De rechtbank in Amsterdam doet woensdagochtend uitspraak tegen negen mannen die worden verdacht van betrokkenheid bij de moord op Peter R. de Vries in juli 2021. Tegen de schutter Delano G. en de chauffeur van de vluchtauto Kamil E. heeft het Openbaar Ministerie levenslang geëist voor hun rol bij de uitvoering van de moord.
Ook tegen moordmakelaar Krystian M. is levenslang geëist. Volgens het OM is hij niet alleen de organisator van de moord, maar is hij ook lid van een criminele organisatie met een terroristisch oogmerk. Als de rechtbank die kwalificatie overneemt, kan dat leiden tot hogere straffen. Het is niet eerder gebeurd dat verdachten uit het criminele circuit worden beschuldigd van terrorisme.
Gezien de moordaanslag op De Vries bewust is gefilmd om deze te kunnen verspreiden op sociale media, vindt het OM dat sprake is van een bewuste poging om angst te zaaien in de Nederlandse samenleving. Tegen twee andere leden van deze criminele organisatie is 21 jaar cel geëist. Tegen de andere vier verdachten zijn straffen geëist van 3 tot 17 jaar cel voor hun aandeel bij de moordaanslag op 6 juli.
In NRC Vandaag vertelt redacteur georganiseerde misdaad Jan Meeus deze woensdag over de rechtszaak. Lees ook wat NRC eerder schreef over de zaak.
NRC Vandaag
Vandaag komt de rechtbank met een uitspraak in de zaak over de moord op Peter R. de Vries. Drie jaar na de dood van de journalist kijkt misdaadverslaggever Jan Meeus reikhalzend uit naar het vonnis. Wat zegt deze zaak over de rol van de georganiseerde misdaad in Nederland en de opkomst van narco-terreur?
Foto Olivier Middendorp
Wie staan er terecht?
Steeds meer verdachten lijken betrokken bij de moord op Peter R. de Vries. Wie staan terecht en waarvan worden ze verdacht? Vier vragen over de rechtszaak.
Foto Killian Lindenburg / ANP
Wat wordt er geëist?
Het OM eist levenslange gevangenisstraffen tegen drie mannen voor hun betrokkenheid bij de moord op Peter R. de Vries. Dat moet volgens het OM een duidelijk signaal geven. De vraag is of die boodschap aan zal komen.
Illustratie Aloys Oosterwijk / ANP
Wie is verdachte Krystian M.?
Krystian M. wordt gezien als organisator van de moord op misdaadjournalist Peter R. de Vries. Hij wordt in verband gebracht met de groep rond Ridouan Taghi.
De milieuvergunning van varkensboer Pieter Haenen in Sevenum wordt ingetrokken. Dat heeft het college van burgemeester en wethouders van de Noord-Limburgse gemeente Horst aan de Maas dinsdag besloten. Met het besluit zet de gemeente een reeks bizarre gebeurtenissen op het gemeentehuis recht, die voor de buurt aanleiding waren om vals spel te vermoeden.
Het college voert als argument voor de intrekking aan dat de stallen van Haenen aan de Kleefsedijk 9 niet aan de eisen voldoen, en dat er al vijf jaar geen varkens meer worden gehouden.
Lees ook
Het raadsel van Horst: is boer Haenen twintig jaar geleden een megavarkensstal beloofd?
Afgelopen dinsdag publiceerde NRC over de controverse rond de komst van de megavarkensstal aan de Kleefsedijk in Sevenum. De buurt, verenigd in de ‘werkgroep Kleefsedijk’, streed bijna twintig jaar tegen de bouw van de stal door boer Haenen.
Rol provincie
De gemeente wilde de stal niet, maar de provincie bleef zich inzetten voor de plannen. De boer liet zich in zijn procedures bijstaan door een oud-gedeputeerde van de provincie, de CDA’er Ger Driessen, en een oud-wethouder van de gemeente, de CDA’er Leon Litjens, die beiden optraden als zijn adviseur. De gang van zaken deed de buurt vermoeden dat de boer ooit een stal was toegezegd toen hij grond moest verkopen voor de komst van een groot logistiek-industrieel terrein, Greenport.
Gebeurtenissen in 2021 versterkten het wantrouwen in de lokale overheid bij omwonenden. In dat jaar nam de gemeente een besluit over een verzoek tot het intrekken van de milieuvergunning van de boer. De gemeente verwisselde in een officiële publicatie een huisnummer, en nam een tegenovergesteld besluit dat niet bekend werd gemaakt. Pas jaren later kwam de buurt erachter dat de boer nog steeds een geldige vergunning had. De gemeente kon niet reconstrueren wie er verantwoordelijk was voor de vreemde gebeurtenissen.
