Hoe kon Bernhard zo’n snelle opmars maken als ‘oorlogsprins’?

Recensie

Boeken

Prins Bernhard Bernhards ster rees snel in de Tweede Wereldoorlog. Maar was het wel zo’n goed idee om de prins zoveel macht te geven, vraagt Dik van der Meulen zich af. Hij dist de verhalen over zijn oorlogsverleden smakelijk op.

Prins Bernhard in een jeep omringd door officieren, waarschijnlijk in Nijmegen.
Prins Bernhard in een jeep omringd door officieren, waarschijnlijk in Nijmegen.

Foto Willem van de Poll/Nationaal Archief

Toen de Duitsers in de vroege ochtend van 10 mei 1940 Nederland binnenvielen was prins Bernhard de eerste van de koninklijke familie in Huis ten Bosch die het hoorde. Hij kleedde zich aan, maakte zijn schoonmoeder (koningin Wilhelmina) wakker, en haastte zich de tuin in. Samen met een sergeant van de wacht nam hij overvliegende Duitse bommenwerpers onder vuur, vertelde hij later. Met een machinepistool.

Nadat Bernhard even naar binnen was gegaan om zich te scheren, hoorde hij gejuich, zei hij tegen zijn biograaf Alden Hatch, omdat één van de vliegtuigen was geraakt. ‘De sergeant had hem neergeschoten en het speet me verschrikkelijk dat ik zelf niet iets langer was gebleven, want dan had ik hem te pakken gekregen.’

Is het stoere praat of echt zo gegaan, vraagt Dik van der Meulen zich af in Bernhards oorlog. Het verhaal is regelmatig afgedaan ‘als het product van [Bernhards] rijke fantasie’, schrijft hij. Maar in 2013 bevestigde Gerard Hillenaar, destijds paleiswacht, de lezing van de prins. ‘Prins Bernhard’, zei hij, ‘die in het paleis aanwezig was, was naar buiten gelopen en stond naast mij op het plein van het paleis met een machinepistool ook op het Duitse vliegtuig te schieten.’ Dat er een vliegtuig, een Junkers Ju-52, werd neergehaald, is ook gedocumenteerd. Alleen betwijfelt Van der Meulen of de handwapens van de paleiswacht daar iets mee te maken hadden. ‘Naar alle waarschijnlijkheid had een nabijgelegen luchtafweergeschut het toestel geraakt.’

Over prins Bernhard is al heel wat geschreven, zoals een prachtig boek van Annejet van der Zijl (Bernhard. Een verborgen geschiedenis). En toch is de man nog altijd omhuld door mythes. In Bernhards oorlog zet Dik van der Meulen, schrijver van een veelgeprezen Multatuli-biografie waarvoor hij de AKO Literatuurprijs kreeg, een aantal bewezen en onbewezen verhalen over het oorlogsverleden van de prins op smakelijke wijze op een rij.

De stadhoudersbrief, waarin Bernhard de nazi’s in 1942 zou hebben voorgesteld namens Hitler ‘stadhouder’ te worden van een geannexeerd Nederland: ‘niet waarschijnlijk’, oordeelt Van der Meulen. De waarschuwing van Bernhard aan het adres van de Britse bevelhebber Montgomery dat de geallieerde operatie Market Garden in 1944 gedoemd was te mislukken: ‘zeer betwistbaar’. De door de prins in september 1944 bij een bezoek aan bevrijd gebied geuite wens dat 200 gevangen genomen Nederlandse SS’ers zouden worden geëxecuteerd: ‘blijkt te kloppen’, maar de commandant van de Prinses Irene Brigade stak er een stokje voor.

Uiteraard is er ook aandacht voor de ‘vriendinnen’ die Bernhard tijdens de oorlog in Londen zag, terwijl Juliana met de kinderen in Canada zat.

Doorgestreepte woorden

Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog was Bernhard een legerkapitein met een louter titulaire status (‘à la suite’). Aan het einde was hij echt viersterrengeneraal en stond hij aan het hoofd van het georganiseerde verzet, de Binnenlandse Strijdkrachten. Centraal in het boek staan twee vragen: hoe was die snelle opmars mogelijk, en was het wel zo verstandig Bernhard zoveel invloed te geven?


Lees ook deze recensie van het vorige boek van Dik van der Meulen

Het antwoord op de eerste vraag heeft alles te maken met de rol die koningin Wilhelmina speelde tijdens de oorlog. Zij vond het oorlogskabinet in Londen zoals bekend een stelletje slappelingen – reden om premier Dirk de Geer in augustus 1940 te vervangen door Pieter Gerbrandy. In Londen was er geen parlement, en Wilhelmina droomde van een nieuw naoorlogs staatsbestel waarin de monarchie blijvend de boventoon zou voeren. Bernhard fungeerde daarbij als vooruitgeschoven post. Hij kreeg snel hogere rangen in het leger. Uiteindelijk werd hij schout-bij-nacht van de marine, generaal-majoor van de landmacht en hetzelfde van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL). Maar, zo was de bedoeling, nog altijd titulair.

