Jongvolwassenen beoordeelden hun gezondheid in 2023 minder positief dan in 2020. Waar 91 procent van de jongeren in 2020 op de vraag ‘hoe gaat het met je?’ antwoordde met ‘goed’ of ‘heel goed’, was dit in 2023 nog 82 procent. Dat blijkt uit dinsdag gepubliceerd onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Jongeren beantwoordden de vraag juist vaker met ‘gaat wel’.
Het aantal jongeren – leeftijd 18 tot 25 jaar – dat in 2023 zei zich ‘zeer goed’ te voelen lag op 23 procent. Dat is een lager percentage dan voor de coronacrisis, toen ongeveer 30 procent van de jongeren dit antwoord gaf. Mannen en vrouwen gaven beiden minder vaak het antwoord ‘zeer goed’, vrouwen antwoordden vaker dan mannen ‘gaat wel’. 12- tot 18-jarigen waren positiever over hun gezondheid: 53 procent beoordeelde hun gezondheid als ‘goed’. Dit is sinds 2018 vrijwel gelijk gebleven.
Het percentage jongeren met psychische klachten steeg sinds de coronacrisis, om daarna niet meer te dalen naar het niveau van voor de pandemie. Onder vrouwen kampte 24 procent in 2023 met psychische klachten, bij mannen ging het om 14 procent.
De onderzoekers bepaalden aan de hand van vijf vragen of iemand psychische klachten heeft. Ze vroegen bijvoorbeeld ‘voelde je je neerslachtig en somber?’ en ‘zat jij zo erg in de put dat niets je kon opvrolijken?’ Jongeren konden daarop zes antwoorden geven, variërend van ‘nooit’ tot ‘voortdurend’.
En, wat wil je later worden? Tip voor alle jonge mensen die dat een irritante vraag vinden: ze kunnen gewoon ‘mantelzorger’ zeggen. Levensgrote kans dat ze het worden. En misschien wel sneller dan ze denken. Er zijn nu al forse personeelstekorten in de zorg terwijl het aantal zorgbehoevende mensen in Nederland alleen maar doorgroeit.
Neem de kwetsbaarste groep, de 85-plussers. In 2018 waren dat er 375 duizend, in 2030 zullen dat er bijna 560 duizend zijn. En het probleem is: het leeftijdscohort dat de meeste mantelzorgers levert, de 50- tot 75-jarigen, groeit al jaren veel minder snel. Dit jaar zijn er op elke 85-plusser veertien 50- tot 75-jarigen. Over tien jaar is die ratio geslonken tot een op acht. En dat daalt verder.
En dat is alleen nog maar de demografie. Vervolgens is de vraag of elke vijftiger of zestiger of jonge zeventiger daadwerkelijk overgaat tot het leveren van mantelzorg. Misschien schuiven zij hun hulpvaardige kinderen van in de twintig wel naar voren. Die weten dan in elk geval wat ze worden.
Er is een opgave van jewelste op komst. Sterker, de opgave van nu zorgt al voor problemen, zoals NRC vanaf deze woensdag beschrijft in een serie artikelen. Honderdduizenden mantelzorgers zijn overbelast, meldt het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) elk nieuw zorgrapport weer. Vergelijkingsplatform Independer repte deze maand op basis van data van CBS en RIVM over 309 duizend „zwaar- tot overbelaste” mantelzorgers, ruim anderhalf keer zoveel als tien jaar eerder.
Lees ook
Opeens waren Mariam (26) en Kadi (22) mantelzorger voor hun moeder. ‘Ik moet nu ook weer voor mezelf gaan zorgen’
Vrouw en niet meer de jongste
Neem Annette aan de Stegge (69) uit het Twentse dorp Enter, ze komt voorbij in deze NRC-serie. Aan de Stegge woont naast haar vader van 100. Ze ontbijt, luncht en dineert met hem, ze haalt hem uit bed in de ochtend en ook na zijn middagslaap. Zelfs ’s nachts is ze beschikbaar: ze slaapt een paar keer per week in zijn huis en stapt uit haar bed zodra hij haar roept. Ze doet het met liefde, in het verpleeghuis zal ze haar vader snel zien afglijden, dat weet ze zeker. Maar intussen kampt ze zelf met een aandoening aan haar ogen en is ze vermoeid. „Mijn ogen nekken me”, zegt ze.
