N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Duurzaamheid In 2016 stelde kabinet-Rutte III een ambitieus plan op: in 2030 moet Nederland over een circulaire economie beschikken. Daar lijkt in de praktijk nog weinig van terecht te komen. Drie vragen over de circulaire economie.
De doelstellingen in 2016 waren groot, maar zeven jaar later is er van de circulaire economie nog weinig terechtgekomen. Dat was de harde conclusie die het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) donderdag trok, in de Integrale Circulaire Economie Rapportage die het op verzoek van het kabinet iedere twee jaar uitbrengt. Op dit tempo worden de ambitieuze circulaire doelstellingen die het kabinet maakte in samenspraak met bedrijven, kennisinstituten en milieuorganisaties verre van behaald.
Hoe zit het precies met de circulaire doelstellingen? En wat is de huidige stand van zaken? Drie vragen over dit onderwerp.
1 Wat zijn de doelen precies?
In 2050 moet Nederland over een circulaire economie beschikken, is de politieke ambitie die in 2016 werd uitgesproken door kabinet-Rutte III. Heel concreet is die doelstelling niet geworden, maar het kerndoel van een circulaire economie is het uitroeien van afvalstromen: alles wordt hergebruikt.
Als tussenstap heeft het kabinet zich in het ‘Rijksbrede programma Circulaire Economie’ voorgenomen om in 2030 nog maar de helft van de abiotische — niet levende — grondstoffen te gebruiken. Dat zijn mineralen, metalen en fossiele grondstoffen als aardgas en aardolie. Wegen die daartoe leiden zijn consumptiemindering, verlenging van de levensduur van producten door bijvoorbeeld meer reparatie en vervanging van eindige grondstoffen voor duurzaam geproduceerde grondstoffen als biogrondstoffen.
2 Hoe staat Nederland ervoor?
In 2020 verwerkten, verhandelden en consumeerden Nederlandse bedrijven volgens het PBL voor 359 miljard kilo aan grondstoffen. Slechts een kwart daarvan kwam uit Nederland, de rest moest worden geïmporteerd. Tussen 2018 en 2020 daalde het gebruik van grondstoffen met 7 procent. Op het eerste oog is dat niet verkeerd, maar volgens het PBL betreft het een incidentele afname die vooral te verklaren valt door kortstondig verminderd gebruik van fossiele brandstoffen. Dat komt weer doordat Nederlanders tijdens coronalockdowns minder het vliegtuig pakten en minder met de auto naar werk gingen. Het PBL verwacht dat het grondstoffengebruik na 2020 weer naar het oude niveau stijgt.
Met het oog op 2030 gaat het dus niet goed en heeft het er alle schijn van dat halvering van grondstoffen in 2030 niets meer dan een ambitieuze doelstelling was. Wie uitzoomt, ziet wel dat Nederland het in vergelijking met andere landen helemaal niet slecht doet. Vooral als recycleland behoort Nederland tot de Europese top. 78 procent van het in Nederland verwerkte afval wordt gerecycled en er wordt relatief weinig afval gestort.
De kanttekening daarbij is dat van „hoogwaardige recycling” weinig sprake is. Materiaalstromen worden nog nauwelijks goed van elkaar gescheiden, waardoor bijvoorbeeld plastic zich met andere stoffen vermengt. Resultaat van dat proces is een laagwaardige toepassing, zoals bermpaaltjes. „Maar daar hebben we er inmiddels ook wel genoeg van”, zegt Aldert Hanemaaijer, die als onderzoeker meeschreef aan het PBL-rapport. „Bij hoogwaardige recycling moet je streven naar een gelijkwaardige toepassing.”
3 Hoe kan het beter?
Zowel het PBL als Arnold Tukker, hoogleraar Industriële Ecologie aan Universiteit Leiden, wijzen naar de overheid. „Zonder beleid komt er van circulaire doelstelling niet zoveel terecht”, zegt Tukker.
Voorbeelden van „drang en dwang” waar het PBL op aanstuurt is een aantal verplichtende instrumenten die de overheid vooralsnog in de gereedschapskist heeft laten liggen. Het liefst ziet het PBL bijvoorbeeld dat producenten de verplichting krijgen om een minimumpercentage secundair (gerecycled) materiaal in nieuwe producten op te nemen. Hanemaaijer: „Je kunt dan zeggen: in 2030 willen we dat minimaal 10 procent van een nieuw gebouw uit een oud gebouw komt, en dat percentage mettertijd laten oplopen.”
Het PBL geeft als voorbeeld aan dat er ook een inputheffing kan komen op het gebruik van fossiele grondstoffen, zoals ruwe olie en ethyleen, voor plastics. Dat zou bedrijven stimuleren op zoek te gaan naar circulaire producten. Primaire grondstoffen zijn nu immers vaak nog goedkoper dan hergebruikte materialen.
