Jo heeft er genoeg van. Ze zit gehurkt in haar voortuin, handen in de potgrond, en kijkt geërgerd naar een afvalzak die verderop aan een lantaarnpaal hangt – de alleenstaande, gepensioneerde vrouw wil met iedereen goed blijven, dus geeft ze haar achternaam niet. „Die mensen wéten dat het vuil pas vol-gen-de week maandag wordt opgehaald”, zegt ze. „En kijk hun tuin. Al dat onkruid. Ik denk dan: zouden ze hun tuin in hun land van afkomst ook zo laten versloffen?”
Met haar wijk Veghel-Zuid ging het lang goed, zegt ze, het was er fijn wonen. Maar de laatste jaren verloedert het. De oorzaak daarvan kreeg ze nog scherper in het vizier toen ze laatst voor een goed doel langs de deuren ging. Veel mensen spraken geen Nederlands en van de mensen die het met wat moeite toch spraken, zei een aanzienlijk deel dat ze níks gingen geven, want Nederlanders geven ook niks om hen.
Toch stemde Jo donderdag op GroenLinks-PvdA omdat ze, zegt ze, „een rem wil op Geert Wilders, hij mag niet de grootste worden”. Ze snapt hem wel, zeker, maar het is de manier waarop. „We kunnen de grenzen niet sluiten. En we hebben ook mensen nódig.” Jo werkte jarenlang voor Vluchtelingenwerk, ze weet wat die mensen hebben meegemaakt. Hoewel asielzoekers in die tijd anders waren, denkt ze, beter wilden integreren. Nu denkt ze soms: die mensen die hier in de wijk komen wonen, willen gewoon niet.
Op de achtergrond valt de deur van Gymzaal-Zuid dicht. Het is negen uur, het stembureau sluit. Voorzitter Nastia Oessova pakt de kliko op en kiepert 426 ingevulde stembiljetten op de grond. Niet zelden bleek de partij die híer de grootste werd dat later ook landelijk, zonder dat er echt uitschieters waren.
De leden van het stembureau snappen dat wel. Het is hier, zegt een man, een héél gemêleerde wijk. Er zijn straten met villa’s en straten met alleen sociale huurwoningen; er zijn blokken waar bewoners amper Nederlands spreken en zonder te begrijpen hun schouders ophalen als je vraagt naar de verkiezingen, en er zijn straten waar mensen natúúrlijk zijn gaan stemmen, want dat doe je nu eenmaal als burger.
In gesprekken met buurtbewoners, voor het stembureau, aan de voordeur en op straat, domineert een thema dat kiezers deze Europese verkiezingen van Veghel tot Venetië bezig houdt, en dat dit weekend tot een grote overwinning voor radicaal-rechts kan leiden: migratie, „buitenlanders”. Maar in Veghel is ook te horen dat migratiekritiek allang niet meer louter een rechts thema is; ook linkse kiezers beginnen uit zichzelf vrijwel direct over de behoefte aan grip en grenzen.
Arbeidsmigranten
Een paar kilometer noordelijker wijst Jack de Laat naar een grasland. De Laat is actief in de buurtvereniging van Dorshout, een buurtschap met tachtig inwoners. De saamhorigheid is er groot, zegt hij. Wie er woont, blijft er wonen – láng, hijzelf al dertig jaar, in het ouderlijk huis van zijn vrouw. Dus toen in 2019 duidelijk werd dat de gemeente samen met uitzendbureaus OTTO en HOBIJ plannen had om hier een woonwijk voor arbeidsmigranten te bouwen, stonden de bewoners als vanzelfsprekend samen op.
Honderd huizen zouden het zijn en als je het aantal bedden daarbinnen optelt, kom je op vijfhonderd arbeidsmigranten. Ja: 500 nieuwe bewoners in een gehucht van 80 mensen. Aanvankelijk zouden ze op een evenemententerrein iets verderop komen, vertelt De Laat, maar daar zouden ze last hebben van de stankcirkel van een naastgelegen boer.
Oplossing: de boer werd door de gemeente uitgekocht zodat het op zíjn land kan – de man wordt daar nu door de rest op aangekeken.
„Het is gewoon te veel”, zegt De Laat. 34 gezinnen legden samen geld in om advocaten te betalen en te procederen. „Ze noemen ons nimby’s”, zegt De Laat. „We zouden wel profiteren van arbeidsmigranten maar ze niet in onze achtertuin willen. Maar ik schaam me nergens voor. Want hoezo profiteren wíj?” De Laat verdiepte zich de laatste jaren in arbeidsmigratie en werd er, ook tot zijn eigen verrassing, linkser van. „Veel van die mensen worden in feite uitgebuit. De grote bedrijven hier profiteren ervan, de lasten zijn voor de omgeving.”
