In het Duitse Mannheim is dinsdagavond een politicus van de Duitse partij Alternative für Deutschland (AfD) met een mes aangevallen. Dat melden Duitse media woensdagochtend. De 59-jarige Heinrich Koch, kandidaat gemeenteraad, raakte gewond nadat hij een persoon confronteerde die campagneposters van de AfD aan het afstrippen was. De AfD-politicus ligt buiten levensgevaar in het ziekenhuis en wordt behandeld aan zijn kleine verwondingen en de dader is gearresteerd. Volgens de AfD is de aanvaller een „linkse extremist”. Wie de dader is is vooralsnog niet bekend gemaakt.
Dit jaar werden meerdere Duitse politici aangevallen door personen met mogelijk politieke motieven. Zo ook de AfD-parlementariër Martin Schmidt (52). Hij werd in mei in een restaurant eerst beledigd en kreeg daarna een klap met een glazen asbak op zijn hoofd. Ook politici van de Duitse politieke partijen SPD en de Groenen zijn in de afgelopen maanden aangevallen of mishandeld. Zo werd de 46-jarige Franziska Giffey (SPD), oud-burgemeester van Berlijn, in een bibliotheek in de hoofdstad geslagen door een man met een tas met harde inhoud. Ook werd Yvonne Mosler, politica van de Groenen, geduwd, bedreigd en bespuugd in Dresden.
Lees ook Extreemrechtse anti-islamactivist Stürzenberger neergestoken in Mannheim
In heel Duitsland werden vorig jaar 2.790 aanvallen op politici geteld, bijna een verdubbeling ten opzichte van 2019. Na de reeks aanvallen van de afgelopen maanden hebben de Duitse deelstaatministers van Binnenlandse Zaken en de landelijke politici opgeroepen tot meer politiebescherming van politici in Duitsland. Volgens Duitse politici is de „sfeer zeer gespannen” vanwege de lokale verkiezingen. Mede daardoor hebben verschillende partijen maatregelen getroffen, zoals dat politici alleen overdag en niet alleen over straat mogen.
Niemand weet wat Donald Trump gaat doen. Grote kans dat Trump het zelf ook niet weet. „Ik neem het uiteindelijke besluit graag in de laatste seconde”, zei hij toen hem woensdag werd gevraagd of de Verenigde Staten, samen met Israël, Iran gaan bombarderen. Dit lijkt geen – of niet alleen een – pose om Iran te doen gissen of en wanneer de Amerikaanse president de opdracht geeft hun belangrijkste ondergrondse kerninstallatie te bombarderen. Trump twijfelt. Tussen zijn kiezersbelofte de VS buiten uitzichtloze internationale conflicten te houden en de kleine maar aantrekkelijke kans een heldenrol te spelen op een historisch gunstig moment.
Het bevestigt wel het beeld van Trump als impulsieve, onberekenbare, egocentrische en beïnvloedbare leider. Degene die hem vlak voor die laatste seconde spreekt, kan hem ervan overtuigen afzijdig te blijven, of juist om een onvoorspelbare nieuwe oorlog te ontketenen. De ene dag roept de president op tot „totale overgave” van het Iraanse regime. Een paar dagen later laat hij zijn woordvoerder de boel sussen met de boodschap dat er ruimte blijft voor diplomatieke onderhandelingen. Het kan volgens haar nog weken duren voor de president een besluit neemt.
Lees ook
Trump houdt niet van internationaal conflict, maar hij wil óók de machtige krachtpatser van de wereld zijn
Trumps achterban is diep verdeeld over de mogelijke militaire interventie. America First-fundamentalisten als Tucker Carlson (ex-Fox) en Steve Bannon (ex-adviseur), vooral invloedrijk via hun podcasts, roepen Trump op binnenlandse oorlogshitsers en de Israëlische premier Benjamin Netanyahu te negeren. Republikeinse Trumpbekeerlingen als senatoren Lindsey Graham en Ted Cruz hopen juist dat hij de heilige bondgenoot Israël helpt en voor eens en altijd een einde maakt aan Irans nucleaire ambities. Voor- en tegenstanders proberen op hem in te praten, door bezoekjes aan het Witte Huis te regelen, en via Fox News en op X.
