Het hoofdlijnenakoord van PVV, NSC, VVD en BBB heeft een „sterke nadruk” op „hier en nu”, en weinig aandacht voor internationale samenwerking en de toekomst. Het risico is dat problemen worden afgewenteld op „volgende generaties en op kwetsbare groepen elders in de wereld”. Dat staat in de kritische reflectie Aanbevelingen voor het nieuwe kabinet die het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), onafhankelijk adviseur van politiek en bestuur, woensdagavond heeft gepubliceerd.
„Het is misschien een tegenbeweging”, zegt PBL-directeur Marko Hekkert. Nederland staat voor grote opgaven rond wonen, natuur en landbouw, energie en klimaat, zegt hij. „Die transities gaan mensen uiteindelijk voelen. Je ziet bij deze coalitie een voorkeur de pijn voor burgers en bedrijven nu te verlichten, en door te schuiven.”
Warmtepompen
De nieuwe coalitie zegt bijvoorbeeld de klimaat- en energieafspraken voor 2030 en 2050 te willen nakomen. Maar hoe is onduidelijk, alternatief beleid is er nog niet. Sommige nieuwe maatregelen brengen de doelen verder uit zicht. Zoals het terugdraaien van de verhoging van de CO2-heffing voor industrie, of van de verplichting per 2026 warmtepompen te nemen.
Windmolens moeten vooral in zee, maar de visserij krijgt voorrang. „Heel legitiem om vissers ruimte te geven”, zegt Hekkert, „maar in 2050 zijn er vier- tot zesduizend windturbines op zee nodig, goed voor tweederde van de elektriciteitsproductie. Met vier nieuwe kerncentrales kom je hooguit op 10 à 15 procent. Het is een ruimtelijke puzzel, ook op zee. Als we nu te veel piketpaaltjes slaan, wordt de energietransitie moeilijker.”
Je kunt boeren straks niet verplicht onteigenen. Dat belemmert natuurherstel
Net als Rutte IV wil de nieuwe coalitie er honderdduizend woningen per jaar bij laten bouwen. Ook via snellere procedures, nieuwe grootschalige bouwlocaties en „een straatje erbij” in bestaand bebouwd gebied. „De woningnood is zo groot dat het goed is om op al die opties in te zetten. Het klinkt wel gemakkelijker dan het is, en in plaats van overal ‘een straatje erbij’ wil je eerder ‘een wijkje erbij’.”
Positief is dat alle grote opgaven benoemd worden in het hoofdlijnenakkoord, zegt Hekkert. „De coalitie zegt ook dat ze een betrouwbare overheid belangrijk vinden. Dat ze willen inzetten op een klimaatbeleid dat haalbaar is. In algemene bewoordingen worden de ambities dus intact gehouden. Maar de uitwerking ontbreekt nog, daar dringen wij als PBL op aan.”
Niet te dwingend
Ook mist het PBL financiële keuzes voor de toekomst. Hekkert: „De coalitie wil niet te dwingend zijn of te veel prijzen verhogen, dat vinden mensen vervelend. Dan is de route voor duurzame transities die overblijft flink subsidiëren. Maar de coalitie staat ook voor een degelijke overheidsbegroting, dus dat is ook eindig.”
Het loslaten van het huidige stikstofbeleid onderschrijft het PBL. „Wij zeggen ook al langer: dat is een enge blik op natuurherstel.” Maar het overstappen op een nieuwe meetmethode voor stikstof, en boeren zelf laten bepalen hoe ze de natuurdoelen voor hun bedrijf halen, is niet zonder risico’s. Het is een „omvangrijke en complexe stelselwijziging die meerdere jaren in beslag zal nemen”, volgens het advies van planbureau.
Lees ook
Op een rij gezet: dit zijn de plannen uit het coalitieakkoord
Natuurherstel vraagt verder om hogere waterstanden, betere waterkwaliteit en meer natuurgebied, zegt Hekkert. Die maatregelen staan niet in het hoofdlijnenakkoord. „De nieuwe coalitie wil veel met agrarisch natuurbeheer op boerenland, en dat is goed. Waar wij ons zorgen om maken is het herstel van ‘groene natuur’. Het fonds met miljarden voor het landelijk gebied komt er niet. Boeren kunnen niet verplicht onteigend worden, volgens dit hoofdlijnenakkoord. Dan maak je natuurherstel wel moeilijker.”