De lokale economie van Veghel draait rond arbeidsmigratie. Bedrijven als Jumbo, Campina en Agrifirm hebben er grote vestigingen; op straat is Pools en Litouws te horen. Tegen het einde van de werkdag rijden er meer auto’s met witte, Oost-Europese kentekens het Jumbo-terrein af dan met gele, Nederlandse platen. Volle busjes met stickers van OTTO rijden vermoeide arbeiders weg.
Voor de poorten staan vier Poolse jongens. Verkiezingen? Ze kregen er niks van mee, ze werken gewoon. Elke dag van acht tot zes, zegt een jongen in een Jumbo-jasje, voor 14,33 euro per uur. Ze wachten op het busje dat ze terugbrengt naar een gehucht vlak bij Venlo. Daar huren ze voor vijfhonderd euro per maand een kamertje. Ja, bij OTTO.
De Laat snapt ook wel dat OTTO hier huizen wil bouwen, zoals hij ook vindt dat Van Gool niet helemaal ongelijk heeft als hij die mensen hierheen haalt. „Alleen: wat wíllen we nou eigenlijk met Nederland? Wat voor economie willen we zijn? Willen we een vleesverwerker waar voor tachtig procent arbeidsmigranten werken en dat tachtig procent van de producten exporteert? Wat voegen al die kassen in het Westland werkelijk toe, en is dat de vele arbeidsmigratie waard? Wie profiteert er nou wérkelijk van dat goedkope werk? Daar moet het over gaan.”
Het gaat hem niet om dichte grenzen, zegt De Laat. Het gaat hem om grip. „De aantallen arbeidsmigranten zijn al enorm en lopen alleen maar op. Dat zijn de verdienmodellen van die bedrijven.”
Eind mei verloor zijn buurtvereniging de laatste rechtszaak tegen de gemeente. Er mag gebouwd gaan worden. Toch ziet De Laat tot zijn tevredenheid de sentimenten over arbeidsmigratie veranderen. Mensen zijn kritischer, zien in dat vooral de bedrijven profiteren. Minder positief is hij over een andere verandering. Vroeger waren er op feestjes in de buurt alleen wat mensen die stiekem PVV stemden. Nu komen ze er openlijk voor uit.
Vol, vol, vol
Direct na negenen is het even stil in de gymzaal in Veghel-Zuid. Gedisciplineerd scheiden de zes vrijwilligers eerst de even van de oneven stemmen. Dan begint het uitsplitsen naar partij. In een stemlokaal hebben partijen geen naam, maar slechts een nummer. En als de vrijwilligers de biljetten doorgeven, klinkt vooral één nummer: acht – de PVV.
Eerder op de avond was Edwin met zijn vrouw aan komen lopen bij het stembureau. Korte broek, slippers aan, hij was net thuis van het werk, en hij wil geen achternaam geven. Normaal stemt hij bij Europese verkiezingen nooit – alleen bij landelijke en lokale politiek maakt het wat uit, denkt hij. Dit jaar ging hij wel en koos hij voor dezelfde partij waar hij ook in november op had gestemd. Zoals zovelen in Veghel stemde hij ooit CDA, de partij werd hier altijd de grootste. Tegenwoordig stemt hij PVV. „Vroeger wilde Wilders uit de Europese Unie, dat ging me te ver. Nu is hij wat milder.”
Nederland is vol, zegt hij. „De wegen zijn te vol, mensen vinden geen huizen meer. Vol, vol, vol. De grenzen hoeven echt niet dicht, maar 250.000 mensen per jaar extra is gewoon te veel. Hopelijk is daar in Europa wat aan te doen.”
Ook dáárom stemt hij PVV. Want Edwin weet dat de nieuwe coalitie naar Brussel moet om haar plannen voor bijvoorbeeld migratie en stikstof uit te kunnen voeren. „Hopelijk kunnen er verdragen veranderd worden, zodat Nederland wat meer ruimte krijgt.”
Hij is een van de laatste stemmers, in het laatste half uur komt nog slechts een enkeling opdagen. De opkomst in de gymzaal ligt rond de dertig procent. Vijf jaar geleden was GroenLinks-PvdA hier ruimschoots de grootste geworden, bij de Statenverkiezingen vorig jaar won BBB, bij de Tweede Kamerverkiezingen de PVV. Als voorzitter Nastia om kwart over tien het proces-verbaal opschrijft, blijkt dat weer het geval: 101 stemmen van de 424 geldige stemmen voor de PVV, tegenover 60 voor GroenLinks-PvdA.