Moslims vieren zondag tijdens het ochtendgebed in de Ulu Camii Moskee in Utrecht de eerste dag van het Offerfeest (Eid al-Adha). Het Offerfeest is naast het Suikerfeest het belangrijkste feest voor moslims. Tijdens het Offerfeest, dat tot dinsdag duurt, wordt het offer van de profeet Ibrahim herdacht. Allah stelde Ibrahim op de proef door hem te vragen zijn zoon te offeren. Als Ibrahim zich voorbereidt om het offer te brengen, laat Allah hem in plaats van zijn zoon een schaap slachten. Tijdens het Offerfeest worden daarom schapen, geiten of lammeren als ‘offer’ geslacht.
Onder de noemer Giro555 collecteren Nederlandse hulporganisaties sinds donderdag voor „alle slachtoffers van geweld in het Midden-Oosten”. Het hoogtepunt moet de ‘Nationale Actiedag’ worden die volgende week woensdag plaatsvindt en waar verschillende omroepen en media aan meewerken.
Vier vragen over de actie.
1 Waarom een Nationale Actiedag?
„Het conflict escaleert steeds verder”, zegt Giro555-woordvoerder Wouter Booij. „De nood om de vele slachtoffers te helpen is dus ontzettend hoog.” Een jaar na de aanval van Hamas in Israël, waarbij zeker 1.139 mensen werden gedood en ruim tweehonderd mensen werden gegijzeld, doodde Israël zeker 42.000 Palestijnen. Het geweld elders in het Midden-Oosten, zoals op de door Israël bezette Westelijke Jordaanoever, in Libanon en in Noord-Israël, is het afgelopen jaar verhevigd.
Verschillende organisaties, ook Nederlandse, gaven het voorbije jaar al noodhulp. Dat is met name lastig in Gaza, dat veruit het zwaarst is getroffen. Israël laat maar zeer beperkt goederen en hulpverleners toe. „Je haalt geen geld op om het daarna jaren op een bankrekening te laten staan”, zegt Booij van Giro555. „Hoewel we nog altijd te weinig toegang hebben tot Gaza, zijn onze organisaties de afgelopen maanden steeds bedrevener geworden in bijvoorbeeld voedseldistributie, de reparatie van watervoorzieningen en het aanbieden van medische zorg.”
Achter Giro555 zitten de organisaties CARE Nederland, Cordaid, Kerk in Actie, Nederlandse Rode Kruis, Oxfam Novib, Plan International, Stichting Vluchteling, Terre des Hommes, Unicef Nederland en World Vision. Met de Nationale Actiedag willen zij komende woensdag extra aandacht vragen voor alle slachtoffers in het Midden-Oosten. Op radio en televisie zullen spotjes verschijnen. Ook in radio- en televisieprogramma’s komen slachtoffers en hulpverlening aan bod. Of eveneens een gezamenlijke uitzending volgt, zoals bij eerdere Giro555-acties, is nog niet bekend. De Nationale Actiedag wordt ondersteund door de NPO, RTL, Talpa, DPG Media en Mediahuis.
2 Voor wie is de hulp bedoeld?
De Giro555-actie is nadrukkelijk bedoeld voor „alle slachtoffers” van „het escalerende geweld in het Midden-Oosten”. De actie moet geld ophalen voor hulpprojecten in Gaza, Libanon, de door Israël bezette Westelijke Jordaanoever, Syrië en Israël. De aanstichters van het geweld worden in het midden gelaten: Giro555 wil ‘politiek neutraal’ zijn. Het gaat om de slachtoffers.
„Laat duidelijk zijn dat de humanitaire nood het hoogste is in Gaza en Libanon”, zegt Booij. „Daar zal het grootste deel van de hulp logischerwijs naartoe gaan.”
Maar er zal ook geld naar Israël gaan. „Ons basisprincipe is dat we mensen in nood helpen”, zegt Booij. „Als in Israël ook hulp nodig is, is het duidelijk dat we die hulp bieden. Het schuurt eigenlijk helemaal niet.” Booij noemt medische transporten en psychosociale ondersteuning als voorbeelden van hulp die in Israël met 555-donaties kan worden gefinancierd.
In een vergadering met omroepen zou woensdag een verdeelsleutel zijn besproken, meldde De Telegraaf. 60 procent van de hulp zou naar Gaza gaan, 35 procent naar Libanon en 5 procent naar Israël. Booij nuanceert dat. „Die percentages waren meer ter illustratie. Uiteindelijk maken we een professionele inschatting van de hulpbehoeften.”