Door de verwisseling en de publicatie van het verkeerde besluit kon de boer zijn plannen voortzetten. Vorig jaar diende Haenen een nieuwe aanvraag in voor de bouw van een stal.
De gemeente moet nog een besluit nemen over die aanvraag. Wethouder Robert Martens (ruimtelijke ordening, D66) laat aan de telefoon weten dat Haenen, nu hij zijn vergunning kwijt is, een aanvraag moet doen voor een “compleet nieuwe inrichting”, waar zwaardere eisen aan zijn verbonden.
Het gaat niet heel goed met de vispassages in Nederland. Of liever gezegd: het kan veel beter. Zo passeert gemiddeld slechts een kwart van alle jonge paling de speciaal voor deze glasaal aangelegde doorgangen in sluizen en gemalen die een blokkade vormen tussen zout en zoet water, blijkt uit onderzoek. En het gáát al zo slecht met de paling. Over heel Europa zijn de aantallen glasaal de afgelopen vijftig jaar met zo’n 95 tot 99 procent gedaald. Maar met relatief eenvoudige wijzigingen kan behoorlijk veel meer jonge paling de Nederlandse rivieren op. Misschien wel driekwart, zegt Sanne Ploegaert, visonderzoeker bij RAVON, een organisatie van natuurbeschermers voor reptielen, amfibieën en vissen die in Zeeland veel samenwerkt met waterschap, provincie en Rijkswaterstaat.
Ze worden gelokt door het zoete water en wachten voor de sluisdeuren tot ze naar binnen kunnen
Neem de Bathse Spuisluis in het oosten van Zeeland, waar vanuit een kilometers lang kanaal enorme hoeveelheden zoet water uit de Nederlandse rivieren op zee, in de Westerschelde, worden geloosd. Ploegaert vertelt, staand langs de reling boven de sluisdeuren, dat op al dat zoete water elk voorjaar opnieuw gigantische hoeveelheden jonge palingen afkomen, glasaal genoemd. Ze worden gelokt door het zoete water en wachten voor de sluisdeuren tot ze naar binnen kunnen, de rivieren op, om daar op te groeien tot vette paling. Ze zijn bij Bath doorgaans met een miljoen. Maar slechts 6 procent slaagt erin binnen te komen.
Een bruisende bel zoet water
Het is ochtend en een van de zes kolken van de Bathse Spuisluis staat open en braakt een bruisende bel zoet water uit. Ploegaert wijst op allerlei soorten vis die er op af zijn gekomen; haring, dunlipharder, bot, aal. Opgejaagd door een zeehond en door honderden sterns en visdieven. Ploegaert: „Ik houd me met alle onderwaterleven bezig, maar heb een speciale belangstelling voor de aal. Het is een bijzonder verschijnsel dat als wij hier de glasalen in het voorjaar met z’n allen voor de sluis zien, ze twee tot drie jaar oud zijn en de hele Atlantische Oceaan hebben overgestoken, waar ze, in de Sargassozee, geboren zijn. Maar als ze bij het perfect ingerichte Nederland aankomen, blijkt hier alles dicht te zijn gemaakt.”
Sanne Ploegaert: „Ik kan als gedragsecoloog aan civiele ingenieurs vertellen hoe een sluis of een gemaal het beste voor deze soort kan worden ingericht.” Foto Walter Herfst
Ploegaert (37) doet dit werk acht jaar. „Wat ik heel tof vind, is dat ik als gedragsecoloog aan civiele ingenieurs kan vertellen hoe een sluis of een gemaal het beste voor deze soort kan worden ingericht. Het mooie is dat die ingenieurs dat ook fantastisch leuk vinden. En wat mij stimuleert, is dat er met onze bevindingen ook echt iets wordt gedaan. Ik zie resultaat.”
De glasaal arriveert te laat
Intrigerend is wat na uitgebreid onderzoek van Ploegaert en de zijnen bij de Bathse Spuisluis aan het licht kwam, onder meer dankzij het merken van zevenduizend gevangen en weer teruggezette glasaaltjes. Veruit de meeste van de dieren arriveren net te laat bij de vispassage om er gebruik van te kunnen maken.
Als het spuien van overtollig zoet water naar zee stopt vanwege het opkomende tij in de Westerschelde, blijft één deur van de zes kolken op een kier staan. Tien minuten. Minuten waarin de aal met een kleine zoute stroom, onderaan de deur en op enkele meters diepte, mee naar binnen glipt. „Dat zijn de gouden tien minuten”, zegt Ploegaert.
Helaas arriveren de meeste jonge alen pas bij deze stroom als de kier weer dicht is, gehinderd door het kolkende water uit de spuisluis. Ploegaert heeft kunnen experimenteren met een ander spuiregime. Bijvoorbeeld: wanneer er ’s nachts niet wordt gespuid maar de kier open blijft staan, weten er 4,5 keer meer glasalen tot voor de deur te komen en gebruik te kunnen maken van die gouden tien minuten. Er werd 26 procent ‘succesvolle intrek’ gemeten. „Grote winst!”, aldus Ploegaert.
