Jesse Beentjes had aan de drank of drugs kunnen gaan. Hij had mensen in elkaar kunnen slaan, zoals de theorie achter ‘masculine gender role stress’ voorschrijft: de spanning die mannen ervaren als ze merken dat ze niet helemaal voldoen aan de gangbare mannelijkheidsnormen. In plaats daarvan dook de journalist in de boeken. Waar kwam dat gevoel vandaan dat hij zich (weer) moest verhouden tot zijn mannelijkheid, nu zijn teelbal was geamputeerd?
Beentjes kreeg, deze maand vier jaar geleden, te horen dat hij waarschijnlijk zaadbalkanker had. Een dag later, want zo snel moet dat bij dat type kanker, ging zijn linkerbal eruit. Dat was voldoende; er zijn sindsdien geen uitzaaiingen gevonden. Zo snel als het kwam, was het dus ook weer voorbij. Toch was „alles veranderd”, zegt Beentjes (31) op een zonnig terras in Amsterdam. Zijn haar zit in een strakke knot, en hij draagt een wijd colbert en loafers. „Tegelijkertijd zag je helemaal niks aan mij.”
Wat er was veranderd: hij was nu een persoon die kanker had gehad. Op 27-jarige leeftijd nog wel. En dat niet alleen: waar hij eerst dacht dat hij zijn mannelijkheid wel zo’n beetje had uitgedacht, bleek dat na zijn operatie toch niet zo te zijn. „Voel je je nu minder man?”, had de kapper gevraagd. „Nee”, had hij geantwoord, maar de vraag begon toch rond te zingen in zijn hoofd. Dat verwarde hem. Hij had die interne strijd toch achter de rug? Hij was inmiddels toch helemaal content met zijn lijf en gender? En nu vroeg hij zich ineens weer af of hij wel man genoeg was?
‘Waar ik me de jaren voor de operatie misschien vooral „mens” had gevoeld, moest ik onder ogen zien dat vanwege de specifieke eigenschappen van mijn lichaam de rest van de wereld mij toch vooral als ‘man’ had gezien. En dat mijn verwijderde testikel als ultiem symbool daarvan gold’, schrijft Beentjes in zijn eerste boek Minderman, dat net uit is.
In Minderman pluist Beentjes uit waarom er zo’n sterke symboliek uitgaat van de testikel. ‘Ik wilde weten welke verhalen er allemaal over ballen zijn verteld en hield mezelf voor dat als ik die zou begrijpen, ik het verhaal over mijn eigen man-zijn weer kloppend zou krijgen.’ Na een vlotte biologische les, beschrijft hij in rap tempo duizenden jaren aan ballen- en castratiegeschiedenis. Zo komt Beentjes, opgeleid tot historicus, erachter dat Aristoteles óók een zegje deed over testikels, dat gecastreerde mannen vele dynastieën lang in groten getale aan het Chinese hof leefden, dat weinig fallussymbolen ook ballen hebben, en dat in de vorige eeuw nog in Nederland zedendelinquenten en homoseksuelen werden gecastreerd.
Lees ook
deze recensie
Hoe was je met je mannelijkheid bezig geweest voor de operatie?
„Tegen wil en dank. De typische man, die ben ik nooit geweest. Sowieso ben ik niet hetero, niet dominant, sterk of sportief. Ik ben eigenlijk een queer cliché: op de basisschool verkleedde ik me als Mary Poppins, wilde de hele tijd in de poppenhoek. Daar werd ik ook om gepest. Dus toen ik naar de middelbare school ging nam ik me voor dat anders te doen. Daar was ik bezig om een ‘man’ te zijn. Niet het sportieve type, maar wel slim, welbespraakt, grappig. Een beetje clown-achtig. Pas toen ik op m’n achttiende in Amsterdam kwam wonen ben ik met mannen gaan daten. In het begin nog niet met jongens die ik te queer vond.”
Wanneer dacht je je gender wel zo’n beetje te hebben uitgevogeld?
„Ik denk toen de discussie over toxic masculinity opkwam. Daar spraken m’n partner en ik veel over. Ik herkende die ongezonde mannelijkheidsnormen bij mijn gedrag van toen ik jonger was. Inmiddels had ik daar een houding voor gevonden: ik bemoeide me niet meer met mannelijkheid of vrouwelijkheid. Ik stak eigenlijk m’n vingers in m’n oren. Gender is een construct, had ik geleerd als student geesteswetenschappen. Dat geloof ik eigenlijk nog steeds.”
Je koos ervoor niet te kiezen tussen man of vrouw?
„Ik probeerde bulletproof te zijn: ik probeerde al die normen van me af te laten glijden. Maar dat haalde mij dus in toen ik kanker kreeg: ik had nog steeds een lijf. Dat had ik misschien al die jaren genegeerd. Door het boek begreep ik beter waarom die vragen over mijn mannelijkheid steeds terugkwamen. Als je ziet hoeveel mythes en fantasieën er zijn opgehangen aan testikels, die als een soort demarcatie tussen mannen vrouwen worden beschouwd, dan is het niet zo gek dat mensen vragen of ik me anders ben gaan voelen.”
Welke vind je belangrijk dat mensen weten over ballen?
„Dat het al dan niet hebben van ballen historisch gezien echt een factor van belang is geweest. Kijk naar de propaganda-liedjes die werden gezongen over Hitler, die al dan niet een bal minder zou hebben, Napoleon trouwens ook, en Franco ook! Het staat zeer ter discussie of dat waar is, maar het gaat erom waarom mensen die verhalen eigenlijk wilden verspreiden.
