Voor wie werken de regels? Die vraag heeft Brahim Haddouche (38), bestuurslid van amateurvoetbalvereniging SVO De Dreef uit Utrecht, zich de afgelopen jaren vaak gesteld. Het is nu vijf jaar geleden dat hij voor het eerst de kantine binnenliep van de kleine amateurvereniging aan de rand van de wijk Overvecht. Er waren op dat moment weinig leden, de kleedkamers en het clubhuis hadden altijd gebreken. Eigenlijk voelde alleen een klein groepje mannen zich er thuis.
Al snel werd Haddouche, altijd in trainingspak van de club, gevraagd om in het bestuur te komen. Dat wilde hij wel, maar dan alleen als hij de club mocht veranderen. Hij was er terechtgekomen omdat zijn neefje van vijf jaar een voetbalclub zocht, en wilde dat SVO De Dreef voor kinderen aantrekkelijk werd. Maar dat niet alleen: voor Haddouche draait een voetbalvereniging niet alleen om sport, maar juist ook om de gemeenschap eromheen. „Het idee was om een epicentrum te worden in de wijk. Een open plek waar iedereen kan sporten en waar we ons steentje bijdragen aan het bestrijden van maatschappelijke problemen. Armoede, criminaliteit, overgewicht, de lage levensverwachting: als sportvereniging kun je echt iets betekenen.”
Overgewicht
In Overvecht heeft een kwart van de tienjarigen overgewicht en bewegen mensen hun leven lang te weinig. De levensverwachting is er, mede om die reden, vele jaren lager dan in de rest van de stad. Mensen in deze wijk leven gemiddeld vijftien jaar minder lang in goede gezondheid dan in de naastgelegen wijk Tuindorp. Er is veel armoede (bijna 30 procent van de mensen leeft van een inkomen op of iets boven het bestaansminimum) en behoorlijk wat jongeren belanden in de criminaliteit. De gemeente steekt miljoenen in het verbeteren van Overvecht en het bevorderen van de gezondheid van de mensen die er wonen. Een voetbalclub als SVO De Dreef, vindt ook de gemeente, kan een groot verschil maken.
Haddouche en het nieuwe bestuur deden wat ze van plan waren. De club ging in een paar jaar van 150 naar meer dan 400 leden. Van zeven vrijwilligers naar dertig. Bijna alle welzijnsorganisaties in de wijk hebben inmiddels een samenwerking met SVO De Dreef. De school waar gevluchte kinderen les krijgen komt op het veld sporten. Het buurtcentrum gebruikt het veld. Buurtsportmedewerkers komen met mensen die sport nodig hebben om zich fysiek of mentaal beter te voelen. Zoals de leerlingen van scholen die extra fysieke ondersteuning nodig hebben. Of kwetsbare jongeren die hier sporten via een justitieel preventieprogramma van het ministerie van Justitie en Veiligheid.
Ook in de kantine gebeurt veel. Er wordt een avondje georganiseerd om te vertellen hoe schadelijk en verslavend ‘snus’ (een nicotinezakje) kan zijn. Buurtvaders verzamelen er met Oud en Nieuw voor ze de wijk intrekken om te zorgen dat het niet uit de hand loopt. Bestuursleden nemen een jonge voetballer apart over wie zorgwekkende verhalen rondgaan. Haddouche: „Wij brengen kinderen van jongs af aan normen en waarden bij. En daar houden we ze ook aan. Veel ouders zijn daar dankbaar voor. Maar dan moeten die kinderen hier wel blijven komen.”
Bestuursleden Brahim Haddouche (links) en Houssein Hatrouf (rechts) van SVO De Dreef. Zij zien dat een traditioneel verenigingsleven met een wedstrijd in het weekend voor veel buurtbewoners niet werkt.
