De duivel heeft de beste argumenten bij Dostojevski

Recensie

Boeken

Dostojevski Zijn parabel ‘De groot-inquisiteur’ heeft veel schrijvers en wetenschappers geïnspireerd. Letterkundige Helmuth Lethen laat dat zien in een fascinerend boek.

Anne Wiazemsky, Valerie Dreville en Alain Claessens in een scène van de televisiefilm De groot-inquisiteur. Foto Jean Pierre Leteuil/Getty Images
Anne Wiazemsky, Valerie Dreville en Alain Claessens in een scène van de televisiefilm De groot-inquisiteur. Foto Jean Pierre Leteuil/Getty Images

God mag dan misschien dood zijn, de duivel is nog altijd zeer levendig. Met die prikkelende constatering begint de Duitse letterkundige Helmut Lethen zijn fraaie studie Der Sommer des Gross-Inquisitors. Über die Faszination des Bösen. Lethen beschrijft in zijn boek de lange doorwerking van Fjodor Dostojevski’s beroemde parabel ‘De groot-inquisiteur’.

Dostojevski’s verhaal is onderdeel van zijn laatste grote roman De broers Karamazov, maar is ook als op een op zichzelf staand geheel uitgegeven en ook zo gelezen. In de parabel laat de schrijver Jezus terugkeren op aarde in Sevilla in de zestiende eeuw – de tijd van ketterverbrandingen tijdens de Spaanse inquisitie. De groot-inquisiteur laat Jezus vrijwel onmiddellijk in de boeien slaan. In een duistere cel ontspint zich vervolgens een lange monoloog waarin hij zijn autoritaire en hardvochtige regime verdedigt tegenover de zwijgende Christus.

De kerk heeft zich ingelaten met de wereldse macht en is ver verwijderd geraakt van de ethiek die Jezus uitdroeg. Dat ontkent de groot-inquisiteur niet; hij verdedigt dat juist met overtuiging. Jezus heeft de mens in al zijn zwakte en behoeftigheid volgens hem namelijk schromelijk overvraagd. Mensen zijn zwakke, verscheurde schepsels, die snakken naar een sterke hand; een ‘draaglijke orde’ die zowel geheimzinnig als eenduidig en absoluut moet zijn. De zuivere ethiek van het oorspronkelijke christendom mag dan gebaseerd zijn op immateriële waarden als morele vrijheid, naastenliefde en geweldloosheid. Maar met zo’n hoge standaard laat Christus de mensen feitelijk in de steek. Al die vrijheid levert alleen maar gekwelde zielen op. Dát is pas echt inhumaan, aldus de groot-inquisiteur.

Vormvijandige angsthaas

Voor Dostojevski zelf was het laatste woord hiermee niet gezegd. Hij laat de parabel in zijn roman uitspreken door Iwan Karamatsjov, een bitter, cynisch en opstandig personage. Hij denkt zijn woorden elders in de roman te kunnen weerleggen met oprechte gelovigheid – onder meer in het personage Aljosja, de goede broer Karamazov. Maar veel lezers van Dostojevski zijn daar beduidend minder zeker van. Heeft de duivel niet gewoon de beste argumenten? De leer van de groot-inquisiteur kan in ieder geval niet zomaar van tafel worden geveegd.

Lethen ziet in de parabel een ‘traktaat over hegemonie.’ De groot-inquisiteur neemt ‘met de scherpzinnigheid van de Realpolitiker’ een voorschot op ‘de politieke theorie van de twintigste eeuw’. Zijn woorden zijn onder meer te lezen als een voorafschaduwing van de totalitaire regimes van de twintigste eeuw.

De rechts-radicale jurist Carl Schmitt beriep zich in de Weimar-republiek expliciet op Dostojevski’s verhaal bij het ontwikkelen van zijn invloedrijke anti-liberale machtsdenken. De boodschap van de groot-inquisiteur is in de ogen van Schmitt onweerlegbaar – alleen een ‘vormvijandige’ angsthaas als Dostojevski ziet daarin een overwinning van de duivel.

Schmitt leest Dostojevki zo onverkort als ‘een apologie van de tiran’, meent Lethen. Na 1933 zou Schmitt zich als ‘kroonjurist van het Derde Rijk’ aan de kant van het nationaal-socialisme scharen.

Een van de eerste vertalingen van Dostojevski’s verhaal verscheen in november 1881 in het huisblad van de theosofische beweging van Madame Blavatsky. In het verhaal valt zonder veel omwegen een vernietigende aanval te lezen op georganiseerde religie, waarvoor de theosofie een alternatief dacht te bieden.

De invloed van ‘De groot-inquisiteur’ op het denken van socioloog Max Weber steekt gecompliceerder in elkaar. Dostojevski had invloed op de formulering van Webers beroemde onderscheid tussen zogeheten ‘Verantwortungsethik’ en ‘Gesinnungsethik’.

Zuivere idealen

Dat laatste begrip is verwant aan de boodschap van Christus bij Dostojevski: daarmee wordt een utopische ethiek aangeduid die zich richt op zuivere idealen. De betekenis van ‘Verantwortungsethik’ komt een behoorlijk eind in de buurt van de woorden van de groot-inquisiteur: dat is een ethiek die om het gewenste resultaat te bereiken bereid is zowel water bij de wijn te doen als vuile handen te maken.


Lees ook deze recensie van een biografie van Dostojevski

Webers voorkeur ligt bij die laatste vorm van ethisch denken en handelen. Wie in de politiek concrete doelen wil bereiken, zal zich moeten inlaten met ‘Verantwortungsethik’. De aanhangers van pure ‘Gesinnungsethik’ zijn gedoemd om aan de zijlijn te blijven staan.

In zijn rede ‘Politiek als beroep’ in München in 1919 beroept Weber zich dan ook op Dostojevski. De groot-inquisiteur is volgens hem een ‘Verwantwortungsethiker’ aangezien hij rekening houdt met ‘de ethische irrationaliteit van de wereld’ en ‘de tekortkomingen van mensen’. Met de ‘heiligen van Dostojevski’ zal nooit ergens een revolutie of een maatschappelijke omwenteling te bewerkstelligen zijn. Wie aan politiek wil doen, moet volgens Weber bereid zijn ‘een pact met demonische krachten’ te sluiten. Onmacht is geen morele verdienste.

Lethen voert de lezer zo kalm en ontspannen langs de receptie-geschiedenis van Dostojevski’s verontrustende verhaal. Zijn boek is meer een persoonlijk essay dan een strak betoog. De ernst van het thema verdraagt zich niet helemaal met zo’n onthechte aanpak. Het verschil met de stijl van Dostojevski, die altijd in vuur en vlam staat, is in ieder geval groot. Maar de ontspannen toon maakt het boek ook een plezier om te lezen.

De titel is wat ongelukkig gekozen. De zomer van de groot-inquisiteur moet natuurlijk een lange barre winter zijn. De ondertitel is eveneens niet helemaal geslaagd: ‘Over de fascinatie van het kwaad’. Niet of het kwaad fascineert is belangrijk (dat doet het), waar het om gaat is of het kwaad gelijk kan hebben.

Dostojevski is juist zo’n meesterlijke auteur omdat hij die vraag serieus probeert te beantwoorden. Bij hem blijft dat wel steeds iets anders dan het kwaad gelijk géven. Zijn lezers zijn soms beduidend minder voorzichtig.