Aan de Stegge voldoet aan het typische profiel van de mantelzorger: vrouw en niet meer de jongste. Vrouwen zijn meer dan mannen geneigd om hulp te bieden: ze voelen zich vaker verantwoordelijker voor zorgtaken, blijkt uit onderzoek van het SCP en werken ook vaker parttime. En al moet gezegd dat ook een kwart van de twintigers en dertigers weleens mantelzorg levert, vanaf middelbare leeftijd wordt het statistisch menens. De kans dat je eigen vader of moeder iets mankeert wordt nu eenmaal steeds groter, en met het klimmen der jaren geldt dat ook voor je partner. Mantelzorgers doen de administratie, maken schoon, rijden hun naasten naar de dokter, verzorgen soms zelfs hun wonden en begeleiden hen naar douche of toilet.
Zeker met dementie in het spel is overbelasting nooit ver weg. Zo’n 70 procent van de mensen met dementie woont thuis. Ruim twee op de drie mantelzorgers vindt het moeilijk alle ballen in de lucht te houden, blijkt uit de Dementiemonitor 2024, een deze maand verschenen onderzoek van Alzheimer Nederland en Nivel, een wetenschappelijk instituut dat de gezondheidszorg onderzoekt. Eén op de vijf mantelzorgers van mensen met dementie is minder gaan werken. Verlichting is niet in zicht. Het aantal mensen met dementie groeit van driehonderdduizend nu naar ruim een half miljoen in 2040.
Mantelzorg gaat bovendien over zoveel meer dan hulp aan ouderen. Het gaat ook over zorg aan chronisch zieke kinderen, aan een buurvrouw met een angststoornis, een zwager met een depressie.
Wat te doen?
‘Zorgzwaarte’
De zorgsector heeft zo zijn eigen problemen. Er is een groot tekort aan ‘handjes’ – en dat groeit. Zo zijn er nu al veertienduizend verpleeghuismedewerkers nodig en over een kleine tien jaar ruim vijftigduizend. Het beleid van de overheid is bovendien al jaren om mensen zo lang mogelijk thuis te laten wonen. Voor een plek in een verpleeghuis moet je ‘zorgzwaarte’ inmiddels zo hoog zijn opgelopen dat het thuis ook echt niet meer gaat.
Het kabinet-Schoof echoot in het hoofdlijnenakkoord wat voorgaande kabinetten ook zeggen: versterk de positie van de mantelzorger. Aan lokale cursussen voor mantelzorgers is inmiddels geen gebrek. Het zijn trainingen die je leren je in te leven in de belevingswereld van mensen met dementie, cursussen waar je steunkousen over het scheenbeen trekt van een levensgrote pop, avonden waarop je andere mantelzorgers ontmoet om even stoom af te blazen, workshops, masterclasses, enzovoort. Het Maastricht UMC+ heeft speciale ‘instructieverpleegkundigen’ die zich bezighouden met de begeleiding van mantelzorgers.
We kunnen niet blijven doen alsof de tijd van mantelzorgers gratis is
Heikel punt blijft dat mensen de mantelzorg moeten zien te combineren met al hun andere verplichtingen. Dezelfde overheid die een beroep doet op mantelzorgers, verlangt ook dat mensen meer uren per week gaan werken en verplicht hen op steeds hogere leeftijd met pensioen te gaan. Vakbond FNV pleitte eerder deze maand voor een betaald verlof voor mantelzorgers. „Bij ouders van pasgeboren kinderen vinden we het volstrekt normaal dat we ze financieel in staat stellen voor hun kinderen te zorgen”, zei vice-voorzitter Kitty Jong in het persbericht. „We kunnen niet blijven doen alsof de tijd van mantelzorgers gratis is.”
Ingeklemd
De ‘sandwichgeneratie’, zo heten de mensen die ingeklemd zitten tussen werk, de opvoeding van hun kinderen en mantelzorg. Zoals Jenny ter Wee (48) uit Arnhem. Zij is mantelzorger voor haar twee zussen met een verstandelijke beperking die in een instelling in Zwolle wonen – de een functioneert op het niveau van een vierjarige, de ander op het niveau van een baby. Tot het overlijden van haar moeder vorig jaar, die alvleesklierkanker had, was ze ook háár mantelzorger. Haar elfjarige zoon is net naar de middelbare school, een overgang waar ze voor haar gevoel soms te weinig aandacht aan kan geven „terwijl hij een van de grootste stappen maakt in zijn leven tot nu toe.”