3 Wat vinden de omroepen?
Voor de radio- en tv-uitzendingen van Giro555-acties slaan publieke omroepen de handen ineen. „Er zijn zorgen bij sommige omroepen over de balans in de berichtgeving tijdens de actie”, zegt EO-directeur Arjan Lock. Hij zit ook het College van Omroepen voor en heeft de kwestie daarin donderdag besproken. „Als je terecht aandacht vraagt voor slachtoffers in Libanon, hoe zorg je dan dat je ook slachtoffers in Israël niet vergeet?”
Welke omroepen hun zorgen hebben geuit, wil Lock niet zeggen. Alle omroepen zijn het er volgens hem over eens dat mensen in nood moeten worden geholpen. „Daarom willen we wegblijven van de politieke insteek.”
4 Wat zeggen andere organisaties?
Oxfam, een van de Giro555-organisaties, benadrukt dat het wel hulp biedt in Gaza, Syrië, Libanon en de bezette Westelijke Jordaanoever, maar niet in Israël. „Oxfam financiert en werkt nauw samen met Israëlische mensenrechtenorganisaties die zich inzetten voor de verdediging en bevordering van de mensenrechten van Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever, in Oost-Jeruzalem en Gaza”, zegt Oxfam-woordvoerder Roos Groen.
Ook Save the Children, niet meer betrokken bij Giro555, ziet de moeilijkheid van noodhulp aan Israël. „Er komt bij mensen ook gevoel bij kijken”, zegt woordvoerder Jos de Voogd. „Maar de burgerbevolking heeft hier geen debet aan en onze hulpverlening is strikt neutraal.” Een woordvoerder van Artsen zonder Grenzen, dat jaren geleden ook uit Giro555 is gestapt, zegt: „Wij kiezen geen partij bij conflicten. Iedereen moet de zorg krijgen die nodig is, dus ook in Israël.”
Belangengroep CIDI (Centrum Informatie en Documentatie Israël) stelt dat het „bizar” zou zijn mocht Israël niet een deel van het gedoneerde geld ontvangen. „De oorzaak van het probleem, de aanvallen van Hamas en Hezbollah op Israël, zou anders worden weggepoetst”, zegt directeur Naomi Mestrum. Ze pleit voor medische zorg voor gijzelaars en hulp aan door aanvallen van Hamas en Hezbollah ontheemde Israeliërs.
Lees ook
Nederland geeft extra 4 miljoen uit aan hulp in Libanon
Een coalitie van Palestijnse en Nederlandse maatschappelijke organisaties klaagt de Nederlandse staat aan omdat Nederland niet genoeg zou doen om „genocide in Gaza en andere Israëlische schendingen van het internationaal recht” te voorkomen.
Advocaat Wout Albert maakte de aanklacht bekend tijdens een speciale editie van het wekelijkse ambtenarenprotest voor het ministerie van Buitenlandse Zaken. Elke donderdag om twaalf uur verzamelen ambtenaren zich daar voor een ‘sit in’ tegen de oorlog in Gaza en Libanon. Tijdens deze speciale editie waren onder meer zangeres Eefje de Visser en voormalig minister van Buitenlandse Zaken Jan Pronk aanwezig om stil te staan bij een jaar lang „ambtelijke tegenspraak en protest”.
Op een klein podium met achter hem de woorden „CEASE FIRE NOW” prees advocaat Albert de „ambtenaren die al een jaar lang onvermoeibaar protesteren” en zich uitspreken in de „hoofdstad van het internationaal recht”. Enkele tientallen mensen kwamen kijken. Er werd koffie geschonken en er hingen grote tekeningen van kinderen uit Gaza. Albert zei in zijn toespraak dat Nederland zich op een „keerpunt” bevindt: „Het is onze morele en juridische plicht om op te komen voor het Palestijns recht om te bestaan.”
De aanklagers eisen onder meer een verbod op de export en doorvoer van wapens, wapenonderdelen en andere militaire goederen. Ook eisen de Palestijnse belangenbehartigers een verbod op „alle Nederlandse handelsactiviteiten en investeringen die Israëls illegale bezetting van en nederzettingen in Palestijns gebied ondersteunen”.
De advocaat spreekt voor een coalitie van maatschappelijke organisaties, zoals Een Ander Joods Geluid, het European Legal Support Center en Stichting Palestina.
