Haar prestatie kreeg in Nederland nauwelijks aandacht, maar Marijke Jansen stond mooi wel in de halve finale van Roland Garros: ‘Alles zat mee’

Het is 4 juni 1971 als Marijke Jansen geschiedenis schrijft. Als eerste Nederlandse proftennisster speelt ze op Roland Garros in de halve finale van een grandslamtoernooi. Voorspoedig loopt de partij niet. Haar tegenstander, Evonne Goolagong uit Australië, leidt met 6-4 en 5-1. Jansen strompelt over de baseline van het Court Central. Er prikt zweet in haar ogen, de zon brandt op haar gezicht. Nadat de Haagse vier fouten achter elkaar maakt, ziet ze Goolagong serveren voor de wedstrijd. Jansen klemt haar vingers rond het houten racket en slaat een harde forehand. Uit.

Ruim vijf decennia na deze verloren halve finale zit Marijke Jansen in de woonkamer van haar appartement in Den Haag. Van Jansens loopbaan, die vijf nationale titels en een finale in het landentoernooi om de Fed Cup rijk is, ontbreekt ieder spoor. Trofeeën en medailles heeft ze weggedaan, romans van Elsschot en Claus vullen haar kast. „Dat metaal loopt maar te verstoffen”, zegt ze.

Jansen behaalde begin jaren zeventig haar grootste sportieve successen. In dit roerige tijdperk van het vrouwentennis werd het profcircuit opgericht. Het niveau was in de ogen van sommigen abominabel. Trouw schreef bijvoorbeeld dat het vrouwentennis thuishoorde op de buitenbanen. Het Nieuwsblad van het Noorden vergeleek de kracht van Jansens forehand met een vaatdoek. „Ik voelde me niet echt erkend of serieus genomen door de media. Het stak een beetje. Ik heb nooit begrepen waarom die journalisten zo laatdunkend over ons schreven.”

Toen ze de halve finale van Roland Garros haalde, publiceerden dagbladen er nauwelijks over. Ook videobeelden van Jansen in Parijs ontbreken. ‘Haar’ toernooi lijkt daardoor niet te zijn gegrift in het collectieve geheugen. Prestaties op majors van generatiegenoten als Betty Stöve en Tom Okker, werden daarentegen breed uitgemeten.

Waarom is uw halve finale over het hoofd gezien?

„Niemand zag het als een belangrijk toernooi, ondanks de grandslamstatus. Daarom was er geen Nederlandse pers en stonden er bij mijn weten geen camera’s opgesteld langs de baan. Het prijzengeld was er ook niet bovengemiddeld hoog. Voor de media en spelers deden de nationale kampioenschappen er meer toe. En dan had je Wimbledon, het oudste en stiekem mooiste toernooi. Eigenlijk had ik liever dáár de halve finale gehaald.”

Toen Kiki Bertens in 2016 de halve finale van Roland Garros bereikte, opende Studio Sport ermee, versloegen de dagbladen haar toernooi en werd ze gehuldigd op haar basisschool. Jansen moest het doen met een interview in het lokale blad van Valkenswaard, haar toenmalige woonplaats. Veel andere mediaverzoeken kreeg ze niet.

Bent u jaloers op de publiciteit die Bertens kreeg voor háár halve finale?

„Nee. Aandacht, ook positief, kreeg ik zat. Alleen tijdens andere toernooien. Toen ik de nationale titel won, werd ik veel geïnterviewd.”

Jansen trok in mei 1971 met de Trans Europ Express richting de Franse hoofdstad. Ze reisde alleen, zonder coach of fysiotherapeut. „Sommige spelers begonnen het toen net wat professioneler aan te pakken”, herinnert ze zich. „Goolagong bracht als een van de eersten een coach mee. De tennisbond begon met trainingskampen. Alleen waren al die dingen niet aan mij besteed.”

Jansen legt uit dat ze een minder ambitieuze instelling had dan haar rivalen. „Ik was prof, maar tenniste puur omdat ik het leuk vond. Een trainingskamp zou veel tijd vergen, er was meer in het leven dan tennis. Ik had gymnasium gedaan. Ik trainde gezellig bij de tennisclub, dat kon toen nog. Er was minder competitie dan nu.”

Jansen won in Parijs haar eerste twee partijen in drie sets. De nummer zeven van de plaatsingslijst, Julie Heldman uit de Verenigde Staten, versloeg ze in de derde ronde, ook in drie sets. „Ik verkeerde vanaf die wedstrijd in goede vorm. Maakte minder fouten, sloeg harder dan normaal. Hoe het kwam, weet ik niet. Na 1971 bleef ik sterk spelen, maar nooit meer zó goed.”

Marijke Jansen in 1968 bij de NK tennis in Scheveningen. Ze werd in haar carrière vijf keer Nederlands kampioen.
Foto Rob Taconis

Hoe goed was u in vergelijking met andere tennissters?

„Ik tenniste behoorlijk. Eenentwintigste op de wereldranglijst word je niet zomaar. Van veel dames kon ik winnen. Al kwam ik tegen absolute topspelers tekort.”