Lees ook
Als werken én mantelzorgen te zwaar wordt: ‘Ik kon wel janken’
Ze is de wettelijk vertegenwoordiger van haar zussen, wat betekent dat zij de beslissingen neemt over onder meer het al dan niet aanpassen van medicatie. Ze spreekt met orthopeden, fysiotherapeuten en plastisch chirurgen (een van haar zussen moest een operatie ondergaan). Maar er zijn ook reguliere besprekingen met begeleiders over hoe het met de zussen gaat. Ter Wee werkt zelf drieënhalve dag per week, de besprekingen over haar zussen zijn meestal op een ‘vrije’ dag of „een halfuurtje tussendoor, online op het werk”.
Kunnen jullie vaker bijspringen? Vaker langskomen?
De instelling waar haar zussen wonen stelt bovendien tegenwoordig regelmatig de vraag die zorgorganisaties overal in Nederland aan mantelzorgers stellen: kunnen jullie vaker bijspringen? Vaker langskomen? Mee-eten zodat er toch een ‘extra iemand’ aan tafel zit? De kamer schoonmaken, uitjes organiseren? Aan Jenny ter Wee wordt ook gevraagd kleding uit te zoeken voor haar zussen – eerder deed het personeel dat. „Soms ben ik de hele dag weg en wil ik ’s avonds het liefst met m’n kind op de bank zitten of een serietje kijken, maar zit ik in plaats daarvan Zalando af te struinen.” Dat wil niet zeggen dat ze de oproep van de instelling niet begrijpt: „Mijn zussen worden ontzettend goed verzorgd, maar het personeel daar zit ook klem. Iedereen zit klem.”
Bureaucratische hindernissen
De Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 zinspeelt op een slimme combinatie van wonen en zorg als mogelijke oplossing. Denk aan de zogenoemde ‘knarrenhofjes’, woongemeenschappen waar ouderen elkaar helpen en ook jongere, hulpvaardige mensen een woning mogen betrekken. Of denk aan mantelzorgwoningen voor een oudere moeder of vader in de tuin van hun volwassen kind. Al komen mensen die zo’n mantelzorgwoning willen neerzetten, geregeld bureaucratische hindernissen tegen. Toen de moeder van de 41-jarige Bram de Jong uit Stolwijk meer en meer hulp nodig had, ging De Jong zelf in het ouderlijk huis wonen en verhuisde zijn moeder (73) naar een mantelzorgwoning op het erf. Hij werd van het ene naar het andere gemeentelijke loket gehuurd, kreeg hulp van een jurist, overwoog een rechtszaak, en werd uiteindelijk geholpen door een nieuwe, jonge ambtenaar die zijn verhaal begreep.
Je komt er niet met een verlof hier en een cursus daar, schreef het SCP in het najaar van 2023 aan de Tweede Kamer. Mantelzorgbeleid draait volgens het planbureau uiteindelijk om twee essentiële waarden: gelijkheid en solidariteit. Wil je een eerlijker verdeling van zorgtaken tussen mannen en vrouwen? Dan is een veel breder scala aan steunmaatregelen nodig, van betere kinderopvang tot flexibeler pensioenregelingen. En qua solidariteit: op hoeveel hulp van mantelzorgers mag de overheid eigenlijk rekenen en hoeveel moet de overheid toch collectief zien te regelen? Hoog tijd, zei het SCP, voor een integrale visie op mantelzorg.
De startleeftijd voor het bevolkingsonderzoek naar darmkanker moet worden vervroegd van 55 naar 50 jaar, vindt de Maag Lever Darmstichting. Dat is ook de Europese aanbeveling; in andere Europese landen en ook internationaal is dit al gebruikelijk. De stichting overhandigt daarvoor dinsdag een petitie aan het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Meer dan 50.000 mensen hebben die ondertekend.
Nu krijgt iedereen tussen 55 jaar en 75 jaar om de twee jaar een paarse envelop in de brievenbus, met de oproep om wat ontlasting op te sturen. Als daar bloedspoortjes in zitten, volgt een coloscopie: een maag-darm-leverarts onderzoekt de binnenkant van de darm met een camera op een flexibele slang. Ieder jaar krijgen 12.000 mensen de diagnose darmkanker. In 2022 stierven 4.500 mensen aan de ziekte. Drie vragen over een verlaging van de beginleeftijd voor de darmkankerscreening.