Wat het PBL ten slotte ook mist, is het doel van een circulaire economie in 2050. „Minder grondstoffen nodig hebben, betekent minder energieverbruik, minder luchtvervuiling, minder biodiversiteitsverlies. Dat vergt een enorme transitie van onze productie, maar dat thema komt er ook redelijk karig vanaf. Anderzijds, het is een hoofdlijnenakkoord, dus over alles wat er niet in staat, kunnen we zeggen: misschien komt het nog.”
Voor de tweede keer in negen maanden staan ze tegenover elkaar in de rechtbank in Groningen: het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en de gemeente Westerwolde, waar Ter Apel onder valt. De gemeente eist in een kort geding opnieuw dat het COA zich houdt aan de afspraak om in het aanmeldcentrum in Ter Apel maximaal tweeduizend asielzoekers op te vangen.
Eind januari besloot de rechter dat het COA zich aan die afspraak moet houden. Voor iedere dag dat die limiet toch werd overschreden, moest het overheidsorgaan de gemeente Westerwolde 15.000 euro betalen. Het COA beloofde „alles op alles” te zetten om zich aan het vonnis te houden.
Het hielp niet. Op een paar dagen in maart na, bleef het aantal asielzoekers boven de tweeduizend. Het COA maakte de maximale dwangsom van 1,5 miljoen euro aan Westerwolde over. Nu eist de gemeente een dwangsom van 75.000 euro per dag, als het COA zich niet aan de afspraak houdt.
De problemen in Ter Apel zijn nog steeds groot. In juni concludeerde de Inspectie Justitie en Veiligheid dat er „een zeer ernstige veiligheidssituatie is ontstaan”. Dorpsbewoners hebben last van intimidatie, vervuiling, diefstal en inbraak door asielzoekers, zegt de advocaat van de gemeente maandagmiddag in de rechtbank.
‘Ingewikkeld gevoel’
In september was het centrum zo vol dat asielzoekers bijna buiten op het gras moesten slapen. Op het nippertje konden ze worden ondergebracht in een sporthal in Stadskanaal. Nog steeds worden elke avond maximaal 225 asielzoekers naar de tijdelijke nachtopvang in het Drentse Beilen gebracht die dan de volgende ochtend terugkeren naar Ter Apel. Ook daarover zijn de gemeente en het COA het oneens. Het COA telt deze mensen niet op bij het aantal asielzoekers dat in Ter Apel verblijft. Volgens de gemeente zou dat, omdat ze overdag in Ter Apel verblijven, wel moeten.
Jaap Velema, burgemeester van Westerwolde, heeft een „ingewikkeld gevoel”, over het kort geding, zegt hij buiten de rechtszaal. „We zijn nu negen maanden verder en staan hier weer dezelfde zaak te bepleiten: veiligheid voor de inwoners van Ter Apel, voor de medewerkers van het COA en de asielzoekers.”
Mensen werken op de toppen van hun kunnen. Om dan te horen: kan het nog een beetje beter? Ik vind het ingewikkeld
Westerwolde had verwacht dat het COA zich aan het vonnis zou houden, zegt de advocaat tegen de rechter. Nu wil de gemeente dat afdwingen met een hogere dwangsom. Volgens Westerwolde kan het COA wel meer opvangplekken realiseren. „Het is nog steeds zinvol om het COA tot meer voortvarendheid aan te sporen.”
Maar het COA kan zich niet aan de afspraak houden, betoogt de landsadvocaat. De organisatie kan „niet meer doen dan ze nu al doet. De fysieke en organisatorische grenzen zijn bereikt.” Een dwangsom zal „daar geen verandering in brengen”.
Verder benadrukt de advocaat dat het COA sinds het vorige vonnis van januari meer dan veertig extra opvanglocaties heeft geopend. Dat Ter Apel nog steeds vol zit, komt volgens hem onder andere doordat alle opvanglocaties vol zitten en statushouders niet kunnen doorstromen naar een woning, waardoor ze in asielzoekerscentra moeten blijven. „Kan van het COA een nog grotere inspanning worden gevraagd?”