„Of kijk naar de castraatzangers uit de zeventiende eeuw, die werden gecastreerd om hoog te kunnen blijven zingen. Ik was geneigd om die als seksueel impotente, boyish mannen te zien, die niet volgroeid, niet volmaakt waren. Maar in bepaalde adellijke kringen golden ze juist als sekssymbool voor dames, omdat ze ‘veilig’ waren, zich niet konden voortplanten. Dat ondermijnt alles waar ballen zogenaamd voor staan.”
Wat ik ook opvallend vond is dat millennia voor de spermacel of testosteron werd ontdekt, al bekend was dat castratie leidde tot getemde dieren, en een kleine adamsappel.
„Ja, vroeg hè? Castration is born in the cradle of human civilization, schrijft Gary Taylor in Castration: An Abbreviated History of Western Manhood. Bij heel veel dingen vraag ik me af: wie bedacht dat dit een goed idee was? Heb ik ook als ik een cake bak, bijvoorbeeld.”
Je persoonlijke zorgtraject schrijf je met veel humor op. Heb je dat ook zo ervaren?
„Ik weet niet of ik alles grappig vond, maar het was vooral absurd. Dat ik bijvoorbeeld zaad moest doneren, en iemand in het AMC bleek te hebben bedacht dat de kamertjes waarin je dat kan doen ‘Masturbatorium 1’ en ‘Masturbatorium 2’ moeten heten.”
Wat vond je eigenlijk van de zorg?
„Goed, maar kil. Van vrouwen die een borstamputatie moeten ondergaan heb ik gehoord dat er veel aandacht is voor wat dat doet met je lijf, je gender, je identiteit. Daar is bij mij nul keer naar gevraagd. Er is ook meer tijd voor het verwijderen van je borsten; een tumor in je zaadbal moet er snel uit omdat het makkelijk kan uitzaaien via de lymfeklieren.”
Vind je dat er te weinig aandacht is voor de mentale gevolgen van zaadbalkanker?
„Ja, vooral voor wat het doet met je identiteit. Zaadbalkanker staat onder oncologen bekend als relatief simpel: de meeste patiënten worden binnen een paar dagen geopereerd, 95 procent van de mannen heeft daarna helemaal nergens meer last van. Maar de gendersensitiviteit ontbreekt. Zeker in een tijd waarin mannelijkheid op de agenda staat, met aan de ene kant de zichtbaarheid van queer mensen, en aan de andere kant types als Andrew Tate die heel hard roepen: dít is een echte man. Er zijn weinig dingen die je heftiger treffen in je mannelijkheid dan zaadbalkanker. Dus het is goed om daar aandacht voor te hebben.”
Wat zeggen types als Andrew Tate, Jordan Peterson of Tucker Carlson, mediapersoonlijkheden met conservatieve ideeën over mannelijkheid, eigenlijk over ballen?
„Tucker Carlson heeft het over het bruinen van je ballen met infrarood licht om de zaad- en testosteronproductie op te voeren. Voor dat soort mannen is testosteron natuurlijk een belangrijk ding, en daarmee impliciet je ballen.”
Dus die mythevorming rond ballen vindt nog steeds plaats?
„Jazeker. In de VS en Canada heb je ‘Testicle Festivals’, waarop mensen dierenballen eten, om meer testosteron binnen te krijgen – wat niet kan. En het zit nog diep in onze taal: iemand die iets dappers doet ‘heeft ballen’, ook vrouwen.”
In je boek verbind je het dopinggebruik van Lance Armstrong aan zijn zaadbalkanker: het verlies van zijn ballen zou hij hebben willen compenseren met goede sportprestaties. Nogal een claim.
„Ik kan natuurlijk niet in zijn hoofd kijken, en ik heb ook wel getwijfeld of ik het moest opnemen. Maar hij schrijft zelf in zijn biografie dat hij zich na zijn kanker weer wilde bewijzen. Dan denk ik, met al die voorgeschiedenis: misschien voelde hij zich in zijn mannelijkheid aangetast, en is hij door die bewijsdrang doping gaan gebruiken. Ik heb daardoor ook een soort mededogen met hem: wat een druk heeft hij zichzelf opgelegd.”
Heb je ook andere mannen met zaadbalkanker gesproken?
„Ja, dat heeft me wel geholpen mijn verhaal niet te zien als universeel. Zo sprak ik een man die zei dat hij zich juist mannelijker was gaan voelen omdat hij met kanker had geworsteld. Iemand die gierende chemo had gehad vroeg ik of ik wel over deze kanker mocht schrijven, omdat het bij mij met zo’n sisser was afgelopen. Toen zei hij: je valt me veel meer lastig met deze vraag dan als je het gewoon doet.”
Hoe heb je de privacy-afweging gemaakt bij het schrijven?
„Bij de allerlaatste check heb ik er nog wat kleine details uitgehaald. Zoals het cijfer van mijn testosteronniveau. Dat kwam toch te dichtbij.”
Waarom voelt dat privacygevoeliger dan, zeg, de vorm van je bal beschrijven?
„Het reduceert je tot een getal, het is te tastbaar of zo.”
Wat zou je nu antwoorden op de vraag ‘Voel je je minder man?’
„Ik voel me niet minder man, en niet meer man. Dat is dus niet veranderd vergeleken met voor de operatie, behalve dat ik me daar nu heel relaxed over voel. Vragen ga ik niet meer uit de weg. Ik liet die vragen weliswaar eerst van me afglijden, maar ze raakten me wel. Het pantser was niet helemaal dekkend, zeg maar. Nu denk ik: ik hoef dat pantser helemaal niet te hebben. Ik ben door dit boek zelfverzekerder geworden in mijn queer-zijn. Laat de vragen maar komen, en als ze me raken, dan raken ze me. Dan zien we wel weer verder.”