1 Waarom wijkt Nederland af van de Europese aanbeveling?
Het bevolkingsonderzoek darmkanker is in Nederland in 2014 geïntroduceerd voor mensen tussen 55 jaar en 75 jaar. Daarbij is afgeweken van de aanbeveling van de Europese Gezondheidsraad om te beginnen vanaf 50 jaar. De belangrijkste reden was dat er te weinig capaciteit was om coloscopieën uit te voeren. Daarom is de invoering ook in fases gegaan: jaarlijks werden nieuwe leeftijdsgroepen toegevoegd, pas sinds 2019 wordt de volledige leeftijdsgroep opgeroepen.
„Die coloscopiecapaciteit is nu voldoende”, zegt Manon Spaander, maag-lever-darmarts in het ErasmusMC. Toch adviseerde de Gezondheidsraad in 2022 opnieuw om de beginleeftijd op 55 jaar te houden, maar met een proef uit te zoeken of screening vanaf 50 jaar zinvol is.
2 Hoeveel levens zou screening vanaf 50 jaar redden?
In 2022 overleden 161 mensen tussen 50 en 54 jaar aan darmkanker, Bijna 700 mensen tussen 50 en 54 jaar kregen de diagnose darmkanker. Bij 65 procent van hen, zo’n 455 personen, was de kanker al uitgezaaid – je merkt vaak pas in een later stadium dat je ziek bent. Uitzaaiingen bij darmkanker kunnen zich beperken tot de lymfeklieren in de buurt van de tumor, maar ze kunnen ook in de lever zitten, het buikvlies, de longen, of in lymfeklieren verder weg van de tumor. „De overlevingskans bij uitgezaaide darmkanker ligt tussen 10 tot 30 procent”, zegt Spaander. „Bij een beperkte uitzaaiing kunnen we wel beter behandelen dan vroeger, maar niet meer genezen.”
Door ook die jongere leeftijdsgroep op te roepen, zal darmkanker vaker in een vroeg stadium ontdekt worden. „Dan is het meestal goed te genezen. De behandeling is vaak ook minder zwaar.”
Het bevolkingsonderzoek loopt nog te kort om te kunnen vaststellen of het inderdaad sterfte aan darmkanker voorkomt. „Dat gaan we nu onderzoeken. Maar we vinden meer mensen met kanker in een vroeg stadium, dat maakt aannemelijk dat je ook minder sterfte krijgt”, aldus Spaander.
Het effect valt of staat bij de opkomst. De laatste drie jaar geven steeds minder mensen gehoor aan de oproep voor het bevolkingsonderzoek. De opkomst is nu 57 procent, bij de introductie was dat nog 70 procent. Hoe dat komt is niet duidelijk.
3 Zijn er nadelen aan het verlagen van de screeningsleeftijd?
Een screening onder grote groepen gezonde mensen levert altijd fout-positieve uitslagen op: een aanwijzing voor kanker die bij nader onderzoek loos alarm blijkt. Het bloed in de poep komt dan bijvoorbeeld door een aambei. Dat levert onnodige onrust op bij deze mensen, en ze moeten een vervelend kijkonderzoek ondergaan. „Voor deze leeftijdsgroep nemen we aan dat dit hetzelfde is als voor 55-jarigen: zo’n 3 tot 4 op de 10 positieve uitslagen blijken achteraf fout”, aldus Spaander. Ze verwacht een geringe toename van darmkankergevallen – en daarmee kosten – als de leeftijdsgrens wordt verlaagd naar 50 jaar. „Je voorkomt hiermee juist darmkanker bij de mensen vanaf 55 jaar.”
Deze foto is typerend voor de afgelopen tijd in Ugchelen, vindt Chris de Winter (72). Hij tikt op een zwart-witfoto in De Bron, dat op de keukentafel ligt in zijn ruime twee-onder-een-kapwoning. De Winter is redacteur van het kerkdorpsblaadje en schreef namens de plaatselijke PKN-kerk een stukje in de editie van 23 oktober. De foto toont een stuk karton dat tegen een raam van een oude basisschool in Ugchelen is geplakt. „Elk mens verdient een warme plek!”, staat erop, met een getekend hartje erbij. En daar weer onder, in een ander handschrift: „Behalve vluchtelingen.”