Ondergrens
„We hebben nog nooit zo duidelijk te horen gekregen dat Nederland actieve stappen moet nemen om het geweld in Palestina te ontmoedigen en te verbieden”, zegt Daan de Grefte, jurist bij de betrokken organisatie European Legal Support Center (ELSC), tegen NRC. Een rechtszaak is nodig, stelt De Grefte. „De staat zegt dat ze genoeg doet om genocide te voorkomen en andere schendingen van het oorlogsrecht door Israël te ontmoedigen, wij vinden dat onjuist.” Met deze rechtszaak wil de coalitie de Nederlandse staat verplichten om de bepalingen van het internationaal recht op te volgen.
„De regering heeft altijd de vrijheid om te bepalen op wat voor manier ze aan juridische verplichtingen voldoet. Maar er is een ondergrens. Het is aan de rechter om te toetsen of de Nederlandse regering die haalt en of er genoeg wordt gedaan om de verplichtingen te waarborgen die Nederland volgens het internationale recht heeft.”
Het ministerie van Buitenlandse Zaken wilde niet reageren op de aanklacht van de Palestijnse en Nederlandse ngo’s.
Internationaal recht
Het Internationaal Gerechtshof (ICJ) oordeelde in januari dat Israël er alles aan moet doen om genocide tegen Palestijnen in Gaza te voorkomen. Het risico op genocide was volgens het Gerechtshof „reëel”. Alle staten hebben volgens internationaal recht de verplichting om genocide te voorkomen. In juli deed het ICJ de uitspraak dat Israëls aanwezigheid in de Palestijnse gebieden illegaal is. Israël moet van het hof de situatie van vóór de bezetting herstellen. ‘Derde staten’, waaronder Nederland, hebben een beschermingsplicht en moeten volgens het internationale recht actief beleid voeren om mensenrechtenschendingen in de bezette gebieden te voorkomen.
Volgens Geert-Jan Knoops, advocaat werkzaam bij het Internationaal Strafhof, is het een „onjuiste aanname” om uit het tussenvonnis van het ICJ te concluderen dat het „aannemelijk” is dat Israël genocide pleegt in Gaza, zoals de demonstranten doen. Hij wijst daarbij op een interview van de BBC met Joan Donoghue, die president was van het gerechtshof ten tijde van de rechterlijke uitspraak. Daarin maakte ze duidelijk dat volgens het ICJ Palestijnen een „plausibel recht hebben om te worden beschermd tegen genocide” en dat Zuid-Afrika het recht heeft om daarover een claim bij het hof in te dienen. Maar het ICJ heeft volgens Donoghue toen niet beslist of het wel of niet aannemelijk is dat er genocide wordt gepleegd.
In het licht van dat BBC-interview zet volgens Knoops het persbericht van de Nederlandse en Palestijnse organisaties de lezer op het verkeerde been. De advocaat kan op dit moment geen oordeel geven over de haalbaarheid van de zaak. Wel zegt hij dat het een complexe zaak is waar internationale gerechtshoven zich nog over buigen. Daarbij is het „niet te vergelijken met de F-35 zaak”: dat betrof een ander internationaal verdrag, namelijk het Wapenhandelsverdrag.
„De rechter moet niet op de stoel van de regering gaan zitten”, stelt De Grefte. „Wij stellen de vraag of de Nederlandse staat genoeg doet om haar verplichtingen na te leven. Een rechtszaak is effectief, kijk maar naar de klimaatzaak van Urgenda.” Daar concludeerde de Hoge Raad in 2019 dat de Nederlandse overheid niet genoeg deed om de CO2-uitstoot te verminderen. De staat moest vervolgens extra maatregelen nemen om de CO2-uitstoot te beperken.
Lees ook
Mag de ambtenaar demonstreren? ‘Ik ben niet louter een radertje in het apparaat
Het is de kleinste begroting, maar ook de begroting die voor de meeste ophef kan zorgen. Wat de koning doet, hoeveel geld hij en zijn echtgenote, moeder en dochter krijgen voor hun werk, wie de renovatiekosten van de paleizen betaald, wat de andere leden van het Koninklijk Huis wel of niet doen – het leverde vaak een levendig debat op.
Dit jaar lag daar een motie uit januari, aangenomen door een meerderheid van de Tweede Kamer waaronder coalitiepartijen PVV en NSC, om de koning inkomstenbelasting te laten betalen over de uitkering die hij van het Rijk krijgt. In 2025 gaat het om 2,7 miljoen euro voor koning Willem-Alexander, koningin Máxima, prinses Beatrix en prinses Amalia.
Maar de dynamiek van de week zorgde voor een ander debat. Want naast de begroting van de Koning wordt tegelijk de begroting van het ministerie van Algemene Zaken behandeld. De premier is verantwoordelijk voor beide. En waar het in voorgaande jaren meestal over de koning ging, ging het woensdag vooral heel vaak over de premier zelf.