Het spuien van zoetwater uit het Bathse Spuikanaal. Foto Walter Herfst
Wat je volgens de bioloog ook kunt doen, is de deur verder open zetten, zodat meer glasalen naar binnen spoelen, of die tien minuten verlengen. De effectiviteit van de vispassage kan verder worden vergroot door het aanleggen van luwtes aan weerszijden van de sluizen, zodat de aal dicht bij de voordeur kan rusten.
Tenslotte zou je meer sluisdeuren op een kier kunnen zetten en grootschaliger visvriendelijk spuien, „zodat het hier iets meer op een natuurlijke zoet-zoutovergang gaat lijken”, aldus Ploegaert. Bang dat er in dat geval te veel zout water het land in komt, hoef je volgens hem niet te zijn. „De mogelijkheden en de ruimte zijn er hier om dat gecontroleerd te kunnen doen.”
De grens tussen visgedrag en techniek moet zo dicht mogelijk bij elkaar komen
Als al zijn voorstellen worden doorgevoerd, zou naar schatting niet 6 procent maar bijna driekwart van alle jonge paling naar binnen kunnen zwemmen. Ploegaert: „De grens tussen visgedrag en techniek moet zo dicht mogelijk bij elkaar komen.”
Een kwestie van maatwerk
In het hele land worden al decennialang vispassages aangelegd, en maatregelen genomen om die passages te verbeteren, zoals bij de Afsluitdijk en bij het Haringvliet. Dit alles om trekvissen zoals aal maar ook bijvoorbeeld zalm de kans te bieden naar de Rijn in Duitsland, Frankrijk of Zwitserland te zwemmen en daar te paaien of op te groeien.
Ook op de Nederlandse rivieren zijn veel vispassages te vinden, Nederland heeft zich gecommitteerd aan verdragen, richtlijnen en samenwerkingsverbanden. De kosten voor een grote vispassage variëren volgens Rijkswaterstaat van enkele honderdduizenden tot miljoenen euro’s. Het onderzoek van RAVON laat volgens Rijkswaterstaat zien „dat vispassages niet vanzelfsprekend goed functioneren, maar dat er sprake is van maatwerk en voortdurende aandacht”. Vispassages dienen volgens Rijkswaterstaat „attractief en passeerbaar” te zijn. Techniek helpt daarbij. „De wens is om altijd te optimaliseren binnen de mogelijkheden.”
Lees ook
De schade aan de Doggersbank is ‘nihil’ zeggen vissers, maar volgens onderzoekers is de zandbank juist ‘kapot gevist’
Met nog geen vijf kilometer per uur stuurt Erik Hutten, gepensioneerd rechercheur, de schuit over de Regge. Zonnetje, zacht kabbelend, meanderend riviertje. Op de oevers Angus-koeien en heel veel wilde bloemen. Weidebeekjuffers dansen op het heldere, ondiepe water.
Het is onvergelijkbaar met de drukte op sommige andere rivieren waar rondvaartboten varen. Op dit stuk van de Regge komt de Enterse zomp, een platbodemschip dat vroeger werd gebruikt om jute, dakpannen of ganzen mee te vervoeren, hoogstens een kano tegen. Of wat jongeren die van een steigertje springen.
De andere schipper aan boord, Dirk Velten, oud-aardrijkskundeleraar en oud-wethouder, vertelt dat onlangs een stier in het water stond. Net op de plek waar de zomp moet draaien – de Regge is hier met stuwen en een vistrap afgesloten, dus de rondvaart bij Enter gaat maar over een klein stukje. Bij Rijssen en Hellendoorn liggen twee andere zompen, ook daar is de rondvaartroute beperkt.
En dáár zit hem de irritatie van de mannen. Door een Europese richtlijn uit 2017 moeten schippers die bedrijfsmatig dertien of meer passagiers vervoeren, voldoen aan strengere regels voor de binnenvaart. Harmonisatie van beroepskwalificaties moet de scheepvaart veiliger maken, is het idee.
Gepensioneerd rechercheur Erik Hutten vaart over de Regge bij Enter. Sinds 1 juni moeten rondvaartbootschippers aan nieuwe regels voldoen.
Dirk Velten is een van de vrijwillige schippers, die nu nog varen met een ‘klein vaarbewijs I’. Dat moet binnen drie jaar een ‘kwaliteitscertificaat’ voor open rondvaartboten zijn.