Virginia Wade, de nummer twee van de wereld, verloor onverwacht in de eerste ronde. De Britse was de hoogstgeplaatste tennisster in Jansens deel van het speelschema. „Een mazzeltje”, zegt ze.

Veel van Jansens wedstrijden werden rond het middaguur ingeroosterd. Omdat mensen dan werkten, waren de tribunes meestal leeg. „De organisatie vermoedde dat er weinig animo was voor vrouwentennis. Daar zat wat in. Er waren namelijk nog geen echte publiekstrekkers. Toen Chris Evert en Martina Navratilova [een paar jaar later] de top bereikten, veranderde dat pas.”

Had u geen familie of vrienden die kwamen kijken?

„Mijn toenmalige echtgenoot pikte een wedstrijd mee. Hij moest snel naar Nederland terug – om te werken.”

Jansen speelde onder de naam van haar ex-man: Schaar. Hij stimuleerde haar om zich te concentreren op de sport. Ongebruikelijk in de jaren zestig en zeventig. Van gehuwde topsporters werd verwacht dat ze snel kinderen baarden en huishoudelijke taken uitvoerden. „Voor die tijd had ik een progressief huwelijk”, zegt ze. „Fijn, ik was vrij om te doen wat ik het leukste vond.”

Eén persoon miste ze erg in Parijs: haar vader. „Hij was mijn grootste supporter. Zelfs toen ik klein was, geloofde hij dat ik ver zou komen. Van mijn succes heeft hij niks meegekregen. Hij stierf toen ik achttien was.”

Ze krult haar vingers rond haar koffiemok. Kijkt weg. „Zie je, er zijn belangrijkere dingen in het leven dan tennis.”

Nadat Jansen korte metten had gemaakt met Linda Tuero, bereikte ze de halve finale. Het leverde haar 5.000 Franse franc op (omgerekend 3.200 gulden, zo’n 1.500 euro). Tegenwoordig is een plek in de halve finale goed voor 650.000 euro. „Ik was er dik tevreden mee. Het waren drie maandsalarissen in die tijd. Er ging niet veel geld om in het vrouwentennis. Ik kon ervan leven, dat was voldoende voor mij. Ik genoot simpelweg van tennis, had lol zodra ik de baan opliep. Het voelt daarom niet alsof ik iets ben misgelopen wanneer ik de bedragen van nu zie.”

De mannen verdienden in uw tijd veel meer.

„Dat was wél oneerlijk. Ze kregen duizenden euro’s meer, het verschil was buitenproportioneel. Maar het prijzengeld op grand slams hoefde van mij niet gelijkgetrokken te worden. Mannen spelen toch ook meer sets?”

Jansen was niet betrokken bij het clubje dat zich onder leiding van de Amerikaanse Billie Jean King hard maakte voor gelijke beloning en in 1973 de Women’s Tennis Association (WTA) oprichtte, de overkoepelende organisatie voor professionele tennissters. Ze mocht ze niet. „Overfanatieke en nare types” noemt ze de vrouwen.

Nare types?

Jansen giechelt. „NRC is geen roddelblad.” Meer wil ze er niet over kwijt.

Eenmaal in de halve finale trof ze Evonne Goolagong. Hoewel de eerste set gelijk opging, trok Jansen aan het kortste eind. „Ik begon de wedstrijd goed. Helaas scheen de zon steeds feller en steeg de temperatuur. Ik raakte vermoeid. Na een paar games was ik uitgeput. Goolagong kwam uit Australië, daar zijn ze gewend aan de hitte. Toen de eerste set voorbij was, wist ik dat mijn toernooi erop zat.”

Zitjes om op te rusten tijdens pauzes waren er niet. Jansen leunde daarom hijgend tegen de stoel van de scheidsrechter. „We werden amateuristisch behandeld in Parijs. We moesten bijvoorbeeld ook onze flesjes water zelf bijvullen. Andere toernooien waren beter georganiseerd. Toen ik verloren had, was ik niet teleurgesteld. Ik had goed gespeeld en was ver gekomen. Bovendien is veertien dagen Parijs ook veel.”

Goolangong won dat jaar op Roland Garros, haar eerste van zeven grandslamtitels. Jansen tenniste na de verloren halve finale nog vier jaar als prof. In het staartje van haar carrière haalde ze drie WTA-finales, maar ze kwam nooit meer zover als in Parijs. „Misschien was ik gewoon niet goed genoeg”, zegt ze. „In 1971 zat alles mee.”

Op haar dertigste zette ze een punt achter haar tennisloopbaan. „Ik vond het mooi geweest. Ik wilde nog studeren. Mijn ex-man wilde dat ik doorspeelde, maar uiteindelijk ging ik daar toch echt zelf over.”

Hoe kijkt u terug op Roland Garros 1971?

Ze glimlacht. „Het betekent meer voor me dan vroeger. Langzaamaan beschouwde men Roland Garros als steeds belangrijker. Met terugwerkende kracht denk ik: ik stond er toch maar. Hoeveel mensen hebben de halve finale op een major gehaald? Soms, heel soms, vraag ik me af wat er zou zijn gebeurd als het net wat koeler was geweest. Misschien had ik het Goolagong dan moeilijker gemaakt.”