N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Analyse
Britse economie De Brexit betekende het terugdraaien van decennia aan Europese integratie. De effecten: verhoogde inflatie, minder investeringen, minder handel, minder economische groei.
Economen noemen het ‘natuurlijke experimenten’: je kunt in kaart brengen hoe de economie écht werkt, door precies te volgen wat het effect is van bepaalde (politieke) keuzes. Je kunt bijvoorbeeld bestuderen of de werkloosheid ergens oploopt waar de overheid het minimumloon heeft verhoogd. Voor deze ‘natuurlijke experimenten’-methode kregen drie economen in 2021 de Nobelprijs voor de Economie.
In Europa is sinds 2016 in wezen een enorm ‘natuurlijk experiment’ gaande: wat gebeurt er als je tientallen jaren Europese economische integratie opeens terugdraait? Dat experiment heet de Brexit.
Het ‘Brexperiment’ is nog gaande: lang niet alle effecten van de Britse EU-uittreding zijn uitgekristalliseerd. Maar op basis van de cijfers die er nu zijn, valt te concluderen: als je uit de EU stapt, is dat voor je economie behoorlijk ongunstig.
Eerst wat geschiedenis. Na het referendum van 23 juni 2016 volgde de formele EU-uittreding op 31 januari 2020, nu drie jaar geleden. Daarna kwam er een overgangsfase van krap een jaar. Op 1 januari 2021 had een ‘harde’ Brexit plaats: de Britten stapten uit die Europese interne markt, waarbinnen allerlei economische regelgeving gelijk is getrokken, en waarbinnen vrij verkeer van personen geldt. Ze verlieten ook de douane-unie, waarbinnen importheffingen zijn afgeschaft. Ervoor in de plaats kwam een mager handelsakkoord met de EU. Het gevolg: handelsbarrières uit het verleden keerden terug. Bedrijven die handelen tussen het VK en de EU kregen te maken met tijdrovende en dure rompslomp (formulieren, voedselcontroles, inspecties), in sommige gevallen keerden importheffingen terug. Het vrije verkeer van personen was voorbij.
De eerste economische effecten traden al op vlak na het referendum.
Het verzwakte pond
Een onmiddellijke recessie na een leave-stem – zoals vóór het referendum voorspeld door onder meer de Britse regering – bleef uit. Er gebeurde wel iets anders. De waarde van het Britse pond daalde de dag na het referendum met 7 procent ten opzichte van de munten van de belangrijkste handelspartners van het VK. Het was de grootste koersdaling van een belangrijke munt sinds 1944. Huishoudens in het VK merkten dat: import werd door het ingezakte pond duurder, waardoor de inflatie al eerder begon te stijgen dan elders in de wereld. Britse huishoudens waren de voorbije jaren door het zwakkere pond jaarlijks gemiddeld 870 pond (zo’n 990 euro) extra kwijt aan het levensonderhoud, zo berekenden economen van Resolution Foundation, een denktank die opkomt voor lage inkomens, van de London School of Economics (LSE).
Dezelfde studie laat zien dat de referendumuitslag ook het vertrouwen van Britse bedrijven ondermijnde: ze stelden investeringen uit, omdat niet duidelijk was hoe de relatie met de EU – de belangrijkste handelspartner van het VK – eruit zou gaan zien. In de eerste drie jaar na het referendum daalden bedrijfsinvesteringen in het VK gemiddeld met 0,1 procent per kwartaal, terwijl ze vóór het referendum met 1,7 procent per kwartaal toenamen. In andere westerse landen bleven de investeringen tot 2020 (het begin van de pandemie) juist toenemen.
Dubbelganger-onderzoek
Zo schaadde de Brexit de Britse economie al vóórdat de harde economische breuk met de EU een feit was, zo merkt ook de Office for Budget Responsibility (OBR) op, het Britse Centraal Planbureau. OBR denkt dat de Britse productiviteit (het groeivermogen van de economie) op langere termijn met 4 procent daalt door de EU-uittreding. Een belangrijk deel van dit effect trad al op voor 2021.
Uit een ander onderzoek, van twee LSE-economen, blijkt dat het Britse bruto binnenlands product eind 2019 2 à 3 procent kleiner was dan wanneer de Britten in 2016 voor remain hadden gekozen.
Dit type bbp-onderzoek is gebaseerd op de ‘dubbelganger’-methode. De de Britse bbp-groei wordt vergeleken met die van een ‘mandje’ van landen waarvan het bbp zich vóór het referendum ruwweg hetzelfde ontwikkelde als dat van het VK. Na het referendum liepen de paden van het VK en van de dubbelganger uiteen.
Deze methode is altijd met enige onzekerheid omgeven, zegt één van de twee LSE-economen, Thomas Sampson, aan de telefoon. Maar de methode is ook „breed geaccepteerd” in de wetenschap.