Foto’s: Dieuwertje Bravenboer
Ruimtegebrek
Dat is precies het probleem. Veel jonge leden stoppen met sporten bij SVO De Dreef. In de afgelopen twee jaar besloot de helft van alle dertienjarigen om niet meer te komen. Niet omdat ze geen zin meer hebben, maar om een praktische reden: er is te weinig ruimte. Haddouche: „Ze raken gefrustreerd omdat er nooit genoeg plek is om fatsoenlijk te voetballen. Dan verdwijnen ze en zien we ze nooit meer terug.”
Kijk van bovenaf naar het sportparkje en het is meteen duidelijk hoe het zit. SVO De Dreef heeft een half kunstgrasveld en een heel grasveld. Maar dat grasveld is in de herfst en winter vaak onbespeelbaar. Haddouche laat het eerder dit jaar zien, het heeft die dag geregend. Een dikke laag modder, vooral in de strafschopgebieden. Zompig gras. Trainen is onmogelijk. Dat mag trouwens ook niet, want het gras moet goed blijven voor de wedstrijden in het weekend. Dus verdringen alle clubjes en teams zich op het halve kunstgrasveld en lopen ze elkaar voortdurend in de weg.
„Soms moeten we minder naar de regelwereld kijken en meer naar de echte wereld”
De oplossing leek simpel: gras eruit, kunstgras erin en de capaciteit zou meer dan verdubbeld worden. Maar toen Haddouche dat had bedacht, ontdekte hij dat het niet zo simpel was. De reden? Een rekenmethode voor de verdeling van kunstgras in de gemeente. Haddouche: „Toen stuitte ik dus op de regels. En die bleken vooral voor ánderen te werken – niet voor ons. De grote clubs met veel budget hebben allemaal kunstgras. Die waren eerder aan de beurt. Voor ons zat het er niet in.”
Anderhalf jaar heeft Brahim Haddouche zich wekelijks beziggehouden met het kunstgrasveld. Vergaderingen, overleggen. Allerlei ambtenaren en afdelingen van de gemeente heeft hij erbij betrokken. Hij blééf bellen, vragen, uitleggen. En het bijzondere was: niemand was het echt met hem oneens. Iedereen wilde dat kunstgrasveld, ook de gemeente Utrecht. Haddouche voerde geen strijd tegen andere mensen, maar tegen ‘het systeem’ – uiteindelijk samen met de gemeente. En hij won.
Ruimte is schaars
Ruimte is schaars, zeker in grote steden. Het budget van de gemeente – bijna altijd eigenaar van voetbalvelden – is niet oneindig. Gras is bij voetbalclubs (te) vaak niet bespeelbaar, waardoor trainings- en competitieschema’s in de war lopen. Een kunstgrasveld is dan weer duur – een veld kan wel een miljoen euro kosten, inclusief bodemonderzoek en aanleg. Dus wordt er om die velden gestreden. En dus zijn er regels.
Die kunnen in elke gemeente anders zijn, maar over het algemeen speelt een door de voetbalbond KNVB ontwikkelde rekenmethode een hoofdrol. Hoe meer spelers een club heeft die zich bij de KNVB hebben aangesloten als ‘wedstrijdlid’, hoe hoger de club op de lijst komt voor een kunstgrasveld. In Utrecht is er de ‘capaciteitsberekeningsmethode voetbal’ – Haddouche had er nog nooit van gehoord. „Niemand denk ik, toch”, zegt hij lachend in de kantine. Het is een iets aangepaste vorm van de KNVB-rekenmethode, die uitgaat van het aantal bondsleden.
Lees ook
er overlijden elk jaar 5.800 mensen omdat ze te weinig bewegen. Waarom lukt het de overheid niet om daar iets aan te doen?