Missie volbracht
Trumps isolationisme is meer imago dan realiteit, want hij legt andere landen graag zijn wil op. Dreigen met militair ingrijpen is hem niet vreemd. Maar zodra de eerste Amerikaanse megabom valt op het Fordow-complex waar Iran uranium verrijkt, heeft hij geen controle meer over wat hij voor zichzelf politiek kapotmaakt.
Trump overrompelde het politieke establishment in 2016 als de zakenman die immigratie zou aanpakken. Maar hij won de Republikeinse voorverkiezingen misschien wel door af te rekenen met het partijdogma van moralistische buitenlandse militaire interventies, zoals de „eindeloze oorlogen” in Afghanistan en vooral Irak. Trump noemde de inval in Irak in 2003, een besluit van George W. Bush, „misschien wel de vreselijkste beslissing” in de presidentiële geschiedenis. En de legitimering ervan, dat Saddam Hoessein massavernietigingswapens zou hebben gehad, „een leugen”.
Zes weken na het begin van de invasie had Bush een toespraak gegeven op een vliegdekschip met achter hem een enorm spandoek met de woorden ‘mission accomplished’. De Amerikaanse krijgsmacht zou vervolgens nog bijna negen jaar oorlog voeren in Irak, naar schatting tweeduizend miljard dollar spenderen en er vierduizend militairen verliezen. Om over de desastreuze gevolgen voor Irakezen zelf nog maar te zwijgen.
Irak is een collectief trauma en een nooit herstelde deuk in de reputatie van de VS. Zowel Democraten als Republikeinen erkennen inmiddels de verzinsels en fouten die er zijn gemaakt om daar regime change te bewerkstelligen. Toch dreigt uitgerekend Trump zich nu op vergelijkbare wijze in een Midden-Oosters drama te storten.
Er is op dit moment geen sprake van inzet van Amerikaanse grondtroepen, laat staan een volledige invasie van Iran of enige ‘nation building’. Maar een besluit om het nucleaire programma van Iran te vernietigen, zodat het geen gevaar meer kan vormen voor de rest van de wereld, kan gestoeld zijn op vergelijkbare misvattingen en bewust ingestoken leugens over massavernietigingswapens.
Trumps eigen inlichtingenchef, Tulsi Gabbard, heeft gezegd dat Iran wel uranium verrijkt, maar niet aan een kernwapen werkt. Trump valt haar openlijk af en beweert het tegendeel. „Het kan me niet schelen wat zij zei. Ze waren heel dichtbij het krijgen van een kernbom.” Bewijs heeft hij niet geleverd.
Daar houdt de parallel met Irak niet op. Net als in 2003 overheerst bij voorstanders een naïef geloof dat een korte klap voldoende zal zijn. Het is onzeker of Amerikaanse ‘bunkerbusterbommen’ het nucleaire programma van Iran volledig kunnen uitschakelen. En zo’n aanval zal sowieso tot vergelding leiden, bijvoorbeeld op de tienduizenden Amerikaanse militairen die in het Midden-Oosten gestationeerd zijn. Of met een terreuraanslag in de VS.
De Iraanse ayatollah Khamenei heeft de Amerikanen „onherstelbare schade” in het vooruitzicht gesteld als ze zich in het conflict mengen. Vernietiging van diens bewind in Iran, waar Netanyahu op uit lijkt, kan de regio bovendien verder destabiliseren. Zo kan Trump in eenzelfde moeras terechtkomen als zijn voorgangers.
President Trump liet tijdens de installatie van een vlaggenmast bij het Witte Huis in het midden of hij Iran wil bombarderen. Foto Brendan Smialowski/AFP
Het bombarderen van Iran is vooral verleidelijk uit opportunisme. De slagen die Israël recent heeft toegebracht aan Hamas in Gaza, Hezbollah in Libanon, de Houthi’s in Jemen en de Iraanse luchtverdediging maken dat het land op dit moment relatief weinig terug kan doen. Opeenvolgende Amerikaanse presidenten hebben willen voorkomen dat Iran een kernwapen kan ontwikkelen. Generaal Erik Kurilla, de hoogste Amerikaanse bevelhebber in het Midden-Oosten, zei eerder deze maand tegen het Congres dat er nu een unieke kans ligt, „als we de moed hebben”.