Begin oktober kondigde Apeldoorn aan dat de gemeente tot 31 december honderd noodbedden wil neerzetten in het oude schoolgebouw in Ugchelen, voor vluchtelingen die tijdens hun aanmeldproces niet meer in aanmeldcentrum Ter Apel terechtkunnen. Het oude gebouw staat midden in het dorp. Met honderd meter verderop de spiksplinternieuwe katholieke basisschool, de bso en het kinderdagverblijf.
Meteen na aankondiging van het plan ontstaat protest. De gemeente besluit na een dag al dat de opvang wordt beperkt tot een nachtnoodopvang. Toch laten ouders van leerlingen en omwonenden van de basisschool van zich horen. Er worden spandoeken bij het oude schoolgebouw opgehangen, met teksten als „Niet naast onze kinderen, dat moeten we verhinderen” en „AZC heilig, school onveilig”.
In een appgroep met zo’n zestig mensen spreken we af wie ’s avonds gaat staan als er bussen komen
Op 9 oktober gooit een onbekend persoon een explosief in de beoogde nachtopvang. Door de schade moet de komst van asielzoekers worden uitgesteld. Op een daaropvolgende informatieavond van de gemeente voeren woedende tegenstanders volgens aanwezigen het hoogste woord. Maar burgemeester Ton Heerts wijkt niet verder af van het plan.
Wanneer voor de tweede keer, laat in de avond, een bus met asielzoekers uit Ter Apel het dorp binnenrijdt, wordt die opgewacht door een groepje buurtbewoners. De asielzoekers worden uitgejouwd. Op beelden is te zien dat politiemensen een haag vormen, zodat de vluchtelingen naar binnen kunnen lopen. „Kijk eens, mooie kleertjes”, roept een buurtbewoner. Een ander: „Hij heeft nog een duurdere jas dan ik!” Iemand die uit de bus stapt heeft een gitaar op zijn rug, waarop hoongelach klinkt.
Een maand later is het stil in het dorp. Journalisten en cameraploegen hebben het protest gefilmd, ouders en omwonenden gesproken en vertrokken weer. De spandoeken bij het oude schoolgebouw werden weggehaald, de schade van de explosie is gerepareerd. Pas twee keer hebben asielzoekers de nacht doorgebracht in Ugchelen.
Welke gevoelens blijven hangen bij bewoners?
‘Perfect’
Wie Ugchelen inrijdt, ziet aan de dorpsrand grote, vrijstaande koophuizen en lanen met hoge bomen. In de dorpskern enkele huurwoningen. Ugchelen heeft een protestants kerkje, een supermarkt en een winkelstraat met rode klinkers. Het dorp heeft zo’n 6.000 inwoners, van wie een derde ouder is dan 65. Er zijn wandelclubs, een tennisvereniging en ’s avonds wordt er gebiljart in het dorpshuis Ugchelens Belang. De gelijknamige dorpsvereniging organiseert jeugddisco’s en een sinterklaasintocht. De buurtbus draait op vrijwilligers.
Bas te Riele (55) en Jaap van de Kamp (57) vinden Ugchelen „fijn en groen”. Ze drinken een alcoholvrij biertje in het dorpshuis. Aan de andere tafels wordt gekaart, het vrouwenkoor is net klaar met repeteren en de biljartclub verorbert een bittergarnituur. Te Riele woont al zijn hele leven in Ugchelen, Van de Kamp sinds een paar jaar. „Maar ik voel me geen nieuwkomer”, zegt hij. „Als je een beetje je best doet, is het een open gemeenschap.”
Ja, ze zien overal in het land weerstand tegen asielopvang, maar bijna iedereen die NRC in Ugchelen spreekt, zegt dat ze het hier niet op deze manier hadden verwacht.
Kritisch
„Ik had verwacht dat mensen kritisch zouden zijn, maar niet discriminerend,” zegt een man bij de biljarttafel. Vanwege de gevoeligheid van het onderwerp wil hij anoniem blijven. De biljarter was op de informatieavond: „Voor mijn gevoel hadden een paar ouders van basisschoolkinderen de overhand en die reageerden heel agressief.”
De dorpsraad heeft slechts vier of vijf mails en een belletje over de kwestie gehad, zegt voorzitter Te Riele. „En die berichten waren niet negatief, eerder vragend.” Dat komt volgens medebestuurslid Van de Kamp misschien omdat de raad niet overal bekend is, maar ook omdat maar een klein deel van het dorp rond de school woont. „Degene die het hardst schreeuwt, krijgt de aandacht, hè”, zegt Te Riele.
