weer in Syrië te zijn, maar hij zag ook dat „alles was veranderd”. „Ik had er vrienden, familie, school, herinneringen. Nu had ik alleen nog maar herinneringen, de mensen waren er niet meer. Als ik het besluit had genomen om definitief terug te keren en niet uit had kunnen wijken naar Nederland, had ik spijt gehad.”
Mohamad Baghdadi bekijkt op zijn telefoon foto’s die hij maakte tijdens zijn bezoek aan Syrië. Foto Jagoda LasotaMohamad Baghdadi bekijkt op zijn telefoon foto’s die hij maakte tijdens zijn bezoek aan Syrië. Foto Jagoda Lasota
Ahmad al Hosain liep langs alle plekken die hij van vroeger kende: de markten, de oude universiteit waar hij werkte als hoogleraar Arabische literatuur. Staan de gebouwen nog overeind? Leven de mensen nog? Zijn ze gevlucht?
Hij ging langs bij zijn oude huis, dat verwoest was bij een bombardement. „Mijn dochters waren met me mee en herkenden stukjes van de woonkamer, van het terras. Ik vond een boodschappenlijstje en huiswerk van mijn oudste kind. Speelgoed van mijn kinderen. We hebben er samen gehuild.”
PostNL of Albert Heijn
Op straat ontmoette Al Hosain mensen die hij jaren niet had gezien. „Emotionele ontmoetingen. Mijn dochter heeft elke dag gehuild.” Met iedereen kun je in Damascus nu een gesprek beginnen, zegt hij. Mensen hebben zin om te praten, ook over de toekomst van hun land. „In koffiehuizen discussiëren mensen over de vrijheid. Over wat er nu moet gebeuren. Er vinden demonstraties plaats tegen werkloosheid.”
Juist met die gesprekken over de toekomst heeft Salim Abbara het moeilijk sinds hij weer in Syrië is. Elf jaar woonde hij in Nederland. „Als ik hier begin over wat ik in Europa heb geleerd – over diversiteit in achtergronden en ideeën, over de acceptatie van bijvoorbeeld de lhbti-gemeenschap, over vrije verkiezingen, het begrip ‘coalitie’ – dan kijken mensen me aan met een groot vraagteken boven hun hoofd.” Het leven in een dictatuur heeft hen geleerd te denken in zwart en wit, vindt Abbara. Het baart hem zorgen. „Als het onderwijs niet snel op gang komt, zullen zij de mensen die terugkeren vanuit de Europese Unie dan accepteren?”
Het was een bezoek „om te zien of ik écht terug wilde”, zegt hoogleraar Al Hosain. „En nu weet ik het zeker.” Zodra hij zijn baan als hoogleraar Arabische literatuur aan de universiteit van Damascus weer kan krijgen, gaat hij terug. Ook Kotait wil uiteindelijk terug, hoezeer hij ook schrok van de levensomstandigheden. Hij mist zijn werk als mensenrechtenadvocaat. „In Nederland zijn er voor vluchtelingen drie opties: in de horeca werken, bij PostNL of bij de Albert Heijn. Maar de rechtsstaat is in Syrië nog niet hersteld, dus ik moet wachten.”
„Het gaat echt niet goed in Syrië”, zegt Mohamad Baghdadi. En dan komen er misschien miljoenen mensen die het land zijn ontvlucht terug, die allemaal voorzieningen nodig hebben. Hij vertelt over een vriend die, net als hijzelf, een kort bezoek aan zijn thuisland bracht. „Hij kocht drie koeien, want dan heb je melk.” Heel verstandig, vindt Baghdadi. Hij heeft besloten dat hij in elk geval zijn opleiding tot arts in Nederland afmaakt voordat hij teruggaat. „Je moet je echt heel goed voorbereiden op een terugkeer.”
De politie heeft dinsdag veertien mensen opgepakt die anderen via TikTok zouden hebben opgeroepen om terroristische misdrijven te plegen. De verdachten zijn tussen de veertien en dertig jaar oud en werden aangehouden in onder meer Den Haag, Rotterdam en Amsterdam. Dat meldt het Openbaar Ministerie (OM).
Over een eventuele ideologische grondslag of mogelijke doelwitten is niets bekend. Ook is niet duidelijk of de verdachten elkaar kennen. Een woordvoerder van het OM wil tegen NRC niet verder in detail treden over de kwestie, omdat het onderzoek nog loopt en enkele verdachten minderjarig zijn.