Nadat op 1 januari 2021 de Britten uit de interne markt en uit de douane-unie traden, is de economische schade opgelopen. Inmiddels is de Britse economie 5,5 procent kleiner dan zij zou zijn geweest zonder Brexit, zo blijkt uit recent ‘dubbelganger’-onderzoek van het Centre for European Reform, een pro-Europese denktank. Op dit onderzoek kwam kritiek van pro-Brexit-politici, zoals Conservatief Jacob Rees-Mogg, en van rechtse denktanks: de methode zou niet kloppen. Volgens Sampson van LSE is deze kritiek „politiek” van aard en „weinig serieus”.
Inmiddels is de Britse economie 5,5 procent kleiner dan zij zou zijn geweest zonder Brexit
Internationale bbp-cijfers bevestigen het beeld: de Britse economie presteert benedengemiddeld. Het VK is de enige economie van de G7-landen die in het derde kwartaal van 2022 nog steeds kleiner was dan voor de pandemie, zo merkte het economisch bureau van ING laatst op.
De Britse uittreding uit de interne markt in 2021 betekende vooral twee dingen: minder handel en minder immigratie. De investeringen herstelden zich niet.
Export stagneert
Bij het interpreteren van handelsdata is voorzichtigheid geboden: het VK verliet de interne markt middenin de pandemie, die de internationale handel danig verstoorde. Maar veel wijst erop dat de harde Brexit negatief uitpakt. Het volume van de Britse export ligt nu nog steeds lager dan voor de coronacrisis, terwijl exportvolumes van alle andere grote economieën fors toenamen na de pandemie. Het herstel van de wereldhandel is „aan het VK voorbij gegaan”, staat in een onderzoek van Aston Business School. Zonder de Brexit zou de Britse export 22 procent hoger liggen, aldus deze studie. Daaruit blijkt ook dat het aantal typen producten dat het VK naar de EU exporteert, is gedaald met 42 procent. Volgens de onderzoekers exporteren vooral kleine bedrijven minder naar de EU. Zij hebben minder middelen om zich aan te passen aan alle nieuwe rompslomp.
Opvallend is dat niet alleen de Britse export naar de EU achterblijft, maar ook die naar de rest van de wereld. Mogelijk, zegt Sampson, werkt de Brexit ook negatief door in de handel van het VK met overige landen, omdat internationale handelsketens met elkaar vervlochten zijn. „Gedetailleerde data zijn er nog niet”, aldus Sampson.
Het einde aan het vrije verkeer van personen betekent dat EU-burgers niet meer automatisch het recht hebben in het VK te werken. Het zorgde volgens recent onderzoek van denktank CER voor een extra tekort van 330.000 werknemers op de toch al krappe Britse arbeidsmarkt. Dit is 1 procent van de totale beroepsbevolking van het VK. Vele Polen, Roemenen en andere EU-arbeidskrachten blijven weg. Voorzichtig zegt het CER dat dit tekort de Britse inflatie waarschijnlijk opdrijft en de Britse productiviteit ondergraaft.
Wat nu voor het VK? De regerende Conservatieven willen de „mogelijkheden” van Brexit aangrijpen: knellende EU-regelgeving voor het bedrijfsleven moet worden geschrapt, handelsakkoorden met succesvolle landen buiten Europa moeten deuren voor bedrijven gaan openen. Maar voorlopig zijn economische voordelen aan het experiment van de Brexit lastig te ontwaren.
Daniel Mitchell (48) en Adam Woolf (50)
‘Door de verhuizing naar Nederland zijn we af van al het gedoe’
Stralend zitten Daniel Mitchell en Adam Woolf aan tafel: hun Nederlandse bv is net een week in de lucht, het contract voor hun kantoorruimte aan het Singel is getekend. Amsterdam vinden ze geweldig, zeggen ze, net als Nederlanders, en hun nieuwe uitzicht over de gracht.
„We waren een beetje bang voor hoe we in Europa zouden worden ontvangen”, zegt Mitchell – hij draagt een overhemd, zijn compagnon Woolf een zwarte hoodie. „Het Verenigd Koninkrijk heeft een slechte reputatie, dachten we, door de ondoordachte beslissingen die we hebben gemaakt. Maar we zijn hartelijk verwelkomd.”
Het duo uit Londen – samen richtten ze twintig jaar geleden hun IT-bedrijf op – was helemáál geen voorstander van Brexit, maar nu proberen ze er het beste van te maken. In hun geval betekent dat: een vestiging openen op het Europese vasteland.
Al snel na het referendum werd het moeilijker om werknemers uit Europa aan te trekken. Waar Lifeline IT eerst tien mensen van buiten het VK in dienst had, een derde van het personeel, zijn dat er nu nog maar drie. Mitchell: „Ze hebben het heel moeilijk gemaakt om in het VK te komen werken.”
