Steeds meer Nederlanders zijn bereid te vechten – en sneuvelen – voor Nederland

„Vechten moet wel. De Derde Wereldoorlog komt eraan”, zegt Rob Waldram op de vraag of hij wil vechten of zelfs sneuvelen voor Nederland. De 26-jarige student informatiekunde zit samen met andere studenten op een terras op het Utrecht Science Park. Maar, zo voegt hij toe: „Ik zou vechten voor mijn moeder, niet voor Nederland. Dus het liefst pas als de vijand aan de landsgrens staat. Alleen zijn tegen die tijd de NAVO-tanks waarschijnlijk op.”

Waldram en andere studenten reageren desgevraagd op een peiling die dinsdag bekend werd. Daarin zegt 49 procent van de 4350 deelnemers ‘ja’ op de vraag of ze bereid zijn te ‘vechten voor het vaderland’. Gaat het om vechten voor een ánder EU-land, dan is die bereidheid flink lager: minder dan 30 procent.

Veiligheid in Europa

De uitkomst staat in een onderzoek dat het Haags kennis- en opleidingsinstituut Clingendael deed aan de vooravond van de Europese verkiezingen. De meer dan vierduizend kiesgerechtigden werd gevraagd naar het belang dat ze hechten aan bepaalde thema’s. Veiligheid in Europa scoort samen met migratie het hoogst , aldus Clingendael, hoger dan klimaatverandering of de opkomst van radicaal-rechtse partijen.

Kort voor de publicatie van de peiling kwam er ander nieuws met betrekking op de veiligheid in Europa. Maandag stuurde staatssecretaris Christophe van der Maat (VVD, Defensie) een brief naar de Tweede Kamer over mogelijke nieuwe maatregelen om het grote personeelstekort bij Defensie aan te vullen.

Hij mijdt suggesties richting herinvoering van de dienstplicht, zoals momenteel in het Verenigd Koninkrijk gebeurt. Maar de demissionair staatssecretaris spreekt wel over „maatregelen met een (gradueel) meer verplichtend karakter tussen vredestijd en oorlogstijd.”

Gaten in de krijgsmacht

De overheid wil, als het echt nodig is, een dringend beroep kunnen doen op een deel van de bevolking om de grote gaten in de krijgsmacht te vullen. Momenteel zijn er zo’n 6.000 vacatures (op een totaal van 70.000 medewerkers). Deze gaten beperken verregaand de gevechtskracht van Nederland.

Mocht de Russische dreiging tegenover een NAVO-lidstaat (bijvoorbeeld de Baltische staten of Polen) sterk groeien, dan wil Defensie mannen en vrouwen uit niet-gevechtsfuncties kunnen overbrengen naar de gevechtstak. Daarbij gaat het om uiteenlopende functies als magazijnbeheerder, logistiek manager of IT-specialist. Met deze ‘schaalbare krijgsmacht’ wil Defensie voldoen aan afspraken die momenteel binnen de NAVO worden gemaakt voor een snelle troepenopbouw bij een Russische dreiging. De afspraken moeten begin volgend jaar ingaan.

Ik denk niet dat ze aan het front veel aan me hebben

Yosefien Goderie
student

Door deze voorgenomen verschuiving zullen (nog) grotere gaten ontstaan bij ondersteunende diensten bij Defensie. Die moeten in zo’n geval snel worden gevuld door mensen uit de ‘burgersamenleving’ die daar soortgelijke functies uitoefenen. Vermoedelijk gaat het om vele duizenden werknemers.

„De kramp moet eraf”, zei staatssecretaris Van der Maat maandagbij talkshow Op1, „dat we niet durven nadenken over een scenario (…) waarbij we een beroep moeten doen op onze jongeren om naar voren te stappen”.

„Het moet heel bont worden voor ik bereid ben mijn leven te riskeren”, zegt Aron Koppes (21). Hij is tweedejaars ICT-student aan de Hogeschool Utrecht. Als de overheid dwang toepast is hij wel van plan om mee te werken en zich als ICT-er in te zetten. Helemaal zonder ‘kramp’ gaat dat niet: hij wil dit alleen als nabije landen zoals Duitsland aangevallen worden. „En ik zou nog altijd liever werken in het bedrijfsleven.”


Lees ook
Dure plannen van Sunak voor dienstplicht stuiten op verzet

Dure plannen van Sunak  voor dienstplicht stuiten op verzet

Variërende bereidheid

De peiling van Clingendael is niet de enige die duidt op een verschuiving in het waardenpatronen. Pieter-Paul Verheggen van Motivaction herkent het beeld. Zijn bureau doet al langer onderzoek naar de ‘vecht- en sneuvelbereidheid’ onder Nederlanders. Ook Verheggen ziet een toename. „Mensen hier hebben steeds sterker het gevoel dat hun democratie, hun manier van leven op het spel staat. Ze zijn bereid daar desnoods iets voor op te offeren.”

Vroeger varieerde deze bereidheid met het nieuws over oorlogen of aanslagen, maar dat is nu minder het geval. Verheggen: „Dit waardepatroon is stabiel. Zou er morgen een wapenstilstand in Oekraïne komen en het oorlogsgeweld stoppen, dan nog blijft die gevechtsbereidheid. Er zijn teveel andere plekken in de wereld, denk aan Gaza of Israël, waar oorlog wordt gevoerd.”

Verheggen, van huis uit psycholoog, zet wel twee kanttekeningen bij dit type onderzoeken. „Het gaat om een mindset, niet wat men werkelijk zou doen.” En is er een groot verschil tussen „het vaderland dienen” achter een bureau of in de modder van het slagveld van Oost-Europa. Het eerste is aanmerkelijk populairder dan het tweede, een voorkeur waarmee de maandag aangekondigde aanpak van het kabinet rekening lijkt te houden.

Ook bij de studenten die zich op het Utrecht Science Park positief uitlaten over een toekomst bij Defensie, volgt al snel een ‘ja,maar’. Zo heeft Yosefien Goderie (18), student interdisciplinaire sociale wetenschap aan de Universiteit Utrecht, de traditionele ‘opkomstbrief’ van Defensie nog niet uitgepakt. „Ik denk niet dat Nederland aan het front veel aan me heeft. Misschien dat ik, als het echt nodig is, wel in een andere rol iets kan betekenen.” Mede-student Manou Kerkvliet (19) durft wel een stap verder te gaan. „Ik wilde vroeger militair arts worden. Als er noodzaak is doe ik dat graag alsnog.” Grijnzend draait ze zich om naar haar tafelgenoten: „En als het moet dan sterf ik, ook voor mijn vriendinnen die niet durven.”