„Jij bent de spreekbuis van Ugchelen, hebben de mensen het veel over de asielzoekers?”, vraagt Te Riele aan de uitbaatster van Ugchelens Belang, Gonny Bakker (‘Gon’), die een schaal gevulde eieren voor de mannen neerzet. Ze schudt haar hoofd. „Heel Nederland had het erover. Maar nu valt het mee.” Kent ze mensen die enorm tegen zijn? Ze denkt na. „Nee, ik zou het niet weten.”
Degene die het hardst schreeuwt, krijgt de aandacht
Toch zijn de tegenstanders er wel degelijk. „Wij zijn de harde kern”, zegt Ugchelenaar Taco Oosterkamp (44). Hij heeft vier kinderen van basisschoolleeftijd en maakt zich zorgen. „Deze mensen uit de bussen zijn niet gescreend, wij zijn zo het afvoerputje van Ter Apel.” Oosterkamp maakte de protestspandoeken en hing ze aan de oude school. „In een appgroep met zo’n zestig mensen spreken we af wie er ’s avonds gaat staan als er bussen komen. Dan tellen we de mensen, kijken we of het COA zich aan de afspraken houdt.”
Kan hij zich voorstellen dat andere dorpsbewoners dat intimiderend vinden? „Een paar mensen in de groep zijn soms iets te enthousiast, om het maar zo te zeggen. Ik begrijp ze wel, er komt veel emotie bij kijken.”
„Ik weet niet hoe ik het moet uitleggen”, zegt Ramona Schol (42), in de deuropening van haar huis achter de basisschool als ze wordt gevraagd naar haar precieze zorgen over de asielzoekers. „De kinderen op school zijn zo’n opvang niet gewend. Er komen alleen mannen en je weet niet wat die mensen hebben meegemaakt.” [Een incorrect beeld: volgens de site van de gemeente kunnen er ook vrouwen komen.]
Schol: „Vroeger was ik hier helemaal niet zo mee bezig. Maar nu denk ik: we zijn ons de hele tijd aan het aanpassen. Overal worden moskeeën gebouwd en Sinterklaas is niet meer wat het was. Er zijn weinig woningen, waarom gaan wij niet voor?” De landelijke discussie over „de grenzen dicht” vormde misschien ook wel haar mening, denkt ze.
Appgroep
De Winter, van de dorpskrant, blijft achter met een oncomfortabel gevoel, zegt hij. In de buurtpreventie-appgroep laaide direct na de aankondiging van de gemeente een discussie op. „Iemand schreef: ‘Hoorden jullie dat er een asielzoekerscentrum komt? Onze veiligheid is in het geding.’ Mensen reageerden gelijk: ‘Hoezo? Moeten we bang zijn voor deze mensen?’” vertelt De Winter.
Uiteindelijk wordt een aparte appgroep opgericht voor „iedereen die zich zorgen maakt” over de noodopvang. „Niet zeuren als het straks uit de klauwen loopt,” zegt iemand nog ter afscheid.
De harde tegenstanders hebben volgens sommige dorpelingen een „racistische” of „bevooroordeelde” mening. Tegenstanders zouden asielzoekers op de informatieavond ‘spermabommen’ en ‘criminelen’ hebben genoemd. De rest van het dorp lijkt juist goed op haar woorden te passen.
De Winter wilde op de informatieavond een „tegengeluid” laten horen, maar deed het niet. En wie zwijgt, stemt toch een beetje toe. „Dat voelt ongemakkelijk”, zegt hij. „Maar een paar mensen waren heel boos.” Hij vraagt zich af of een tegengeluid zou hebben geholpen. „Ik denk dat de situatie alleen maar was geëscaleerd.”
De Winter schreef namens de kerk in De Bron enerzijds „de zorgen van ouders en omwonenden serieus” te nemen en begrip te hebben voor „gevoelens van onveiligheid”, maar anderzijds moeite te hebben „met de wijze waarop de asielzoekers worden bejegend”. Over die zin heeft hij lang nagedacht. „We willen mensen niet het gevoel geven dat ze geen onveiligheid mogen voelen. Maar dat betekent niet dat hun gevoel terecht is.”
