Bij de EK in Rome hebben Nederlandse atleten ieder hun eigen doel

Toen Lieke Klaver in aanloop naar de Europese kampioenschappen atletiek naar het tijdschema keek, overviel haar een gevoel dat ze niet eerder had ervaren. De atlete, die kan uitkomen op de 400 meter en de 200 meter, en een vaste waarde is in de gemengde en -vrouwenteams op de 4×400 meter e-stafette en de 4×100 meter bij de vrouwen, is gewend dat ze tijdens een groot toernooi een druk programma heeft. Maar nu zag ze een scenario voor zich waarin ze een van de estafettenummers zou moeten laten schieten. „Toen dacht ik bij mezelf: dat wil ik helemaal niet”, zegt Klaver. „Ik kwam erachter dat ik een beetje last heb van FOMO, fear of missing out.”

Toch heeft Klaver een keuze moeten maken en vooralsnog is er één onderdeel komen te vervallen. Ze heeft beide handen nodig om na te tellen hoe vaak ze „in het ergste geval” in actie moet komen bij de EK. „Zeven keer in zes dagen, dat is netjes. Dat vind ik echt leuk. De 200 meter ga ik niet doen, al heb ik de limiet wel gelopen. Jammer.”

Luxe-positie

De EK atletiek, die vrijdag zijn begonnen in het Olympisch Stadion van Rome en tot komende donderdag duren, staan voor de Nederlandse ploeg dit jaar in het teken van keuzes maken. Met minder dan vijftig dagen te gaan tot de Olympische Spelen van Parijs, werpt dat evenement zijn schaduw vooruit en zien sommige atleten zich genoodzaakt de EK ondergeschikt te maken.

„De Europese kampioenschappen zullen voor ons team een belangrijke opmaat zijn richting Parijs. Dit resulteert erin dat een aantal atleten Rome bewust overslaat”, zei technisch directeur Vincent Kortbeek van de Atletiekunie voor aanvang van het toernooi. „Maar de afvaardiging die in Rome aan de start staat, is er een waar we als Atletiekunie trots op kunnen zijn, […] met tal van kanshebbers voor medailles en finales.”

Atleten die de EK kunnen laten lopen, het is een luxe-positie waarin de Nederlandse atletiek sinds een jaar of twaalf weer verkeert. De succesvolste editie voor Nederland van het inmiddels tweejaarlijkse continentale toernooi is nog altijd die van 1950 in Brussel. Toen werden in totaal acht medailles behaald, met Fanny Blankers-Koen als uitblinker – zij won drie keer goud. Daarna volgden er decennia waarin er sporadisch Europees succes was. Pas sinds 2012 behaalt de Nederlandse equipe telkens weer meer dan een handvol medailles. Twee jaar geleden bij de EK in München won Nederland er nog zes (vier keer goud).

‘De nul’

In Rome komen 59 Nederlanders in actie en hoewel Kortbeek geen verwachting wilde uitspreken over het aantal medailles, gaat hij er vanuit dat er Nederlandse atleten op het podium komen. „We moeten wel een aantal medailles winnen en in ieder geval die nul wegstrepen”, zei hij afgelopen week bij de teampresentatie op Papendal. Kortbeek doelde met die nul op drie eerdere atletiektoernooien in Rome – de Olympische Spelen in 1960, de EK van 1974 en de WK van 1987 – waarbij Nederland met lege handen bleef.

Dat zal nu niet snel gebeuren, met Femke Bol in de ploeg. Zij evenaarde twee jaar geleden in München Blankers-Koen door drie keer Europees kampioen te worden (400 meter, 400 meter horden en 4×400 meter). Bol doet in Rome mee op horden en estafettes. Volgens haar coach Bram Peters maken deze EK onderdeel uit van haar olympische voorbereiding, maar wil zijn pupil wel winnen. „We willen het niet te klein maken. Femke is regerend Europees kampioen op de 400 meter horden en die titel wil ze graag prolongeren.” Toch geeft ook Peters toe dat de Olympische Spelen dit jaar het hoofddoel is, daarom zal Bol haar Europese titel op de 400 meter niet verdedigen.

Zij is niet de enige Nederlandse medaillekandidaat die ervoor heeft gekozen wedstrijden aan zich voorbij te laten gaan. Voormalig Europees kampioen Sifan Hassan is helemaal niet in Italië, zij kiest ervoor zich in de Verenigde Staten op hoogte voor te bereiden op ‘Parijs’. Hassan zal ook pas vlak voor de Spelen kiezen aan welke van de vier afstanden waarop ze zich heeft gekwalificeerd – 1.500 meter, 5.000 meter, 10.000 meter en de marathon – ze bij de Spelen meedoet. Meerkampers Anouk Vetter en Emma Oosterweghel, die respectievelijk olympisch zilver en brons wonnen in Tokio, slaan de EK dit jaar ook over. Jessica Schilder verdedigt dan weer wel haar Europese titel bij het kogelstoten.

Niels Laros haalde vorig jaar de WK-finale op de 1.500 meter. Bij de EK in Rome start hij op de 800 meter.
Foto Christian Bruna / EPA

Sommige atleten zetten deze EK geheel in het teken van de Spelen. „Ik stel andere prioriteiten”, zegt Niels Laros, Nederlandse recordhouder op de 1.500 meter en EK-debutant. Het negentienjarige talent op de middellange afstanden finishte vorig jaar bij de WK in Boedapest als tiende in de finale van de 1.500 meter en dat was genoeg voor deelname deze zomer in Parijs.

Voor Laros zijn „in een olympisch jaar de Olympische Spelen het belangrijkst.” Vandaar dat Laros in Rome uitkomt op de 800 meter. „Als tactische voorbereiding. De 800 meter verloopt veel sneller, je moet instinctiever keuzes maken. Als ik dat instinct kan ontwikkelen, is dat ook gunstig voor de 1.500 meter.”

Begrijp hem niet verkeerd, zegt Laros er meteen bij. Niet zo lang geleden was het zijn droom om op een EK te staan. „En ik droom er nog steeds van, hoor. Ik vind het heel bijzonder en ik zal er ook zeker van genieten. Maar ik houd de Olympische Spelen gewoon in mijn achterhoofd. Daar wil ik zo goed mogelijk zijn en als ik dan niet op mijn best ben op de EK, dan is dat maar zo.”

Piekmoment

Lieke Klaver heeft wel echt toegewerkt naar dit toernooi. Een medaille op een individuele afstand op een EK of WK in de buitenlucht is een internationale prijs die ze nog niet heeft. „Daarom zie ik dit echt als piekmoment, ik wil gewoon een keer een eigen medaille.” Bang om te vroeg te pieken of te veel in actie te komen in een olympisch jaar, is Klaver niet. „Samen met mijn coaches maken we die keuze, zij weten heel goed wat ik kan. En feitelijk is zo’n toernooiweek minder zwaar dan een trainingsweek. Ik wil nu hard lopen, en straks op de Olympische Spelen nóg harder.”