Een belangrijk deel van de oplossing ligt ook bij productontwerp. De ecologische voetafdruk die producten achterlaten, zegt Tukker, wordt voor het grootste deel bepaald tijdens het ontwerp. Het verschilt voor recycling nogal of een plastic flesje bestaat uit achttien verschillende soorten plastic of uit twee. Een stuk elektronica is makkelijker te repareren als de onderdelen aan elkaar zitten met een klikverbinding in plaats van met lijm. Hanemaaijer: „Ook dat kan de overheid afdwingen. Je hebt hele ambitieuze doelen gesteld, die ga je niet halen zonder serieus beprijzen en normeren.”
‘Hier heb je er een.” In een ruimte boven een fabriekshal tilt Gerard de Leede, technisch topman van zonnepanelenbouwer Solarge, een twee meter groot Chinees zonnepaneel omhoog.
Hij wijst op een onschuldig ogende laag wit plastic aan de achterkant van het paneel. „Hier zit het in. De PFAS.”
Wie zonnepanelen op zijn dak legt, doet onmiskenbaar iets goeds voor de energietransitie. Maar zonnepanelen hebben ook een schaduwkant.
Veel fabrikanten gebruiken de ongezonde stoffen PFAS, lood en antimoon voor hun zonnepanelen. Bovendien zijn zonnepanelen bijzonder slecht recyclebaar. En er zijn bewijzen dat bij de productie van silicium (de grondstof voor de zonnecellen die in de panelen zitten) Oeigoeren dwangarbeid verrichten. Voor de Verenigde Staten was dat al reden om importbeperkingen op te leggen voor een deel van de Chinese panelen. De EU werkt aan een vergelijkbaar verbod, maar dat verloopt traag.
Gelukkig bestaan ze: PFAS-vrije, goed recyclebare, en dwangarbeidvrije panelen, ‘made in Weert’ nog wel. De fabriek Solarge verkoopt sinds vorig jaar door henzelf ontwikkelde, lichtgewicht zonnepanelen, in eerste instantie bedoeld voor industriële daken (zoals kantoren, distributiecentra of landbouwbedrijven). Ook andere fabrieken maken panelen die minder schadelijk zijn voor het milieu. Maar deze ondernemingen groeien maar mondjesmaat. Ze roeien tegen de stroom in. Veruit de meeste panelen worden uit China gehaald tegen bodemprijzen, daar kunnen duurzame panelen niet tegenop concurreren.
Waarom zit er eigenlijk PFAS in zonnepanelen? „PFAS wordt gebruikt om de zonnecellen te beschermen tegen vocht van buiten en te hoge temperaturen”, zegt De Leede van Solarge. „Aan de voorkant wordt het paneel beschermd met glas, aan de achterkant met een laag plastic met PFAS erin.” Toch is PFAS helemaal niet nodig in panelen, zegt hij. „Dat is nog het allerergste.”
Glas gebruiken
Bij Solarge bestaan de voor- en achterkant uit een andere plasticmix zonder PFAS. Simpelweg glas gebruiken voor de achterkant kan ook.
Zonnepanelen die nu in Nederland van de daken komen, worden gerecycled, of beter gezegd, gedowncycled. De aluminiumlijst eromheen wordt eraf gehaald en is goed te herbruiken. „Daarna gaat het mis”, zegt De Leede. „Een regulier Chinees paneel verbrijzelt door de verlijming heel snel. Dus dan zitten stukjes glas, zilver, koper, silicium en plastic allemaal door elkaar.”
In de praktijk wordt het paneel in Nederland daarom versnipperd en met andere metaalresten in superhete ovens gesmolten. Het plastic en de lijmlaag verbranden (waarbij CO2-uitstoot vrijkomt), de metalen en het glas krijgen een eerloos tweede leven als betongranulaat of in de wegenbouw.
PFAS en antimoon dat in het glas zit, maken andere recyclingtechnieken ingewikkeld, maar het grootste obstakel is in de praktijk toch wel de businesscase.
Er bestaan namelijk al betere recyclingtechnieken om het glas, silicium en zilver terug te winnen. Zo staan er fabrieken in Frankrijk die Chinese panelen hoogwaardiger recyclen.
Maar wat levert het op? Aan glas valt weinig te verdienen, zeker omdat het glas door de aanwezigheid van antimoon niet meer voor voedselverpakkingsmateriaal gebruikt mag worden. Er zit maar een paar gram zilver in de panelen. En silicium is moeilijk zuiver terug te winnen.
Kortom: ziet iemand dit zitten? Wegen de kosten op tegen de baten?
Afvalbijdrage
Sinds een paar jaar is de stichting OPEN verantwoordelijk voor afgedankte zonnepanelen. OPEN is een samenwerkingsverband van producenten van elektrische apparaten. Die zijn door de overheid verantwoordelijk gemaakt voor de afvalfase van hun producten.