Bovendien zou Trump het niet kunnen verkroppen als Netanyahu de eer krijgt van een – tot nu toe – succesvolle militaire campagne tegen Iran. Volgens een reconstructie van The New York Times heeft de Israëlische premier het Witte Huis telkens op de hoogte gehouden van zijn aanvalsplannen en probeerde Trump hem daar maandenlang van te weerhouden. In de nacht van de eerste beschietingen distantieerde Marco Rubio, de minister van Buitenlandse Zaken en interim-Nationale Veiligheidsadviseur, zich braaf van Israëls „eenzijdige actie”. Maar sinds de rechtse zender Fox News en mensen om Trump heen de aanval prezen, doet de president juist alsof hij daar een hand in had.
Schietgrage bondgenoten
De wijze waarop Israël Trump lokt om mee te doen aan zijn missie, doet meer denken aan ‘Libië’ dan aan ‘Irak’. In 2011 wilden Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk ingrijpen tegen het moorddadige regime van de Libische dictator Moammar Gaddafi, maar konden dat niet zonder Amerikaanse slagkracht. De Verenigde Staten onder president Barack Obama volgden de schietgrage bondgenoten. In wat eigenlijk alleen een snelle luchtoorlog had moeten zijn, kwam Gaddafi aan zijn eind – net als een jaar later de Amerikaanse ambassadeur. Libië is nog steeds een onveilige puinhoop. Het bewijst dat eenvoudig lijkende bombardementen nooit zonder nevenschade zijn.
Lees ook
Hoe Libië weer eens opduikt in het nieuws
Ook in Iran hebben ze Libië op hun netvlies. Gaddafi had, in de hoop buitenlandse bombardementen te voorkomen, juist zijn nucleaire programma opgegeven.
Als Trump besluit Israël te volgen en Iran zelf te bombarderen, loopt hij het risico terecht te komen in het rijtje Amerikaanse presidenten die zich in het Midden-Oosten verslikten. De reputatie van George W. Bush is blijvend aangetast door zijn keuze Irak onder valse voorwendselen binnen te vallen. Barack Obama noemde het gebrek aan voorbereiding op de nasleep van de oorlog in Libië zijn grootste fout. Trumps voorganger Joe Biden verslikte zich in 2021 in de terugtrekking uit Afghanistan, na twintig jaar mislukte Amerikaanse staatsopbouw. Dat angstbeeld maakt dat Trump nog wel even zal twijfelen.
Volgens The Wall Street Journal ligt het Amerikaanse aanvalsplan al klaar. Trump zal niet proberen het bombarderen van Iran tegenover de Verenigde Naties of de NAVO te rechtvaardigen. Het is zelfs de vraag of hij het Congres erbij zal betrekken. Hoe sterk een deel van zijn achterban ook ageert tegen dit avontuur, „de MAGA-beweging zal Trump steunen”, zei Steve Bannon deze week over Trumps Make America Great Again-aanhang. „We vinden het niet leuk. Misschien haten we het wel”, aldus Bannon. „Maar uiteindelijk gaan we erin mee.”
Slaapproblemen, paniekaanvallen, depressieve klachten, verminderde concentratie en een negatief zelfbeeld. Daar kan intensief scherm- en sociale mediagebruik allemaal toe leiden, volgens demissionair staatssecretaris Vincent Karremans (Jeugd, VVD). Dinsdag adviseerde hij ouders en opvoeders om kinderen onder de 15 jaar geen toegang te geven tot sociale media, en geen smartphone eerder dan groep 8, om zulke problemen te helpen voorkomen. Want de afgelopen twintig jaar is de mentale gezondheid van jongeren sterk gedaald.
Op vrijdag hield Gonneke Stevens (1976), hoogleraar jongerenwelzijn aan de Universiteit Utrecht, haar oratie over de verschillende verklaringen daarvoor. Niet alleen sociale media zijn de boosdoeners, vertelde ze, ook de coronacrisis en de toegenomen prestatiedruk spelen mee. En waarschijnlijk ook dat ouders steeds beschermender zijn geworden en dat jongeren hun eigen mentale problemen overschatten door alle aandacht voor het onderwerp, plus grote maatschappelijke problemen als de klimaatcrisis, de wooncrisis en diverse oorlogen.