Ugchelenaar Erik van Capelleveen (69) las het stukje ook. „Dit is zo zoet als het maar kan”, zegt hij als uitgesproken voorstander van de noodopvang. „Ze willen natuurlijk niks plaatsen waar iemand zich aan kan storen.” In zijn hal staat een rieten mand met stroopwafels, per stuk verpakt in plastic. Elk krijgt een labeltje met ‘welkom’ erop en Van Capelleveen en zijn buurman willen de wafels – met toestemming van het COA – op de bedden in de noodopvang leggen. Hun actie gaat vergezeld met een ingezonden brief in De Bron, „waarin we schrijven hoezeer we ons schamen voor hoe Ugchelen in het nieuws kwam”, zegt hij.
Lees ook
Arnhem verruimt opvang voor asielzoekers en statushouders: ‘Dat zit in ons dna’
Polarisatie
Ugchelenaar en ChristenUnie-raadslid Peter Kranenburg, die met een vervelend gevoel terugkijkt op de gebeurtenissen, denkt dat de ‘zwijgende meerderheid’ zich niet uitspreekt, omdat het niets oplevert. Tegenstanders verenigen zich in een appgroep. Zodra ze worden tegengesproken, richten ze weer een nieuwe groep op. „Zo blijven ze elkaar versterken in hun ideeën.”
Van Capelleveen merkt dat hij het moeilijk vindt om met tegenstanders te praten. Toen hij op een avond de hond uitliet, sprak hij een groepje buurtbewoners dat op de bus uit Ter Apel wachtte. Hij vroeg wat hun bedoeling was. „Dan beginnen ze meteen over de risico’s voor hun kinderen.” De zestiger sloeg dicht. „Zij zijn meteen heel emotioneel – en ik ook. Dan wordt een gesprek lastig.”
Komen mensen met verschillende meningen elkaar wel tegen? De Winter, Van Capelleveen en de mannen van de dorpsraad hebben niemand in hun kring met een compleet andere mening.
Renee Rox (62) leunt in een voortuin op een schop. „In mijn kring was niemand echt hard tegen de opvang”, zegt hij. „Mensen van buiten Ugchelen denken nu misschien dat iedereen tegen is, dat is onzin.” De kennis, van wie deze tuin is die Rox aan schoffelen is, was niet positief. „Ik zei net tegen hem: als je zelf in zo’n situatie zit, ben je ook blij dat je geholpen wordt toch? ‘Ja’, zei-ie. ‘Da’s ook wel waar.’”
Tegenstander Taco Oosterkamp kent genoeg mensen die geen probleem hebben met de opvang. „Van mijn twintig buren zijn vijftien voor”, zegt hij. „Ik praat wel met hen, maar het is gewoon hun mening. Er valt niet over te discussiëren.”
Risico’s
De dorpsraad kreeg van een inwoner de vraag of de raad iets in de discussie kan betekenen. „Dat vind ik lastig”, zegt Te Riele. „Misschien is het een zwaktebod, maar ik heb niet de illusie dat we die boze mensen kunnen laten inzien hoe de rest denkt. De polarisatie is te groot.” En uiteindelijk, wil Van de Kamp toevoegen, is er nu heel weinig aan de hand in Ugchelen. Dus waarom zou je het vuur opnieuw aanwakkeren?
Taco Oosterkamp vindt de polarisatie niet erg. „Iedereen moet vrijuit zijn mening kunnen geven. En ja, sommigen gaan dan over de schreef. Die heb je altijd.”
Van Capelleveen hoopt juist dat de dorpelingen nog reflecteren op hun eigen rol. „Ik zou het echt rot vinden als 31 december de tijdelijke opvang stopt en dat we dan vergeten dat deze nare dingen hier gebeurden.”
Intussen hebben slechts twee keer mensen in het oude schoolgebouw overnacht. Ter Apel kampt nog steeds met capaciteitsproblemen, maar kiest eerst voor nabijer gelegen crisisnoodopvanglocaties. Vindt Oosterkamp zijn protest niet een hoop gedoe om niets? „Nee”, zegt hij. „Zonder onze opstand had de gemeente het plan voor een dagnoodopvang niet veranderd in een nachtnoodopvang. Dat hebben wij wel voor elkaar gekregen. Zeker weten.”
Lees ook
Albergen maakt zich op voor komst asielzoekers. ‘Van mij mogen ze komen’, zegt de een, een ander kocht een tweede hond