Om betere recycling van zonnepanelen mogelijk te maken heeft OPEN een jaar geleden de afvalbeheerbijdrage verhoogd. Producenten van zonnepanelen betalen nu 4 cent per kilo – zo ongeveer een kleine euro per paneel – voor het toekomstig opruimen van hun panelen. Daarmee kan recycling mede worden betaald. Momenteel heeft de stichting een aanbesteding uitstaan voor bedrijven die panelen willen recyclen. En een andere aanbesteding staat uit voor bedrijven die de recyclingtechnieken verder willen innoveren.
Zonnepanelen zijn in de afvalwereld een onbeduidende stroom
De afvalwereld is er een van grote massa. Zonnepanelen zijn daarin een vrij onbeduidende stroom. Vorig jaar kwam een kleine 1.400 ton zonnepanelen van de daken. De zonnepanelen die nu worden afgedankt zijn doorgaans rond 2010 geplaatst, of nog eerder. Destijds werden nog betrekkelijk weinig zonnepanelen verkocht. De vloedgolf moet dus nog komen. Het RIVM berekende dat er in 2035 ongeveer 10.000 ton van de daken komt. En in 2045 zou dat al 230.000 ton moeten zijn. Oftewel 160 keer zoveel als nu.
Komende jaren moet blijken hoe de ‘rommel’ van de huidige panelen goed wordt opgeruimd, waarbij zoveel mogelijk materialen een hoogwaardig nieuw leven krijgen. Daarbij wreekt het zich dat de zonnepaneelindustrie in Nederland is ingestort en de productie naar China is verplaatst. Glas van oude zonnepanelen had bijvoorbeeld uitstekend kunnen dienen als glas voor nieuwe zonnepanelen.
Hoeveel rommel
De vraag is dus hoe de rommel op te ruimen, maar ook met hoeveel rommel Nederland de recyclingbedrijven in de toekomst gaat opzadelen.
In 2050 liggen in Nederland elf keer zoveel zonnepanelen op de daken als nu, verwacht het Planbureau voor de Leefomgeving. Wat gaan installateurs daar de komende decennia neerleggen? Verlijmde en PFAS-houdende panelen? Of milieuvriendelijke panelen, die makkelijk uit elkaar te halen zijn en waarvan de materialen vervolgens weer een nieuw zonnepaneel kunnen worden? Die laatste zullen wel duurder zijn.
Betalen we de rekening liever nu, of later?
Gelukkig zijn er al tekenen dat wordt nagedacht over deze toekomst. Het ministerie van Economische Zaken bevestigt momenteel te onderzoeken of het mogelijk is de Rijkssubsidie alleen nog te verstrekken voor zonnepanelen die PFAS-vrij zijn. Maar het lukt niet om dat al per 2025 in te laten gaan. Eerst moet nog onderzocht worden hoe „haalbaar en uitvoerbaar” het plan is, aldus het ministerie.
Goedemorgen! Weer een week vol economisch nieuws voor de boeg. Wat speelt er vanochtend? De Aziatische beurzen openden in de plus, en zetten daarmee de positieve trend voort waarmee de Amerikaanse beurzen afgelopen vrijdag het weekend in gingen. Een gunstig rapport over de groei van het aantal banen in de VS is een belangrijke reden voor het optimisme onder beleggers. We zullen straks zien hoe de beurzen in Europa reageren.
Om nog even in het buitenland te blijven: een eventuele herverkiezing van Donald Trump als president van de VS zou leiden tot een twee keer zo hoge staatsschuld als wanneer Kamala Harris de verkiezingen wint, schrijft de Financial Times vanochtend. Zijn beloftes voor lagere belastingen en hoge importtarieven zullen de staatsschuld doen exploderen, blijkt uit een rapport van een onafhankelijke denktank.
Verder lazen we vanochtend dat de online retailer Shein een beursgang in Londen voorbereidt, en de Brits-Australische mijnbouwgigant Rio Tinto een miljardenbod heeft uitgebracht op de Amerikaanse lithiumproducent Arcadium.
In eigen huis dan: De Telegraaf schrijft deze ochtend dat rijles voor velen onbetaalbaar dreigt te worden. Een uurtje rijles kost inmiddels 80 euro, de afgelopen jaren stegen de prijzen met een kwart. Schaarste onder rij-instructeurs is een van de oorzaken.
Lekker blijven fietsen dus? Houd er dan wel rekening mee dat de overheid graag wil dat je een helm draagt, schrijft de Volkskrant. Minister Barry Madlener (PVV) van Infrastructuur en Waterstaat wil dat een kwart van de Nederlanders binnen tien jaar een helm gaat dragen en zint op een campagne om mensen zover te krijgen. Het klinkt als een weinig kansrijk plan, maar veilig is het wel, zo’n helm. Voor degenen die zonder hoofdbedekking door grote steden blijven fietsen is er wel een voordeel: het gevaar van jakkerende flitsbezorgers is zo goed als verdwenen. Het was al een tijdje duidelijk dat de flitsbezorging een gril uit de coronatijd was, maar uit jaarcijfers die het FD opdiepte blijkt hoe verliesgevend de rijdende boodschappentassen waren: flitsbezorger Getir verloor in 2022 binnen een jaar meer dan 1 miljard euro.