„Dat is een manier van denken die niet past bij een club als de onze”, zegt Haddouche. Naast hem zit Houssein Hatrouf (48), de voorzitter. Samen vertellen ze dat SVO De Dreef er vooral is voor de bewoners in de omringende wijk. Daar staan veel hoogbouwflats, waar het overgrote deel van de bewoners een niet-westerse migratieachtergrond heeft. „Een traditioneel verenigingsleven past niet goed bij de manier waarop mensen hier hun leven invullen”, zegt Hatrouf. Eén of twee keer in de week trainen en elke zaterdag een wedstrijd spelen – dat is traditioneel. Zo is de KNVB-competitie georganiseerd. Maar bij SVO De Dreef voetballen relatief veel kinderen van gescheiden ouders, die in het weekend ergens anders wonen. Ook kunnen vrij veel ouders vanwege geldgebrek niet voor vervoer zorgen naar uitwedstrijden.
Hatrouf: „Onze leden hebben bovendien in het weekend vaak Arabische les of koranles, ze gaan regelmatig naar de moskee. Dat is de reden dat zij vaak niet bij een andere vereniging zijn aangesloten, terwijl ze best willen sporten. Bij ons kan dat wel. Hier zijn ze ook onderdeel van een team, maar de verplichting om wedstrijden te spelen leggen we niet op. We zien dat kinderen en jongeren daardoor wel bij ons komen voetballen. Terwijl ze hiervoor vaak niets deden.”
Antropoloog Kathrine van den Bogert: „Als de overheid zélf een zetje moet geven, raakt ze met de eigen regels in de knoop.”
Foto’s: Dieuwertje Bravenboer
KNVB-competitie
En dan is er nog het welzijnswerk. Al die organisaties die gebruikmaken van de velden hebben niets te maken met een KNVB-lidmaatschap. Maar ze hebben wel velden nodig, en de gemeente Utrecht wil ook graag dat ze van die velden gebruik kunnen maken. 56 procent van de mensen die bij De Dreef sporten, speelt niet in de KNVB-competitie, waardoor de club bij de gemeente Utrecht zo ongeveer onder aan de lijst stond om een nieuw kunstgrasveld te krijgen.
Dat blijkt ook uit een rapport van antropoloog Kathrine van den Bogert (36), die voor de Universiteit Utrecht onderzoek doet bij SVO De Dreef. Zij dook samen met collega’s en studenten in de regels en interviewde onder meer betrokken ambtenaren van de gemeente Utrecht. Zij verbaasde zich erover dat het karakter van de club en de maatschappelijke waarde geen rol speelden bij de verdeling van de velden. Als ze de ambtenaren ernaar vroeg, kreeg ze hetzelfde antwoord als Haddouche.
„Het is mooi om te zien dat je soms, als je echt graag wil, iets kunt veranderen”
We zíén het wel, zeiden ze destijds, maar we kunnen die waarde niet meten. In een scriptie van student Jelle de Groot, die meewerkte aan het onderzoek van de Universiteit Utrecht, staat: „De afdeling Sport meent dat ze de criteria uit het rekenkader niet los kan laten, omdat het […] ertoe zou kunnen leiden dat veel andere verenigingen ook verwachten in aanmerking te komen voor een extra kunstgrasveld.”
Van den Bogert deed eerder onderzoek naar meisjes, veelal met een Marokkaans-Nederlandse achtergrond, die straatvoetbal spelen. Het is een groep die gemiddeld weinig beweegt en lastig te bereiken is voor overheden die iets willen doen aan ‘beweegarmoede’. Van den Bogert ziet overeenkomsten met de manier waarop de gemeente Utrecht lange tijd naar SVO De Dreef keek, vertelt ze. „Iedereen ziet dat deze club ervoor zorgt dat meer mensen in Overvecht bewegen en gezonder worden – juist ook mensen die de gemeente moeilijk kan bereiken. Ze doen precies wat de overheid verwacht. Maar als de overheid zélf een zetje moet geven, raakt ze met zichzelf en de eigen regels in de knoop.”
Een zoektocht
De wethouder die erover gaat, Eva Oosters (27, namens de partij Student & Starter), vindt het een interessante kwestie. „Het is inderdaad een zoektocht geweest”, vertelt ze. „Wij zaten vast aan de bestaande regels, maar we zagen ook dat dit een vereniging is die anders is dan klassieke voetbalclubs in Utrecht.” Het gemeentebestuur in Utrecht heeft als slogan ‘ongelijk investeren voor gelijke kansen’, zegt Oosters, maar deed de gemeente dat hier wel?
