‘We delen één badkamer met zijn twaalven’

Timo: „Toen ik op kamers ging, wist ik meteen dat ik met alleen maar mannen wilde wonen.” Niels: „Als zestienjarige ging ik vaak bij mijn oudere broer langs die in een studentenhuis woonde met vijftien andere jongens. Dat vond ik zo vet, dat wilde ik later ook.”

Sander: „Met alleen maar jongens heb je een andere dynamiek dan als er ook meiden bij zijn. Het is wat ruwer, denk ik. Er zit iets minder een filter op.”

Timo: „Je gaat je hele leven waarschijnlijk nog met een vrouw wonen, dus het is nu wel leuk om alleen met gasten te zijn.”

Niels: „We zijn sowieso een heel hecht huis.”

Sander: „In het begin vond ik het wel hectisch en chaotisch om met zoveel man samen te wonen.”

Timo: „Je gaat van een situatie thuis met je ouders naar opeens een huis met twaalf gasten waarbij iedereen altijd samen is. Maar het went snel. Thuis bij mijn ouders verveel ik me nu altijd helemaal kapot.”

Timo: „We proberen in huis zoveel mogelijk dingen samen te doen. Zo heeft niemand een tv op z’n kamer: als je tv wilt kijken, doe je dat in de gemeenschappelijke woonkamer. Ook staan de deuren van onze kamers altijd open, zodat je makkelijk bij iemand kunt binnenvallen voor een praatje.”

Sander: „We delen één badkamer met z’n twaalven. Ja, dat gaat altijd goed. Iedereen is ’s ochtends heel snel.”

Niels: „De grootste en mooiste kamers van het huis deel je met een huisgenoot. We hebben een systeem waarbij je rouleert en om de zoveel tijd ben je aan de beurt. Ik deel mijn kamer met een jongen die best een sloddervos is, terwijl ik juist heel geordend ben. Daar heb ik me een half jaar flink aan geërgerd. Nu laat ik het maar gaan.”

Sander: „Een kamer delen is een kwestie van communiceren. Timo en ik delen een kamer en hebben allebei een vriendin. Dan app je elkaar: slaap jij thuis vanavond? Dan ga ik naar haar – en andersom.”

Niels: „Mijn kamergenoot is soms wat minder attent. Die is weleens bezopen met een meisje thuis gekomen en die gingen… ja, aan de gang, zeg maar. Achteraf heb ik wel aangegeven dat ik dat een beetje a-relaxt vond. Je moet natuurlijk coulant zijn in zo’n huis, maar als iemand té luidruchtig is, mag je er wat van zeggen.”

Eigen huisbaas

Timo: „In 1992 heeft een groep huisgenoten het pand kunnen kopen van de woningbouwvereniging. Sindsdien zijn we eigen huisbaas. Daardoor betalen we per persoon 245 euro aan contributie per maand. Dat is echt niet veel. Wel moet er door het jaar heen best veel geregeld worden, maar dat is goed georganiseerd.”

Sander: „Om ons te helpen, is er een adviesraad van oud-huisgenoten. Een keer per halfjaar komen we bij elkaar. Dan wordt de staat van het huis besproken, de financiën.”

Timo: „Twee keer per jaar hebben we een klusweekend. Dan kitten we de randen van de badkamer of geven de muren een likje verf.”

Niels: „Verder hebben we één keer in de twee jaar een groot huisfeest. We gaan op huisweekend, vorige maand nog naar Edinburgh. Met Kerst is er een groot diner en als je jarig bent, moet je zelf een taart bakken. Anders word je niet gefeliciteerd.”

Sander: „Het is hier heus weleens vies. We maken iedere dinsdag schoon, maar daarna takelt het vrij snel weer af.”

Niels: „Op dinsdag verzamelt iedereen om half zes beneden in de keuken. Dan gaat de helft het huis schoonmaken en de andere helft koken. Anderhalf uur later heb je een schoon huis én een bordje eten voor je neus. Ideaal.”

Balletjes hoog houden

Timo: „Als student heb je redelijk wat balletjes hoog te houden. Studie, huis, vereniging, een vriendin, een sociaal leven. Ik werk er nog bij als gastheer in een galerie. Probeer naar de sportschool te gaan en af en toe naar mijn ouders. Dat was in het begin best een uitdaging. Je komt vanuit een thuissituatie met je middelbare school, je sport en dat was het wel. Hier moest ik opeens zelf mijn studie gaan inplannen, zelf werk vinden, m’n eigen was doen.”

Sander: „Je bent veel meer op jezelf aangewezen opeens.”

Niels: „Dat moet je leren, maar het helpt wel dat je er hier meteen elf grote broers bij krijgt. Zij kunnen je wegwijs maken in huis en op de uni.”

Timo: „Exact. Zo krijg je er steeds meer grip op. En wat we ook belangrijk vinden hier in huis, is dat we een beetje op elkaar letten. Dat zit verankerd in de huiscultuur.”

Sander: „Om de zoveel maanden nemen we de tijd om wat zaken te bespreken. Dat gaat in eerste instantie over organisatorische dingen, maar aan het einde doen we altijd ‘de softe ronde’. Om even te horen hoe iedereen er qua mentaal welzijn bij zit.”

Niels: „Daar was ik de eerste keer van onder de indruk, weet ik nog. Dat mensen zich zo vertrouwd voelen om al hun emoties gewoon op tafel te leggen, vond ik wel bijzonder.”

Sander: „Studentenverenigingen zijn de laatste tijd wel wat negatief in het nieuws. Maar de sfeer in Wageningen is wat gemoedelijker. We zijn heus niet heilig, maar echte incidenten zijn er nooit geweest.”

Sander: „Zelf zie ik vooral de waarde van studentenverenigingen. Dat je zo’n hechte band hebt en samenwoont met elf maten met wie je waarschijnlijk de rest van je leven nog contact houdt – ik vind het leuk om daar bij te horen.”