In haar oratie, Pleidooi voor het complexe verhaal, pleitte Stevens tegen wat ze populistische wetenschap noemt, „de tendens om de oorzaak van een probleem te reduceren tot één factor, die bij voorkeur ook nog heel sterk aansluit bij wat er leeft in de maatschappij of wat politiek gezien een handige boodschap is”.
Wat vindt u van het advies van de demissionaire staatssecretaris?
„Ik denk dat mijn collega’s die hem adviseren daar goed over nagedacht hebben. Mijn punt is vooral: er is meer aan de hand. Als je alleen focust op sociale media en de suggestie wekt dat dat dé manier is om mentale gezondheid van jongeren te verbeteren, ontsla je ouders en de maatschappij van hun verantwoordelijkheid om aandacht te besteden aan de prestatiedruk, de manier van opvoeden, de huizencrisis en de onrust in de wereld.
„Ik zeg niet dat sociale media geen factor zijn. Zeker bij jongeren met problematisch gebruik, dus die zich niet fijn voelen wanneer ze niet op sociale media kunnen, er ruzie over krijgen en weinig interesse hebben in andere dingen, zien we dat er een grotere kans is op mentale problemen. Maar dat zijn in Nederland lage percentages: 7 procent van de meisjes van 11 tot 15 jaar en 4 procent van de jongens, terwijl dat gemiddeld in Europa 13 en 9 procent is.”
Als je ooit een huis wilt kunnen betalen, heb je veel geld en dus een hoge opleiding nodig
In uw oratie zei u dat simpele oplossingen het probleem zelfs zouden kunnen vergroten.
„Dat geldt met name voor het idee dat mentale problemen onder jongeren niet zozeer zouden zijn toegenomen maar dat alleen de aandacht ervoor is toegenomen, en dat jongeren dáárdoor meer problemen rapporteren. Ik zeg niet dat dat helemaal niet aan de hand is, maar waarschijnlijk geldt dit veel minder voor kwetsbare groepen: jongeren met een migratieachtergrond, jongeren uit armere gezinnen. Die hebben toch al minder toegang tot zorg omdat ouders de weg ernaartoe minder goed kunnen vinden en vaak niet de juiste contacten hebben. Als dat idee van overinterpretatie ertoe zou leiden dat de toegang tot de zorg nog moeilijker wordt, zou dat ongewenst zijn. Daar maak ik me zorgen over.
„Die overinterpretatie is trouwens nog echt een hypothese. Het is evident dat het tegenwoordig veel gaat over mentale problemen en aannemelijk dat sommige jongeren daardoor sterker geneigd kunnen zijn om bijvoorbeeld milde symptomen van angst als ‘angstprobleem’ te interpreteren. Als je dan bepaalde situaties gaat vermijden, zou het echt een angstprobleem kunnen worden, via een selffulfilling prophecy. Dat zou nog goed onderzocht moeten worden. Ook omdat we het belangrijk vinden dat er aandacht is voor mentale problemen – maar hoe dan? Je wilt niet dat je het verergert als je er bijvoorbeeld als docent over praat.”
Prestatiedruk speelt ook een rol. Het percentage jongeren dat veel druk ervaart door school is in twintig jaar bijna verdrievoudigd. Hoe komt dat?
„Dat is nog niet echt goed onderzocht. Dat het belang van presteren is toegenomen, zien we bijvoorbeeld aan wat ouders uitgeven aan bijles. En je kunt tegenwoordig ook cum laude slagen op de middelbare school, vroeger alleen op de universiteit. In mijn tijd was het helemaal niet cool om cum laude af te studeren; nu vragen studenten soms bijna huilend: kan ik echt geen 8 krijgen anders haal ik geen cum laude.
„Onder het belang van presteren liggen weer andere factoren. Als je ooit een huis wilt kunnen betalen, heb je veel geld en dus een hoge opleiding nodig. En de hele samenleving is hoger opgeleid, dus een steeds grotere groep haalt als ze heel erg hun best doen net het opleidingsniveau van hun ouders.