Sinds het VK daadwerkelijk de EU heeft verlaten, kwamen er problemen bij. Een laptop, firewall of netwerkswitch naar Europa sturen, is nu een hoop gedoe, vertelt Woolf. „We besteden al het papierwerk uit, maar dat kost wel geld.” Per zending komt er 70 tot 80 pond bovenop. En alles moet langs de douane. Die is onvoorspelbaar: soms komt het er zo doorheen, soms duurt het drie weken. En als een product niet meteen werkt en een klant het moet terugsturen, is het helemáál een ramp, dan moet het nog twee keer door alle checks.
Vandaar dus de Nederlandse vestiging: zo kunnen ze weer eenvoudig Europeanen aannemen en aan EU-landen verzenden. München, Brussel, Parijs en Luxemburg waren ook even in de race, maar de keuze voor Amsterdam was snel gemaakt. Iedereen spreekt Engels, het is goed bereikbaar, én Woolf heeft er familie. Plan is om twee tot drie Nederlanders aan te nemen, om te beginnen.
Het opzetten van hun Europese hub kostte minder dan 10.000 pond. Voor een bedrijf van hun formaat – ze hebben zo’n 3 miljoen pond omzet per jaar – is dat te overzien, vinden Mitchell en Woolf. Huur en personeelskosten komen daar nog wel bovenop, maar ze zijn ervan overtuigd dat de investering zich dubbel en dwars zal terugbetalen. Mitchell: „Hierdoor zijn we in een keer af van al het gedoe.”
Simon Spurrell (55)
‘Klanten vonden ons na Brexit te ingewikkeld en te duur’
Ze werden allemaal teruggestuurd: de zeventig pakketten met kaas die de Cheshire Cheese Company begin januari 2021 naar het Europese vasteland had verzonden. Tot dat moment gingen zulke leveringen altijd moeiteloos, vertelt mede-oprichter Simon Spurrell, maar nu was de overgangstermijn van de Brexit net verlopen. Ook in de praktijk was Brexit nu een feit.
Wat Spurrell vreesde, gebeurde: het werd chaos. Ieder land kwam met een andere verklaring. „Duitsland zei: dierlijke producten worden niet toegelaten zonder gezondheidscertificaat. Italië zei alleen: we hebben meer informatie nodig. België gaf helemaal geen reden.”
Wat bleek: álle leveringen van dierlijke producten naar de EU moeten voorzien zijn van een gezondheidscertificaat. Kosten: 180 pond (203 euro) per stuk. Dat kon niet uit, bij een bestelling van een paar tientjes. De directe verkoop aan Europese klanten via de site stopte onmiddellijk. En ook de distributeurs in Frankrijk en Duitsland trokken zich na een paar maanden terug. „Die vonden ons te ingewikkeld en te duur geworden om zaken mee te doen.”
Spurrell wordt nog steeds boos als hij erover vertelt. Dat de Britse regering hem niet gewaarschuwd had, dat niet alleen voor leveringen aan zakenpartners in de EU zo’n certificaat nodig was, maar óók voor kleine bestellingen van consumenten – dat laatste wist hij niet.
De gemiste omzet vanuit de EU liep in 2021 op tot een kwart miljoen, vertelt Spurrell. Een serieus gat op een omzet van zo’n 4 miljoen pond. De Cheshire Cheese Company – handelsmerk: Cheshire kaas en Cheddar in ludieke smaken als Irish Whiskey & Stem Ginger – werd in 2021 gered door de vele online shoppende Britten in de pandemie. Maar in 2022 ging het bergafwaarts.
Dus toen Joseph Heler Cheese, een grote concurrent uit de regio, interesse toonde in een overname, gingen Spurell en zijn drie compagnons in beraad. Doordat Joseph Heler zoveel groter is, kan het makkelijker zaken blijven doen in de EU. Het familiebedrijf had al een eigen entiteit in Duitsland opgezet, die de goederen vanuit het VK ‘importeert’, wat de handel vergemakkelijkt. Via deze constructie zou de Cheshire Cheese Company ook weer toegang kunnen krijgen tot de EU.
Spurrell en zijn compagnons besloten het bedrijf te verkopen. „Een enorm moeilijke beslissing”, zegt Spurrell, die nog drie tot vijf jaar aanblijft als directeur van de Cheshire Cheese Company – nu met het bestuur van Joseph Heler boven zich. „Eerst raakte ik van streek toen zij me vertelden wat ik moest doen. Een vriend zei: je hebt je speelgoed verkocht, je kan er niet meer mee spelen. En zo is het ook.”
Portretten Teri van der Heijden