Toen Samir Bantal een toekomstige landkaart van Nederland intekende, kreeg hij een onvervalst aha-moment. „Ineens drong door waaróm er de laatste tijd zo’n strijd om de ruimte is Nederland.” En? „Groene energie speelt zich voornamelijk bovengronds af: windmolens, zonnepanelen. Fossiele energie, met haar oliebronnen, pijpleidingen en kabels, zit voornamelijk ondergronds. De duurzame-energietransitie vergt dus gewoon veel meer ruimtelijke planning.”
Dit inzicht kon volgens hem alleen ontstaan doordat hij met de onderzoeksafdeling van het gerenommeerde architectenbureau OMA, die hij leidt, een bijzondere denkoefening deed. In opdracht van duurzame-energiebedrijven had hij een project opgezet om de energietransitie uit te beelden met behulp van hypothetische toekomstige landkaarten en schetsen van het Nederlandse landschap. „Het gaat bij deze transitie uiteindelijk niet alleen om de getallen – hoeveel kilowattuur we straks kunnen opwekken, of hoeveel gigawattuur we als samenleving nodig hebben – maar ook over: wáár doe je dit, en hoe ziet dat er dan uit, wat willen we eigenlijk?”
OMA is bepaald niet de enige die onlangs zo’n project uitvoerde. Je ziet ze de laatste jaren veel meer: groepjes die schetsen hoe Nederland er bij bepaalde keuzes in de toekomst uit zal zien. Of uit zou kunnen zien. Allerlei planbureaus, denktanks, burgerorganisaties en architectenbureaus hebben de afgelopen tijd toekomstkaarten en -scenario’s voor Nederland gemaakt.
Zo wordt onder meer geschetst hoe het energiesysteem klimaatvriendelijk wordt gemaakt, hoeveel ruimte er komt voor natuur en landbouw. En wat gebeurt er met de zware industrie in Nederland? Blijven energieslurpende fabrieken kunstmest maken in Zeeland, olie raffineren bij Rotterdam, staal in IJmuiden, en plastics in Geleen? Of verandert de bedrijvigheid? Een miljoen huizen erbij – wáár dan? Blijven we huizen bouwen op slappe bodems in diepe polders of liever op hoge zandgronden?
Er bestaat behoefte greep te krijgen op de grote en complexe keuzes waarvoor Nederland staat. En dus gaan mensen maar zelf tekenen.
Houtkoolschetsen
Carolien Gehrels, directeur energietransitie bij adviesbureau Arcadis, zat in zo’n informeel groepje. Met zeven andere bestuurders maakte ze twee toekomstkaarten van Nederland. „Houtskoolschetsen, geen blauwdrukken.” Marjan Rintel, toen baas van de NS, nu van KLM, belde over het boek dat Gehrels samen met architect Ben van Berkel had geschreven over slim bouwen in Nederland. „Rintel en ik wilden al die verschillende opgaven voor Nederland eens doordenken: de energietransitie, klimaatverandering, veel nieuwe woningen bouwen.”
Ze begonnen aan de keukentafel van oud-landbouwminister Cees Veerman. „Met patat van zijn eigen aardappelen, gefrituurd door Cees zelf.” Uiteindelijk hebben ze een keer of acht met elkaar gepraat. „We hadden voor elke sector één bestuurder. Veerman voor landbouw, [oud-minister] Martin van Rijn voor de woningbouw, Rintel zelf voor mobiliteit, Van Berkel voor architectuur, Deltares-directeur Annemieke Nijhof voor water, iemand voor energie, iemand voor telecom.”
Gehrels en Van Berkel tekenden vervolgens op verzoek van werkgeversvereniging VNO-NCW een grote uitklapposter met daarop twee Nederlanden. Een „web-Nederland” met diverse grote steden, verspreid over het land, en een hyperlooptrein tussen Groningen, Zwolle en Eindhoven. En een „hub-Nederland waarin bebouwing zich concentreert in de Randstad en de rest van Nederland veel natuur en koeien heeft. „Die twee uitersten maken duidelijk dat Nederland heel verschillende kanten op kan. De werkelijkheid zal een complexe mix van die twee Nederlanden zijn.”
‘Politici vinden kaarten moeilijk’
„Als je iets verbeeldt, gebeurt er iets”, zegt Gehrels. „Het prikkelt de fantasie. Eerst tekenen, dan rekenen, is mijn devies. Maar politici vinden kaarten tekenen moeilijk. Als je tekent, is er altijd iemand boos, omdat die er wel of juist niet op staat.”
De kaarten die Gehrels maakte, zijn dan ook nooit formeel gepubliceerd.
Te spannend – al zijn er wel een aantal in posterformaat op glimmend papier afgedrukt en verspreid.