‘Niet onmogelijke opgave’
Dat kan niet, meent COA-bestuursvoorzitter Milo Schoenmaker. „Een dwangsom zou suggereren dat we meer kunnen doen, maar dat nalaten. Dat is niet juist. Dag na dag, avond na avond, zijn we bezig om te zorgen dat mensen niet buiten hoeven te slapen.” Schoenmaker stelt dat het COA „tot het uiterste” gaat „om de afspraak met de gemeente na te komen. Mensen werken op de toppen van hun kunnen. Om dan te horen: kan het nog een beetje beter? Ik vind het ingewikkeld.”
Het COA heeft „een moeilijke, maar niet een onmogelijke opgave”, vindt de gemeente.
Aan het eind van de zitting zegt de rechter dat ze hoopt dat de twee partijen met elkaar blijven overleggen. „Wat de beslissing ook wordt, u bent toch tot elkaar veroordeeld.”
De rechter doet op 30 oktober uitspraak.
Lees ook
De asielzoekers moeten nog komen maar de onrust is er, in Ugchelen. ‘Mijn vrouw heeft camera’s aangeschaft. Straks gebeurt er iets met de auto’
De rechtbank in Breda heeft maandag een eerste pro-formazitting gehouden rond de dodelijke schietpartij in Stampersgat van juli dit jaar. Gerben van V., die ervan verdacht wordt de 25-jarige Hamza el Baghdadi te hebben doodgeschoten, beriep daarbij zich op zelfverdediging en noodweer. Waartegen Van V. zich moest verdedigen, bleef onduidelijk.
Volgens de rechtbank blijkt uit het onderzoeksdossier niet dat er sprake was van een racistisch motief. Van V. ontkende dat ook met klem, zo schrijft Omroep Brabant. “Ik vind het stuitend dat ik weggezet wordt als een racist die rond heeft lopen schieten, terwijl dat absoluut niet het geval is geweest”, aldus de 55-jarige hoofdverdachte. Hij noemde El Baghdadi “de aanstichter van het geheel”.
Of er daadwerkelijk sprake was van een racistisch motief, wordt nog onderzocht door het Openbaar Ministerie. Onder meer uitingen van Van V. op sociale media worden nog bekeken. Wel heeft Van V. in meerdere verhoren bekend de dader te zijn van de dodelijke schietpartij. Er zouden geen aanwijzingen zijn voor psychiatrische stoornissen bij de man.
Racistische uitingen op sociale media
In de nacht van 11 juli werd El Baghdadi bij zijn woning doodgeschoten door buurman Van V., die meerdere vuurwapens thuis had. Voor deze wapens had hij een wapenvergunning. Waar men eerst uitging van een uit de hand gelopen parkeerruzie, verschenen in de dagen na de schietpartij berichten die Van V. in de maanden daarvoor op sociale media had geplaatst. Deze berichten waren veelal racistisch van aard, waardoor de schietpartij werd gelinkt aan racisme.
Van V. heeft veel last van die beschuldigingen, zei hij maandag in de rechtbank. “Mijn veiligheid in de PI in Grave is niet gegarandeerd. Dat vind ik nogal zorgelijk. Ik zit al twee weken in beveiligde detentie in Grave. Dat vind ik wel belangrijk om te benoemen”, zo citeert Omroep Brabant. Ook zijn familie zou last hebben van de beschuldigingen. In januari wordt de zaak vervolgd.
Lees ook
Verdachte van dodelijke schietpartij in Stampersgat had een wapenvergunning
2,7 miljoen. Zoveel Nederlanders zijn lesbisch, homoseksueel, bi-plus, transgender, queer, intersekse of aseksueel, volgens een onderzoek dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) afgelopen week publiceerde. Het is de eerste keer dat het bureau een schatting maakt van de gehele groep lhbtqia’ers. Die 2,7 miljoen is 18 procent van het totale aantal Nederlanders van 15 jaar en ouder.
„Ja, het verraste mij wel, de grootte van die groep”, zegt Tanja Traag, hoofdsocioloog bij het CBS. Ze hoort het ook om zich heen, dat mensen er verbaasd over zijn.
De grootte van de groep is vooral te verklaren door de 1,7 miljoen ‘bi-plussers’, zegt Traag. Vroeger werd de term biseksueel gebruikt, maar bi-plus is volgens het CBS een „meer inclusieve” term omdat er ook mensen onder geschaard worden die zich aangetrokken voelen tot mannen, vrouwen én andere genders.