Foto’s Wouter de Wilde
Voor rondvaartboten heeft Nederland een uitzondering gecreëerd. Die blijven meestal op nationale binnenwateren en varen de grenzen niet over. Op 1 juni ging voor hen een mildere certificering in, vanaf 2028 is deze verplicht.
Die milde certificering heeft nog altijd „ridicule eisen” die tijd en vooral geld kosten, volgens Herman ter Avest, voorzitter van de Regionale Stichting de Enterse Zomp. „De consequentie is dat schippers tegen me zeggen: ‘zoek het maar uit’.” De zestig schippers op de Regge zijn allemaal vrijwilliger, bijna allemaal gepensioneerd. Zonder hen kan de zomp niet varen.
Hun ongerustheid is doorgedrongen tot de lokale politiek. De wethouders van Rijssen-Holten, Hellendoorn en Wierden, waar Enter onder valt, roepen het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat op een uitzondering te maken voor cultureel erfgoed. „Landelijke regels moeten beschermen, niet belemmeren”, schrijven ze op LinkedIn.
Tot nu toe was voor open rondvaartboten als de zomp een ‘klein vaarbewijs I’ vereist. Dat bestaat uit een theorietoets en een geneeskundige verklaring, en is permanent geldig. Het nieuwe ‘kwalificatiecertificaat’ bestaat uit een theorie-examen, drie praktijktoetsen, een geneeskundige verklaring en een vaartijdverklaring met een minimum aantal vaardagen. Het moet om de vijf jaar worden vernieuwd, voor 70-plussers zelfs om de twee jaar.
Er is een overgangsregeling van drie jaar, en schippers die al hun ‘klein vaarbewijs’ hebben en kunnen aantonen dat ze voldoende ervaring hebben, hoeven maar één praktijktoets te halen.
We leren elkaar hier in de praktijk hoe je moet varen
Rondvaartboten van het zogenaamde Amsterdamse grachtentype (met een overkapping), die ook over de grote meren en rivieren varen, moeten bovendien een marifooncertificaat halen, voor communicatie op het water. Ter Avest schampert: „Dat was eerst ook voor ons de bedoeling. Ik vroeg: ‘Welk blok moeten we dan uitluisteren?’. Dat hebben ze gelukkig geschrapt. Want er is in de wijde omgeving niets.” Nederland is voor scheepvaart verdeeld in blokgebieden, waarbinnen grote schepen zich moeten melden en kleine moeten luisteren naar oproepen van een verkeerspost.
Ooit, vertelt schipper Dirk Velten, was de Regge een druk bevaren rivier. Rond 1800 waren er drie grote werven in Enter, met 125 zompen. „De Bentheimerstenen waarmee het Paleis op de Dam is gebouwd, werden met een zomp vervoerd”, vertelt Ter Avest. De komst van de trein betekende de ondergang. Vervoer over het spoor was sneller en goedkoper.
Om de Twentse geschiedenis levend te houden, zijn vrijwilligers in de jaren tachtig van de vorige eeuw weer zompen gaan bouwen en ermee gaan varen. Nu met passagiers, zo’n zesduizend per jaar. „We leren elkaar hier in de praktijk hoe je moet varen”, zegt Ter Avest.
Beeld Wouter de Wilde
Wat hij vooral niet begrijpt, is de geneeskundige verklaring die vaker moet worden verlengd. „Tot 75 jaar mag iedereen gewoon de snelweg op. Stel je wordt hier onwel. Dan vaar je het riet in. En er is altijd een tweede schipper aan boord.” Terwijl schipper Erik Hutten stuurt, klapt schipper Velten de mast naar beneden bij een bruggetje en doet hij de boom het water in als de zomp moet keren.
Liefst willen de Enterse schippers een ontheffing. Ze zeggen dat het ministerie toch ook moet inzien dat er verschil is met schippers die op water varen dat in verbinding staat met open water, en dat de nieuwe regelgeving ten koste gaat van historisch erfgoed? Ter Avest heeft contact met vrijwilligers die met soortgelijke boten varen op de Berkel, bij Lochem en Zutphen, en op de Vecht bij Dalfsen. „Allemaal stukjes water met nul risico.”
Het ministerie zegt desgevraagd dat de nieuwe certificering voortvloeit uit een Europese richtlijn: „Die richtlijn geeft lidstaten niet de ruimte om categorieën boten helemaal uit te zonderen.” Omdat Nederland de Europese eis „te streng vindt voor de rondvaartsector (inclusief historische rondvaartboten) is er al gebruik gemaakt van de uitzonderingsmogelijkheden. „Bij dit nieuwe vaarbewijs staat praktijkervaring centraal.”
De Enterse Zomp vaart over de Regge bij Enter.
Foto Wouter de Wilde
Lees ook
Watersporters kennen de regels op het water niet. Wie even meevaart met de handhavers ziet hoe een ongeluk kan gebeuren