Geen van de kaarten- en beeldenmakers durft hardop te zeggen dat hun kaart de definitieve richting of blauwdruk moet worden. Ook Bantal, die met OMA de energietransitie in kaart bracht en uitbeeldde, benadrukt dat die schetsen niet bedoeld zijn als blauwdruk. „Om hierover te kunnen praten met bewoners, met overheid, met marktpartijen, moet je ergens beginnen. Dus laten we beginnen met een soort praatdocument, wat helemaal niet een soort eindvisie is.”
Maar het moet niet bij praten blijven, benadrukt hij ook. Bantal ziet het energieproject „in de context van grote Nederlandse planningsprojecten, zoals de Deltawerken, de IJsselmeerpolders of Europoort Rotterdam”.
Geen van de kaarten- en beeldenmakers durft hardop te zeggen dat hun kaart de definitieve richting of blauwdruk moet worden
Wat gebeurt er dan eigenlijk met al die ‘kletskaarten’ en ‘praatplaten’? Bantal mocht ze aanbieden aan de vorige minister van Klimaat, Rob Jetten (D66). Die ging er niet meteen mee aan de slag, en door de politieke wisseling van de wacht is nu onduidelijk wat de vervolgstappen zijn. Soms belanden dit soort toekomstbeelden in een la, zoals de houtskoolschets van de club van Carolien Gehrels, soms worden de projecten vooral gebruikt als posterprojecten om te laten zien hoe belangrijk een organisatie de toekomst vindt.
Maar soms voeden de visies wel degelijk nieuw beleid. Dat zag Tim van Hattum die, als programmaleider bij Wageningen University & Research, met twintig andere onderzoekers een toekomstkaart maakte voor Nederland in 2120. Daarop krijgen bodem, natuur en water veel meer ruimte. „Niet dat het toekomstbeeld per se een-op-een wordt uitgevoerd, natuurlijk, maar het heeft wel geholpen bij nieuw ruimtelijk beleid”, denkt hij. Zijn team presenteerde de landkaart in 2020, en twee jaar daarna besloot het kabinet dat „water en bodem sturend moeten zijn bij beslissingen over de inrichting van ons land”. Van Hattum is in die periode veel in gesprek geweest met overheden en planbureaus. Hij neemt aan dat de kaart besluitvorming heeft beïnvloed. Inmiddels is hij met een consortium van bedrijfsleven, kennisinstellingen, overheden en particuliere organisaties begonnen met een kennis- en innovatieprogramma dat een omvang heeft van 150 miljoen euro, gefinancierd vanuit het Nationaal Groeifonds. „Ik denk dat ons verhaal een flinke push heeft gegeven aan een natuurinclusieve manier van denken in Nederland.”
Greep, richting en perspectief
Dit soort beelden kán dus greep geven op grote maatschappelijke veranderingen en richting en perspectief bieden. Maar het is niet de enige reden dat mensen kaarten maken. Ook bestaat behoefte aan meer verbeeldingskracht, om een toekomstbeeld te schetsen dat aantrekkelijk is. Het gaat in de politiek vaak over wat Nederlanders níét willen, maar wat is het Nederland dat we wél willen?
Politicoloog en planoloog Maarten Hajer weet hoe belangrijk het is tastbare beelden te hebben om tot creatieve plannen te komen. Samen met architect Dirk Sijmons maakte hij in 2016 een vloerprojectie van de Noordzee als hernieuwbare energiebron. 25.000 windmolens zouden er komen te staan. „Dat was toen een belachelijk aantal”, zegt Hajer, tot 2015 directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving. „Weinig mensen hadden destijds op de radar hoe groot wind op zee zou kunnen zijn, economisch gezien. Maar door die vloerprojectie konden de ceo’s, ambtenaren en ministers zich het opeens voorstellen.” Nederland was destijds voorzitter van de Europese Unie en liet de projectie ook aan buitenlandse ambtenaren en ministers zien. „Het maakte de tongen los. Bedrijven dachten tot dan toe dat ze in concurrentie waren met elkaar om een plek op de Noordzee. Plots zagen ze: er is ruimte voor iedereen.”
Ze doen vanuit de politiek een enorm appèl op de rationaliteit van mensen. Maar met rekenarij neem je mensen niet mee.
Hajer mist zulke verbeelding nu. „De overheid probeert burgers ervan te overtuigen dat we klimaatverandering moeten tegengaan door voortdurend te benadrukken wat het probleem is. Toekomstbeelden vanuit de politiek zijn vaak dystopieën, schrikbeelden. Ze zeggen: als we niet handelen, volgen er rampen. Ze doen een enorm appèl op de rationaliteit van mensen. Maar met rekenarij neem je mensen niet mee.
„Neem boeren. Die zien heus ook dat het niet goed gaat met de natuur. Maar het ontbreekt ze aan een beeld: hoe kan ik boer zijn zonder chemicaliën op mijn land te gooien? Er wordt geen enkele moeite gedaan om dat in beelden te vertalen waarvan burgers denken: als het zo kan, wil ik het ook wel.”