Nadat koningin Wilhemina het Koninklijk Besluit daartoe had ondertekend bleek er iets opmerkelijks te zijn gebeurd. De woorden ‘à la suite’ waren doorgehaald, waardoor de rangen niet langer honorair waren. Ministers waren verontwaardigd, maar lieten het erbij.

Eerdere onderzoekers stelden dat het de koningin was geweest die de woorden had doorgestreept. Dik van der Meulen kan het mysterie ook niet definitief oplossen, na bestudering van de inkt sluit hij niet uit dat het ‘een onbekende hand’ was, die overigens wel moet hebben gehandeld in de geest van de vorstin. Het liefst had Wilhelmina haar schoonzoon opperbevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten zien worden, maar dat zagen de geallieerden niet zitten. Als bevelhebber van de Binnenlandse Strijdkrachten, het verzamelde verzet, had hij niettemin toegang tot geallieerde hoofdkwartieren en zou hij ook aanzitten bij de capitulatie van de Duitsers.

Voor de oorlog liep Bernhard als Wilhemina’s persoonlijk adviseur van de strijdkrachten ook ongehinderd kazernes binnen en het Algemeen Hoofdkwartier van de Generale Staf. ‘Onverstandig’, stelt Dik van der Meulen. Bernhard hield hechte banden met Duitsland na zijn huwelijk met Juliana in 1937. In hofkringen en in het kabinet was bekend dat hij lid was geweest van de gemotoriseerde afdelingen van de Sturmabteilung (SA) en de Schutzstaffel (SS). En: ‘er zijn aanwijzingen dat hij in contact stond met zowel het Duitse opperbevel als met de SS’, schrijft Van der Meulen.

‘Brief an Prinzen’

In zijn epiloog somt hij die aanwijzingen op, vier zijn het er. Eén: op 15 oktober 1939 schreef de Duitse legerleider Franz Halder in zijn militaire dagboek dat de Duitse troepen overwogen Frankrijk binnen te vallen via België en Zuid-Limburg. Om dat te regelen zou generaal Alfred Jodl een ‘Brief an Prinzen’ schrijven. Twee: een brief van 12 februari 1940 van Reinhard Heydrich, hoofd van de Sicherheitspolizei en Sicherheitsdienst, aan minister van Buitenlandse Zaken Von Ribbentrop, waarin hij zegt van een informant met uitstekende contacten in Nederlandse regeringskringen te hebben gehoord dat zo’n manoeuvre niet op veel weerstand zal stuiten. Drie: een korte notitie van Reichsführer SS Heinrich Himmler over een ontmoeting met Hitler in mei 1940: ‘Brief Prinz Bernhard vorgelegt.’ Vier: een opmerking van Himmler in mei 1942 tijdens een verhoor van verzetsman Pim Boellaard. Over Bernhard zou hij hebben gezegd: ‘Eerst verraadt hij zijn eerste vaderland en nu zijn tweede.’

Geen van deze vondsten is nieuw, daarover is Van der Meulen eerlijk. Over de brief van Heydrich bijvoorbeeld schreef Loe de Jong al in Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog (in een voetnoot, dat wel).

Spannend is het wel, als je deze ‘aanwijzingen’ zo op een rij ziet. Maar heel sterk zijn ze niet. Van der Meulen vraagt zich, over de notitie van Himmler, hardop af of die met Hitler heeft gesproken over een brief van of aan de prins. Een brief van Bernhard aan Hitler, dat zou wat zijn. Maar wat als het slechts een brief was over Bernhard? En wat die opmerking van Himmler tijdens het verhoor van Pim Boellaard betreft: die kan toch ook gewoon tot doel hebben gehad de verzetsman te sarren, zonder dat er enige grond voor was?

Daarmee is niet gezegd dat Bernhards oorlog een overbodig boek is. Want schrijven kan Dik van der Meulen. Het verhaal van de prins in oorlogstijd leest als een spannend jongensboek. Van der Meulen vat Bernhards oorlogsjaren dan ook samen met een uitspraak van de Britse koning George VI over de prins, die ‘vermoedelijk apocrief’ is, maar ‘de werkelijkheid niettemin dicht benadert’: ‘Van alle mensen die ik ken ben jij de enige die echt van de oorlog genoten heeft.’