Dat het er zoveel zijn, komt mogelijk door de vraagstelling in het onderzoek. Er werd niet gevraagd of de respondent zich identificeert als bi-plus, maar er werd gevraagd: „Tot wie voelt u zich seksueel aangetrokken?” De respondent werd ingedeeld bij bi-plus wanneer die koos voor „Evenveel tot mannen als vrouwen” of voor „Tot mensen, ongeacht hun geslacht”. En óók wanneer die koos voor „Vooral tot mannen” en „Vooral tot vrouwen”.
Een spagaat
Er is, zegt Traag, „wetenschappelijk debat” over de beste manier om zoiets uit te vragen. „Nu classificeren we misschien een groep als bi-plus die zichzelf niet thuis voelt horen in die categorie. Het is een spagaat. Maar de meeste wetenschappers zijn het erover eens dat het beter is om mensen niet rechtstreeks te vragen tot welke groep ze zich rekenen. Zelfidentificatie is gevoeliger voor culturele normen; sommigen zullen het spannend vinden om zichzelf als niet-heteroseksueel te bestempelen.”
Naast de 1,7 miljoen bi-plussers telt Nederland 272.000 homoseksuele mannen, 106.000 homoseksuele vrouwen en 151.000 transgenders, waarvan 45.000 een non-binaire/genderqueer identiteit (NBGQ) hebben. Volgens de definitie van het CBS is dat een overkoepelende term voor „iedereen die zich niet eenduidig als man of vrouw identificeert”. Verder zijn er ongeveer 45.000 intersekse personen. Zij zijn geboren met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtskenmerken. Ongeveer 287.000 Nederlanders zijn aseksueel en voelen zich dus niet of nauwelijks seksueel aangetrokken tot anderen.
Vooral personen die zich identificeren als non-binair/genderqueer zijn gemiddeld jonger dan de rest van de Nederlanders
Van die laatste groep wordt meer dan de helft gevormd door 65-plussers. Dat verklaart ook het relatief grote aandeel van die leeftijdsgroep in de lhbtqia-gemeenschap, volgens Traag. Dat is 23,4 procent, terwijl het aandeel 65-plussers in de niet-lhbtqia-groep 21,4 procent is. „De vraag is natuurlijk of al deze mensen daadwerkelijk aseksueel zijn of dat de cijfers grotendeels te verklaren zijn doordat de interesse in seks afneemt op latere leeftijd. Dat willen we nog bekijken.”
Verder valt op dat er relatief veel jongeren tussen de 15 en 24 in de lhbtqia-groep zitten, namelijk 19,4 procent. Terwijl zij in de niet-lhbtqia-groep een aandeel hebben van 14,3 procent. Vooral personen die zich identificeren als non-binair/genderqueer zijn gemiddeld jonger dan de rest van de Nederlanders. Bijna de helft van die groep is tussen de 15 en 24 jaar.
„Er is bij jongeren van deze generatie meer ruimte voor alternatieve genderidentiteiten en seksuele voorkeuren”, zegt Hanneke de Graaf, onderzoeker bij Rutgers, kenniscentrum voor seksualiteit. Haar specialisatie is de seksuele levensloop van geboorte tot overlijden. „Er is ook veel meer zichtbaarheid, vooral online. Vroeger dacht een homoseksuele jongen bijvoorbeeld dat hij de enige op de wereld was.” Volgens De Graaf zorgen die aandacht en vrijheid ervoor dat een deel van de jongeren meer nadenkt over de eigen genderidentiteit en er ook makkelijker voor uit durft te komen als die niet man of vrouw is.
Lees ook
‘Grote meerderheid van veroordeelden voor geweld tegen lhbtqi-personen was al bekend bij justitie’
Hokjes
Maar is die groep non-binaire jongeren dan daadwerkelijk zo groot of dénken sommigen dat ze non-binair zijn omdat ze het zoveel om zich heen zien? „Het kan natuurlijk best dat een deel van die groep nog zoekende is en uiteindelijk toch voor de vrouw- of man-kant kiest”, zegt De Graaf. „Zeker op die leeftijd kan het zijn dat je het een tijdje gewoon niet zo goed weet.”