Geen transparante belangen
Bij het groeiende aantal toekomstkaarten, houtskoolschetsen en scenario’s is wel de vraag: wiens visie vertegenwoordigen ze eigenlijk? De utopie van de een is misschien wel de dystopie van de ander. Veel van de nieuwe toekomstkaarten worden gemaakt door particuliere clubs, ideologisch gekleurde denktanks, brancheverenigingen. De belangen zijn lang niet altijd even transparant.
Kan het ook democratischer, meer vanuit burgers gedacht? Dat gebeurt nog zelden, maar het komt wel voor. Zo nam een groep mensen die langs de Maas wonen na de overstromingen in 2021 zelf een initiatief voor een veiliger rivier, ‘de Vrije Maas’. Ze bedachten hun ideale toekomstbeeld, waarbij de natuurlijke stroming en oeverbegroeiing van de rivier beter benut zouden worden voor vergroening én ter voorkoming van overstromingen. Daarna schakelden ze een externe expert in om de plannen te toetsen en uit te werken tot een concrete toekomstige gebiedskaart. Gemeentes, provincies en de Deltacommissaris pikten deze aanpak van ‘waterveiligheid’ op – al zijn de ideeën (nog) niet gevat in concreet beleid.
Burgers betrekken zou op veel meer manieren moeten gebeuren, denkt Hajer. „Er zou een democratisch debat moeten ontstaan over de mogelijke toekomsten van Nederland. Wat wensen we? En wat kán?”
Uiteindelijk zullen politici moeten kiezen voor een duidelijke richting, een heldere toekomstvisie. Daar kunnen de kaarten en toekomstbeelden bij helpen, juist omdat ze iets speels en creatiefs hebben, zegt Hajer: „Er ontbreekt frivoliteit in het gesprek hierover. Dat mensen eens met een gek scenario kunnen komen, om de denkruimte op te rekken. Zo’n grote verandering als de ecologische ombouw waarin we nu zitten, is vergelijkbaar met de wederopbouw na de oorlog. Dat gaat over wanhoop, trots, rouw, en verbeeldingskracht – niet alleen over statistieken en wetenschap.”
project NL2120Een Nederland waar water, bodem en natuur bepalend zijn
Wat als Nederland over honderd jaar de natuur veel meer ruimte geeft om ecologische problemen op te lossen? Hoe zou het land er dan uitzien? Welke keuzes moeten politiek en samenleving dan nú maken? Dat zijn de kernvragen waarmee project NL2120 aan de slag ging. Het leidde in eerste instantie tot een visie voor hoe Nederland er in 2120 vanuit de lucht uitziet. Het leidde tot een toekomstige landkaart van Nederland bezien vanaf de Noordzee, met opvallend bredere rivieren, grotere steden, energie-eilanden voor de kust, maar ook groenere natuurgebieden. Die kaart, gemaakt door twintig onderzoekers uit diverse vakgebieden van Wageningen University & Research, laat zien hoe Nederland er over honderd jaar uit zou kunnen zien als het nature based solutions centraal stelt. Denk aan meanderende beken die langer water vasthouden dan strak gekanaliseerde waterwegen, steden met meer groen dat verkoelt en CO2 opneemt, of aanleg van oesterbanken langs de kust als natuurlijke verdediging tegen zeespiegelstijging en als motor van ecosysteemherstel. Projectleider Van Hattum: „We kijken honderd jaar vooruit, om een sprong te kunnen maken naar een toekomst waar je niet met eigen deelbelangen, maar vooral met verbeeldingskracht over na kunt denken.”
<zoom-story aspectratio="1.079" introduction items="[{"position":{"x":0.37,"y":0.6258199999999999},"zoom":3,"description":"Op de Noordzee komen drijvende zonneparken en service-eilanden voor onderhoud aan de zonnepanelen en windmolenparken."},{"position":{"x":0.42,"y":0.37765},"zoom":3,"description":"Op andere stukken van de zee wordt de natuur beschermd en bijvoorbeeld nieuwe oesterriffen aangelegd. Die helpen bij kustversteviging en ecosysteemherstel."},{"position":{"x":0.67,"y":0.6258199999999999},"zoom":3,"description":"Op de hoger gelegen zandgronden van Oost-Nederland komen nieuwe woonkernen en worden bestaande steden uitgebreid: dáár wonen is klimaatbestendiger dan in laagland."},{"position":{"x":0.52,"y":0.69056},"zoom":3,"description":"In het IJsselmeer en Markermeer komen dubbele oevers in de vorm van kunstmatige eilanden, die plek moeten bieden aan waternatuur, en kunnen dienen als zoetwaterreserves."},{"position":{"x":0.53,"y":0.57187},"zoom":3,"description":"Rondom de Wadden-eilanden komen nieuwe zand-eilanden voor kustverdediging, en nieuwe landschappen met kwelders, slikken en moerassen."},{"position":{"x":0.53,"y":0.83083},"zoom":1,"description":"De grote rivieren krijgen meer ruimte voor hun natuurlijke stroomgebied, en in de Biesbosch wordt meer getijdewerking toegelaten om flexibeler te zijn bij hoogwater en zeespiegelstijging."}]” navigation>Zoom in op project NL2120Klik op de punten voor uitleg over de details
De visie kreeg veel media- en beleidsaandacht toen de eerste versie vier jaar geleden werd gepubliceerd. Deze kaart, die tot een golf van toekomstkaarten voor Nederland leidde, won dit jaar de Grote Maaskantprijs voor landschapsarchitectuur. „De belangrijkste les die alle aandacht ons heeft geleerd is dat Nederland snakt naar een hoopvol toekomstperspectief”, zegt Van Hattum.