„We werden geconfronteerd met de vraag hoe inclusief we zijn als overheidsorganisatie, want sommige mensen in Overvecht voelen zich buitengesloten van het traditionele verenigingsleven. Passen de regels die wij hebben – in dit geval over kunstgrasvelden – dan nog in de maatschappij zoals wij die voor ons zien?”
Vriendelijke, maar ook moeizame gesprekken had Brahim Haddouche met ambtenaren van de gemeente. Zij voelden zich klem zitten, want ze konden niet zomaar geld reserveren, terwijl andere voetbalclubs eigenlijk eerder aan de beurt waren voor nieuw kunstgras. Dat er verschillende afdelingen (openbare ruimte, vastgoed, sport) betrokken waren hielp niet altijd.
Op een gegeven moment stelde de gemeente voor om een deel van het kunstgras te financieren, maar dan moest SVO De Dreef zelf ook geldschieters vinden. Dat heeft Haddouche wel geprobeerd, maar het was ingewikkeld. De velden zijn eigendom van de gemeente, dus hij kon niet echt afspraken maken met andere partijen over hoe ze die velden mochten gebruiken. Bovendien: Haddouche heeft gewoon een baan, bij een grote bank, en het was wel heel veel gevraagd om ook nog fondsen te werven voor het kunstgrasveld dat niet eens eigendom is van de club. Hij had ook nog al het andere werk voor de vereniging. De externe financiering mislukte dus.
„We hebben gezocht naar een creatieve manier om het te laten slagen, juist omdat wij het ook graag anders zouden zien, maar ik denk achteraf dat we dit niet van de vereniging hadden moeten vragen”, zegt wethouder Oosters.
„Hier zijn ze ook onderdeel van een team, maar de verplichting om wedstrijden te spelen leggen we niet op. We zien dat kinderen en jongeren daardoor wel bij ons komen voetballen”, zegt Houssein Hatrouf (48), voorzitter van SVO De Dreef.
Foto’s: Dieuwertje Bravenboer
Brahim Haddouche heeft lang in onzekerheid gezeten. Het leek een situatie waar de gemeente niet uit kwam, en hij had er op een gegeven moment ook wel genoeg van om het verhaal van SVO De Dreef steeds te vertellen. En toen kwam eerder dit jaar ineens een onverwacht bericht: de gemeente Utrecht had besloten om het ‘wegingskader kunstgrasvelden’ aan te passen. Ambtenaren hadden hun verhaal gedaan bij het stadsbestuur, de coalitie had besloten dat wat hier gebeurde niet past bij de stad die Utrecht wil zijn.
„Wij hebben ons gerealiseerd dat we soms minder naar de regelwereld moeten kijken en meer naar de echte wereld”, zegt wethouder Oosters. Voortaan wordt bij aanvragen voor kunstgrasvelden in de gemeente niet alleen gekeken naar KNVB-wedstrijdlidmaatschappen, maar ook naar „maatschappelijke, niet-bondsgerelateerde sport- en beweegactiviteiten met meerwaarde voor de wijk”, staat in een brief aan de gemeenteraad. Het betekent dat clubs uit wijken met een lagere sociaal-economische status eerder aan de beurt zijn voor kunstgras, schrijft het gemeentebestuur. Oosters: „Deze kwestie heeft ons veel geleerd. En dat is vooral te danken aan één heel betrokken bestuurslid.”
Brahim Haddouche is trots dat het is gelukt. Volgend jaar zomer moet het kunstgrasveld van SVO De Dreef klaar zijn. De verwachting is dat de velden dan niet meer 350 uur per jaar gebruikt kunnen worden, maar 1.750 uur. Eindelijk, zegt hij, kunnen we verder bouwen aan de vereniging. „Het is mooi om te zien dat je soms, als je echt graag wil, iets kunt veranderen.”