„Er is ook een link tussen prestatiedruk en sociale media. Veel jongeren raken afgeleid door sociale media en als ze goed presteren wel heel belangrijk vinden, neemt de druk nog verder toe.”
U pleit tegen simpele oplossingen en voor een integrale aanpak, maar we weten nog niet hoe alle factoren samenhangen. We kunnen toch niet wachten tot al het onderzoek gedaan is?
„Natuurlijk niet. In ons onderzoeksproject Minding the Gap over armoede en mentale gezondheid van jongeren uit Utrecht en Amersfoort onderzoeken we bijvoorbeeld met jongeren, ouders, buurtteams, huisartsen, onderwijs en gemeentes welke problemen jongeren hebben en hoe er samengewerkt kan worden om die op te lossen.”
In Engeland en Wales wordt hulp bij zelfdoding voor terminale patiënten vrijwel zeker een legale mogelijkheid. Vrijdag nam het Britse Lagerhuis een initiatiefwetsvoorstel hierover aan, met een krappere meerderheid dan bij een eerdere stemming: 314 leden waren voor, 291 tegen.
De initiatiefwet kwam van parlementariër Kim Leadbeater (Labour) en gaat nu door naar het Hogerhuis, voor behandeling daar. Wijzigingen of uitstel zijn nog mogelijk, maar dat het Hogerhuis een wetsvoorstel verwerpt komt bijna nooit voor. „We bieden patiënten die weten dat ze binnenkort sterven, hiermee een keuzemogelijkheid om hun overlijden waardig te maken. Ik weet wat dit betekent voor zoveel patiënten en hun familieleden”, zei Leadbeater vrijdag na de stemming.
Alleen meerderjarige patiënten die minder dan zes maanden te leven hebben komen straks in aanmerking voor hulp bij zelfdoding. De patiënt moet het dodelijk middel ook zelf innemen, een arts mag het niet toedienen zoals in onder meer Nederland gebeurt. In Schotland is ook een wetsvoorstel over hulp bij zelfdoding in behandeling, in Noord-Ierland niet.
Lees ook
Brits Lagerhuis zet na emotioneel debat grote stap naar legalisering van hulp bij zelfdoding
De Lagerhuisleden hoefden zich bij deze stemming niet aan het standpunt van hun partijen te houden, omdat hulp bij zelfdoding zo’n persoonlijk en gevoelig onderwerp is. Tegenstanders in het Lagerhuis hadden niet zozeer principiële, maar vooral praktische bezwaren tegen de wet. Ze maken zich bijvoorbeeld zorgen dat patiënten onder druk gezet kunnen worden om hulp bij zelfdoding te accepteren.
Labour-parlementariër Kim Leadbeater diende het wetsvoorstel in dat nu in het Hogerhuis moet worden behandeld. Foto UK Parliamentary Recording Unit via AFP
Bij een eerste stemming in het Lagerhuis, in november vorig jaar, had Kim Leadbeater met 55 stemmen verschil een grotere meerderheid in het Lagerhuis dan nu. Dat had ermee te maken dat parlementariërs haar initiatief toen in elk geval een kans op inhoudelijke behandeling wilden geven.
Niet adverteren
Sinds die eerste behandeling debatteerde het parlement dagenlang over het voorstel en paste Leadbeater haar wet op meerdere punten aan. In plaats van een rechter, zoals eerst het plan was, moet straks een commissie van deskundigen een aanvraag van een patiënt goedkeuren. Die commissie zou uit een juridisch expert en psychiaters of maatschappelijk werkers bestaan, wat praktisch beter haalbaar zou zijn dan dat rechters alle zaken moeten beoordelen. Ook werd adverteren voor hulp bij zelfdoding expliciet verboden in de wet.
De Britse media vergeleken de stemming vrijdag met historische wetgeving over de doodstraf, het homohuwelijk en de legalisering van abortus. Begin deze week nog bepaalde het Lagerhuis dat vrouwen die abortus plegen in tegenspraak met bestaande regels, bijvoorbeeld na de wettelijke termijn van 24 weken, niet meer strafrechtelijk vervolgd kunnen worden.