De kaart evolueert intussen. De onderzoekers gebruiken die nu als basis voor nieuwe toekomstbeelden, waarbij de ideeën concreter worden uitgewerkt. daarbij gaat het nadrukkelijk niet over één specifiek beleidsterrein, zoals wonen, landbouw, klimaat of energie. Juist door zoveel mogelijk onderwerpen tegelijk te belichten, komen de dilemma’s en politieke keuzes helderder naar voren.
gedachte-oefeningEen ‘symbiotischer’ Amsterdam met hulp van AI
Afgelopen zomer trommelde de Amsterdamse dierentuin Artis beleidsmakers, stadsecologen, academici, architecten, studenten en kunstenaars op voor een gezamenlijke gedachte-oefening. Ze moesten een beeld schetsen van iconische plekken van Amsterdam. Hoe ziet de stad eruit vanuit verschillende idealistische toekomstscenario’s? Een ‘symbiotische’ stad met alle ruimte voor groene corridors voor insecten, vogels en zoogdieren? Volledig autovrije grachten? Het centraal station inrichten als natuurgebiedje?
Het zijn nogal ideologisch geladen en extreme scenario’s, utopisch voor de een, waarschijnlijk dystopisch voor de ander. En dat is precies de bedoeling: om zo „fantasie en creativiteit” de ruimte te geven. Met behulp van kunstmatige intelligentie visualiseerde het gelegenheidscollectief de ideeën. Die toekomstbeelden hingen in Artis’ Groote Museum en er komt een vervolgtraject om samen met onderzoekers, architecten en beleidsmakers te uit te zoeken wat echt gerealiseerd kan worden – en wat niet.
Houtskoolschetsen NL2050Met topbestuurders Nederland opnieuw uitdenken
Foto’s:
Hoe passen alle opgaven waar Nederland voor staat in Nederland? De energietransitie, klimaatverandering, een groeiende bevolking die meer woningen nodig heeft. Wat is wijsheid? Zou je Nederland moeten zien als een stadstaat met één grote metropool die zich kan meten met Londen en Parijs? Of zou je ook een land kunnen bedenken waar steden meer gespreid zijn?
In 2021 maakte Carolien Gehrels, directeur energietransitie bij adviesbureau Arcadis, met zeven andere bestuurders twee toekomstkaarten van Nederland. Uitdrukkelijk geen blauwdrukken, maar denkoefeningen.
Ondernemersvereniging VNO-NCW gaf Arcadis samen met architecten van UN Studio en stedenbouwkundigen van Posad Maxwan uiteindelijk opdracht twee kaarten te maken. Op een grote uitklapposter tekenden ze twee Nederlanden. Een „web-Nederland” met grote steden verspreid over het land, en een hyperlooptrein tussen Groningen, Zwolle en Eindhoven. En een „hub-Nederland” waarin bebouwing zich concentreert in de Randstad en de rest van Nederland veel natuur en koeien heeft.
Ze tekenden een kerncentrale ver in zee, op de grens met het Britse deel van de Noordzee. Gehrels: „Een gebouw op zee is heel onderhoudsgevoelig, leerden we later. Dus dat is een wat wild idee. Eerst hadden we daar een vliegveld bedacht met een metroverbinding, maar dat kostte 50 miljard euro.”
Ze tekenden ook een langwerpig eiland voor de kust van Rotterdam, Den Haag en Haarlem. Tussen eiland en kust ontstaat een zoetwaterlagune, waar ruimte is voor recreatie, duinlandschap, een vogelreservaat en opwekking van schone energie.
„Het is ongelooflijk nuttig dertig jaar vooruit te kijken. Dat was een traditie in Nederland. Anders verrommelt het landschap en mis je kansen. We staan voor grote keuzes: gaan we in grote steden woningen boven het spoor bouwen, bouwen we nieuwe kunstmatige eilanden zoals IJburg bij Amsterdam? Of gaan we in Zwolle bouwen?”
Energie NL 2050Creatiever omgaan met schaarse ruimte
Links: Nederland met de Noordzee. O.a. te zien is het hoogtebestand, verstedelijking en energienetwerken. Midden en rechts: artist impressions van een toekomstig Nederland.
Beeld AMO
Zijn er slimmere manieren te bedenken om functies te combineren in een krap land? Zouden zonnepanelen niet zo zijn aan te leggen dat er nog landbouw mogelijk is op de velden eronder? Zouden energie-eilanden voor de kust zo kunnen worden ingericht dat mensen er ook nog fijn kunnen verblijven, misschien wel als toeristische attractie? En hoe zou dat er dan uitzien?