Daarentegen is de generatie daarboven veelal opgegroeid met het idee van de „traditionele hokjes”, aldus De Graaf. Die zie je in het onderzoek dus ook een stuk minder terug in de lhbtqia-groep. De leeftijdsgroep 45 tot 64 jaar is goed voor 26,3 procent. Terwijl die 32,5 procent vormt in de niet-lhbtqia-groep.
Alle cijfers zijn gebaseerd op resultaten uit de Veiligheidsmonitor 2023, waar 182.000 personen aan deelnamen. Die neemt het CBS tweejaarlijks af en gaat over thema’s als veiligheid, leefbaarheid en slachtofferschap van criminaliteit. Deze keer werden aan het eind van de monitor enkele vragen gesteld over genderidentiteit en seksuele oriëntatie. „Als je een onderzoek doet naar specifiek lhbtqia, dan krijg je vooral respondenten die al veel interesse in het onderwerp hebben en stoot je respondenten af die dat juist niet hebben”, zegt Traag van het CBS. „Terwijl je natuurlijk die beide groepen vertegenwoordigd wil hebben. En het fijne aan de Veiligheidsmonitor is dat die een heel grote steekproef neemt. Hoe groter de steekproef, hoe preciezer onze schattingen.”
De leeftijdsgroep 45 tot 64 jaar zie je in het onderzoek een stuk minder terug. Hoe ervaren zij de acceptatie van hun seksuele oriëntatie en genderidentiteit?
Mireille de Ridder (55)‘Waar ik opgroeide voelde ik me een olifant in een porseleinkast’
„Tot 1972 was homoseksualiteit in Nederland nog strafbaar. Ik ben van 1969 en ik ben opgevoed met het idee dat ik als meisje huwbaar en dienstbaar moest zijn. Het was niet ladylike als ik vocht met jongetjes op school. Dan moest ik ze laten winnen. Alles wat ik zag was heteroseksueel: de romantiek, de sprookjes. In het zuiden, waar ik opgroeide, voelde ik me een olifant in een porseleinkast. Dat veranderde toen ik op mijn achttiende naar Amsterdam verhuisde.
„Maar daar herkende ik mezelf ook niet in de lesbiennes die ik zag. Zij vonden mij geïndoctrineerd door ‘het patriarchaat’ omdat ik mijn benen schoor en lippenstift droeg. Ook vonden zij dat ik als biseksuele vrouw geen echte keuze durfde te maken voor de vrouwenliefde. Gelukkig wordt nu meer geaccepteerd dat seksualiteit fluïde kan zijn.
„De biseksuele oriëntatie wordt vaak minder serieus genomen als seksuele voorkeur. We zijn leuk voor een avontuurtje met heteroseksuele stellen en worden vooral gezien als object.
„Ik zie dat veel biseksuele vrouwen van mijn leeftijd in een heterorelatie of lesbische relatie het niet hebben over hun biseksualiteit. Dat is misschien vervelend voor hun kinderen of partner. Dus dan vereenzaam je. Je ziet daardoor dat biseksuele vrouwen vaak last hebben van mentale klachten, vaker dan lesbiennes. Ook ik durfde pas met mijn omgeving te delen dat ik voor het eerst verliefd was op een vrouw, toen ik het absoluut zeker wist.”
Ronald Mol (41)‘De cijfers van het CBS stemmen positief’
„Opgroeiend in Noord-Holland dacht ik dat ik the only gay in the village was. Ik had geen echte rolmodellen. De eerste bij wie ik op mijn drieëntwintigste uit de kast kwam was mijn mentor op de politieacademie. Met klotsende oksels vertelde ik dat ik biseksueel ben. Hoewel mijn moeder altijd zei dat het niet uitmaakt met wie ik thuis zou komen, dacht ik toch dat mijn omgeving het niet zou accepteren. Dat viel gelukkig mee. Sterker nog: tegenwoordig ben ik hoofdredacteur van de Gaykrant en ambassadeur van Bi+ Nederland.
„Ik durfde het pas veel later aan mijn vader te vertellen. Als katholiek en agrariër is hij wat traditioneler, maar hij voorzag ook problemen voor mij. Problemen die vaak voortkomen uit onwetendheid, wat tegenwoordig echt niet meer hoeft. Je kunt alles googlen. Vorig jaar was ik betrokken bij een voorleesmiddag met dragqueens in Rotterdam. Vanwege protesten van tegenstanders werd die om veiligheidsredenen naar de ochtend verplaatst. Gelukkig was het tegenprotest groter.