Over zijn eerste honderd dagen, die volgens Jesse Klaver (GroenLinks-PvdA) in „ruzie, onvermogen en complete chaos” waren verlopen. Dat raakte volgens het Kamerlid „het ambt van de premier”: „Gezag herstel je niet door te zeggen dat je de baas bent.” Laurens Dassen (Volt) vergeleek Schoof met de Byzantijnse keizer Romanos IV (1067-1071) die door zijn generaals werd ondermijnd: „De echte macht was in handen van anderen.”
Tweet van Wilders
Het ging over een bericht op X van PVV-leider Geert Wilders over burgemeester Halsema van Amsterdam, en een motie eerder op de dag van PVV-Kamerlid Marco Deen, die wil dat Halsema wordt ontslagen. Was dit niet een overschrijding van de rechtstaatverklaring die de coalitie had ondertekend, wilde de oppositie weten?
Schoof zei dat het „klip en klaar” was dat het ontslag eisen van een burgemeester „veel te ver ging”. Tegelijkertijd wilde hij niet ingaan op sociale media-berichten van „individuele Kamerleden”, of daar consequenties aan verbinden. Noch wilde hij zeggen dat de grenzen van de rechtstaatverklaring waren overschreden.
Hij was, zo zei hij meerdere keren, alleen verantwoordelijk voor het gedrag van het kabinet. En nee, hij is ook niet bang voor fractievoorzitters van coalitiepartijen, zei Schoof op een opmerking van Klaver.
Toen de premier toekwam aan de beantwoording van de vragen over het Koningshuis, leek de pit uit het debat verdwenen. De kwestie van belasting noemde Schoof „superingewikkeld”. Dat was hoe zijn voorganger Mark Rutte ook jarenlang koningshuisvragen beantwoordde; iedere verandering die werd voorgesteld door de Kamer, was „geweldig complex”.
Het was heus „geen onwil” om de motie niet uit te voeren, zei Schoof. Maar wat wilde de Kamer nu: dat de koning belasting betaalt of minder gaat verdienen? Joost Sneller van D66, indiener van de motie, zei dat het hem om het principiële punt ging dat iedereen in Nederland belasting moet betalen. En 108 van de 150 Kamerleden hadden ingestemd met de motie.
Belastingvrijdom
Maar niet alle Kamerleden gaat het om de blauwe envelop, sommigen willen niet „brutering maar halvering”. De PVV diende een amendement in op de begroting om het inkomen van de koning komend jaar te bevriezen. „Er is irritatie in het land dat de koning er warmpjes bijzit, en de gewone man met tranen in de ogen afrekent bij de kassa”, zei Kamerlid Marco Deen. Zijn voorstel riep bij andere Kamerleden zoveel vragen op dat hij beloofde eerst advies te vragen bij de Raad van State over of zo’n amendement wel kan.
Voor een verandering van de zogeheten belastingvrijdom is in elk geval een grondwetswijziging nodig, en daarvoor is een twee derde meerderheid in beide Kamers vereist én verkiezingen. „Voor we dat pad met elkaar willen doorlopen, moet de Kamer zich daarover uitspreken. Het moet helder zijn waar we aan werken”, zei premier Schoof. Hij raadde de Kamer aan zelf met een intitiatiefwetsvoorstel te komen.
Bij het andere heikele punt kocht Schoof eveneens tijdwinst. De afgelopen maanden was er discussie over de maatschappelijke functies van leden van het Koninklijk Huis, die soms botsten met kabinetsbeleid. Zo ontstond er onrust op het ministerie van Financiën over de manier waarop prinses Laurentien opereerde als voorzitter van de Stichting (Gelijk)waardigherstel, die toeslagenouders bijstaat. Verschillende Kamerleden hadden het over „onwenselijke situaties”.
Schoof erkende dat er „inherente spanning” is tussen het feit dat Laurentien, net als haar echtgenoot Constantijn en straks ook de prinsessen Alexia en Ariane, een eigen inkomen moeten verdienen, maar „waarbij hun handelen gevolg kan hebben voor het kabinet”. Ze vallen onder de ministeriële verantwoordelijkheid, wat betekent dat de premier verantwoordelijk is voor wat ze doen en zeggen.
„Het is complexe materie”, zei Schoof ook hierover. En: „Ik zou graag ruimte willen om hierop te reflecteren.” Die kreeg hij.
Lees ook
Wie is er verantwoordelijk voor de rollen van Laurentien?