AMO, het onderzoeksbureau van het bekende architectenbureau OMA (van onder meer Rem Koolhaas en Reinier de Graaf), zette een project op over de ruimtelijke impact van de energietransitie, Energie NL 2050. Daarvan waren beelden van zonnevelden en enorme windmolens in stedelijke skylines onderdeel van. Het onderzoek, uitgevoerd in opdracht van de Nederlandse Vereniging Duurzame Energie -(NVDE), is gebaseerd op aannames opgesteld door experts, onder meer van TNO en Wageningen University & Research.
„Iedereen weet wat de energietransitie inhoudt, maar niemand weet hoe die eruit zou kunnen zien”, zegt AMO-directeur Samir Bantal. Daar moet dit project volgens hem verandering in brengen. Het resultaat is nadrukkelijk geen einddoel, maar een ‘praatdocument’.
Olof van der Gaag, directeur van de NVDE vult aan: „De discussie over de energietransitie gaat meestal over cijfers en tabellen. Dat is onvermijdelijk. Maar veel mensen denken juist in beelden. Deze studie levert prikkelende plaatjes, die ons kunnen begeesteren of waar we ons zelfs over kunnen opwinden. Dat helpt de discussie vooruit.”
VRIJERE MAASAanwonenden voor een veiliger Maas
Na de overstromingen van de Maas in 2021 kwam een groep mensen die nabij de rivier wonen in Ammerzoden (Gelderland) en Well (Limburg) samen om, op eigen initiatief, na te denken over de toekomst van het leven met en bij de waterstroom. Ze wilden een veiliger rivier, en daarvoor een plan opstellen hoe wonen, werken en leven langs de Maas eruit zou zien als die meer ruimte krijgt om op een natuurlijke manier te stromen en te meanderen. Ze benaderden onderzoeker Rob Roggema, die al werkte aan diverse plannen voor landschappen waarin de natuur meer ruimte krijgt.
„Wat ik met name gedaan heb, is ze helpen op iets grotere schaal na te denken dan die van hun eigen achtertuin”, zegt Roggema telefonisch vanuit Mexico, waar hij aan de universiteit van Monterrey een leerstoel bekleedt voor ‘regeneratieve cultuur’. „Bij het schetsen van een visie voor dit stuk van de Maas viel vooral op dat dijksystemen daar constant in de weg liggen”, zegt hij. „Dus hebben wij die dijken gewoon even weggedacht.” Die gedachte-oefening was vooral bedoeld om te laten zien wat allemaal mogelijk is met een rivier. „Het idee daarachter is dat je, als je die rivier meer zijn natuurlijke loop laat aannemen en de uitstroomgebieden in ere herstelt, juist weerbaarder bent voor de veranderlijke waterstanden die er door klimaatverandering aankomen dan met dijken die alles doorkruisen.”
De resulterende fictieve kaart van een ‘vrijere Maas’ en de betekenis ervan voor wonen, werken, landbouw en industrie in het gebied, is nadrukkelijk bedoeld als schets. Die kan het beginpunt vormen van een breder maatschappelijk gesprek over samengaan van menselijke activiteit en natuur op een manier die goed is voor ecologie, economie én veiligheid.
Het bewonerscollectief is intussen flink uitgebreid en is het met het plan langs geweest bij omliggende gemeentes, provincies en de Delta-commissaris. „Vooral het feit dat dit echt van bewoners zelf is gekomen, maakt wat los”, zegt Roggema.
Klimaatneutraal in 2050Vier totaal andere Nederlanden
Hoe zou Nederland eruitzien volgens verschillende politieke smaken en maatschappelijke ontwikkelingen? Planbureau PBL doordacht vier klimaatneutrale Nederlanden in 2050. Een land met veel ruimte voor sterke multinationals (Mondiaal Ondernemend) en een land dat vooral veel ruimte geeft aan de natuur (Groen Land). Een land waar regio’s veel zelf bepalen (Regionaal Geworteld) en een land waar mensen grotendeels digitaal leven in eigen „leefstijlgroepen”, minder hechten aan de fysieke ruimte om hen heen en minder spullen kopen (Snelle Wereld).
Lees ook
Van groen land tot snelle wereld: hoe ziet Nederland er in 2050 uit?
In alle scenario’s werden Schiphol en de agrarische sector kleiner. Dat is onvermijdelijk, concludeert het planbureau, wil Nederland de klimaatdoelen halen. In sommige scenario’s is sprake van ingrijpende consequenties. Zo heeft het natuurland veel meer natuur, maar dat kan alleen door de consumptie van burgers dwingend te beperken. En het multinationalland geeft grote bedrijven alle ruimte, maar dat kan alleen als er een true price wordt ingevoerd, een ware prijs, waarbij de klimaatschade en de milieukosten van producten worden belast.