„De cijfers van het CBS stemmen positief. Er worden niet meer lhbti’ers geboren, maar dankzij COC en Bi+ Nederland durven ze er meer voor uit te komen. Mijn generatie voedt blijkbaar kinderen op die opener zijn over seksualiteit. Voorgaande generaties mogen daar trots op zijn.”
Mark Siep (50)‘Ik wil bijdragen aan een veiligere en vrijere wereld voor iedereen’
„Toen ik stage liep in de sociaal-pedagogische hulpverlening zei mijn begeleider dat ik mij minder verwijfd moest gedragen, omdat homoseksualiteit niet vanzelfsprekend is voor de kinderen met wie we werkten. Om die reden ben ik daar weggegaan. Ik vond dat ik heel ad rem had gereageerd als negentienjarige, maar eigenlijk moeten werknemers in de hulpverlening diversiteit natuurlijk omarmen.
„Ik wist al op zesjarige leeftijd dat ik gay was, maar ik had er de woorden niet voor. Door tv ontdekte ik wat homeseksueel zijn was. Maar dat wilde ik niet zijn, want er werd de hele dag mee gescholden. Tijdens vrijwilligerswerk bij de Kindertelefoon heb ik nog hard tegen collega’s lopen liegen dat ik borsten heel aantrekkelijk vond. Maar toen ik daar later uit de kast kwam, bleek dat onnodig. Daar werd juist heel goed op gereageerd.
„Gelukkig is er nu meer aandacht voor jongeren en leren kinderen dat er meer smaken op het gebied van relaties zijn. Het zit in series op Netflix, het is gewoner op scholen. Er is een Paarse Vrijdag en afgelopen vrijdag was het Coming Out Day. Wel voel ik me minder vrij op straat. Ik krijg vaker scheldwoorden naar mijn hoofd, dat gebeurde vroeger nooit. Vorig jaar ben ik vrijwilliger geworden bij het COC Rotterdam, omdat ik zelf wil bijdragen aan een veiligere en vrijere wereld voor iedereen.”
Sherry Jae Ebere (57) ‘Als trans vrouw ben je prooi van een groep mannen die jou zien als fetisj’
„Tot mijn 44ste heb ik als heteroseksuele man geleefd. Het voelde als een stabiel leven, maar nu weet ik dat er helemaal geen sprake was van stabiliteit. Mijn enige relatie met een vrouw was drie maanden. Ik begreep nooit waarom het niet werkte. Toen kwam ik in een soort ‘tussenfase’, ik wist nog niet wat ik dan wel was. Pas op mijn zevenenveertigste kwam ik erachter dat ik een trans vrouw ben.
„Ik heb nog altijd geen lange relatie gehad. Ik ben daar heel voorzichtig mee. Als trans vrouw ben je prooi van een groep mannen die jou zien als fetisj. Toen ik mijn seksualiteit begon te ontdekken kwam ik in een soort puberteit. Ik ging experimenteren en mannen maakten daar dankbaar gebruik van.
„Omdat ik polio had bij mijn geboorte [Ebere werd geboren in Nigeria], zit ik in een rolstoel. Een chauffeur van de rolstoeltaxi probeerde ook weleens iets. Hij legde zijn hand op mijn been en vroeg naar mijn seksleven. Andere chauffeurs zeggen dat ik hem moet rapporteren, maar dan wordt hij ontslagen. Dat vind ik lastig.
„Wat mij boos maakt, is het gebrek aan solidariteit met lhbti’ers in de zwarte gemeenschap. Queer mensen lopen mee met een antiracismedemonstratie, of zelfs voorop. Hoewel soms begrijpelijk vanwege culturele verschillen, kotsen sommige mensen van kleur ons andersom uit.”
<dmt-util-bar article="4869286" headline="1,7 miljoen bi-plussers in Nederland. ‘Seksualiteit mag nu meer fluïde zijn’” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2024/10/14/strong17-miljoen-bi-plussers-in-nederland-seksualiteit-mag-nu-meer-fluide-zijn-strong-a4869286″>