Een heuse New York Times-bestseller, die hebben maar weinig archeologen op hun palmares. En dan niet dankzij een lollig boek over aliens die de piramides hebben gebouwd, maar met een fors geannoteerde studie naar de oorzaken van de ineenstorting van de beschavingen rondom de Middellandse Zee rond 1200 voor Christus, de zogenoemde Late Bronze Age Collapse.
Het overkwam Eric Cline, hoogleraar aan de George Washington University. Zijn boek 1177 B.C.: The Year Civilisation Collapsed kwam in 2014 kennelijk precies op het goede moment. Cline beschreef in dit boek hoe aan het eind van de Bronstijd de rijken van de Egyptenaren, Hettieten (Turkije), Cyprioten, Minoërs (Kreta), Myceners (Griekenland), Assyriërs en Babyloniërs (Irak) wankelden en ten onder gingen.
Cline concludeerde dat deze staten via een geraffineerd netwerk met elkaar verbonden waren, waardoor de problemen van de een ook de ander in het nauw brachten. Door een ‘perfecte storm’ van klimaatverandering (en daardoor droogte en misoogsten), aardbevingen, (gewapende) migratie en binnenlandse sociale troebelen vielen deze rijken één voor één om. De vergelijking met het heden ligt voor de hand – minus de aardbevingen dan.
Vorige maand verscheen de opvolger van dit boek. In After 1177 B.C. The Survival of Civilizations onderzoekt Cline welke beschavingen zich wisten te herstellen van de ineenstorting van de Late Bronstijd en waarom juist zij daarin slaagden, terwijl andere culturen voorgoed verdwenen. Tegelijk publiceerde hij samen met illustrator Glynnis Fawkes 1177 B.C.: A Graphic History of the Year Civilization Collapsed.
Lees ook
deze recensie
Dit boek is een verstripping van zijn bestseller uit 2014. De serieuze strip – de graphic novel – is al een tijd aan een opmars bezig, en goede strips over historische onderwerpen bestaan ook al langer, maar met hun boek van 250 pagina’s gaan Cline en Fawkes nog een stap verder: dit is een wetenschapsstrip van hoog niveau.
Beeld uit 1177 B.C. A Graphic History of the Year Civilzation Collapsed.
Beeld: Eric H. Cline en Glynnis Fawkes
Egyptische klerk
Een getekende Eric Cline geeft af en toe uitleg, maar de hoofdrollen in dit boek zijn voor Pel en Sesha, twee jonge mensen die als gids door eeuwen en landen reizen. Pel hoort bij de Zeevolken, een amorfe groep migranten die lange tijd verantwoordelijk werden gehouden voor de vernietiging van de beschavingen rond de Middellandse Zee. (1177 voor Christus is het jaar dat de Egyptische farao Ramses III op het nippertje wist te voorkomen dat de Zeevolken zijn rijk onder de voet liepen.)
Lees ook
Ruzie, jaloezie en geldgebrek: de avontuurlijke opgraving van het Bijbelse Megiddo
Sesha is een Egyptische klerk. Zij kan alle schriftsoorten lezen die indertijd in gebruik waren. Heel handig, want archeologen hebben flink wat inscripties in spijkerschrift en hiëroglyfen ontdekt die licht werpen op de gebeurtenissen in deze turbulente tijd.
Het knappe aan dit boek is dat Cline en Fawkes er niet voor kiezen dingen simpeler voor te stellen dan ze zijn – omdat het ‘maar’ een strip is – en dat ze er desondanks in zijn geslaagd een voor een breed publiek boeiend beeldverhaal te maken. Ze bespreken het werk van belangrijke archeologen, wikken en wegen verschillende verklaringen voor gebeurtenissen, maar voeren daarnaast ook allerlei historische en verzonnen figuren vechtend en sprekend op. Hun dialogen zitten vol met kleine nerd-grapjes. Zo verzucht de inwoner van een polytheïstische stad niet ‘Oh, my God’, maar ‘Oh, my Gods’.
Aan het eind van de strip vraagt iemand aan Sesha wat ze over de IJzertijd kan vertellen. Dat is het bruggetje naar After 1177 B.C., een ‘gewoon’ geschiedenisboek met een kleine honderd pagina’s noten en literatuur. Cline laat hier zien wie de winnaars en verliezers van de Late Bronze Age Collapse waren. Hij gebruikt daarvoor termen uit de rapporten van het IPCC, de organisatie van de Verenigde Naties die de risico’s van klimaatverandering bestudeert. In hoeverre was er in de twaalfde eeuw sprake van coping (omgaan met wat er gebeurt, en niet meer dan dat), adapting (aanpassen), resiliency (veerkacht) en fragility (een zwak, instortend staatsapparaat)?
Paarse verf
De Feniciërs (inwoners van het huidige Libanon) en de Cyprioten pasten zich dermate goed aan de nieuwe omstandigheden aan dat Cline concludeert dat ze anti-fragile waren – een term gemunt door auteur Nassim Nicholas Taleb. Deze staten deden het juist éxtra goed in de chaos van de twaalfde eeuw. Ze standaardiseerden het alfabet en monopoliseerden de productie van zeer gewilde paarse verf (Feniciërs), of waren de eersten die de overstap maakten van de bewerking van brons naar ijzer (Cyprioten). Omdat ze er ook in slaagden handelsroutes over te nemen van staten die zich minder goed aanpasten, konden ze hun kennis verspreiden over het Middellandse Zeegebied.
De Assyriërs en Babyloniërs deden het ook redelijk goed, meent Cline. Aanvankelijk slaagde hun staat erin om te blijven functioneren. Pas na een tweede golf van droogte, honger en ziekte gingen ze ten onder, om pas in de negende (Assyrië) en zevende (Babylon) eeuw voor Christus weer een rol van betekenis te spelen. Egypte valt in dezelfde categorie. Ramses III wist de Zeevolken in 1177 aanvankelijk op afstand te houden, maar het rijk van de farao’s verloor hierna gestaag aan macht en aanzien.
Beeld uit 1177 B.C. A Graphic History of the Year Civilzation Collapsed.
Beeld: Eric H. Cline en Glynnis Fawkes
In Griekenland en op Kreta ging het aan het eind van de Bronstijd goed mis. De paleizen van de Myceners en Minoërs veranderden in ruïnes, de levensstandaard kelderde en de bevolking kromp. Toch lijkt iets van hun cultuur bewaard in de klassieke beschavingen die op een gegeven moment hun plaats innamen, vindt Cline. Er was dus sprake van een zekere continuïteit, zij het minimaal.
Voorgoed verdwenen het rijk van de Hettieten en de stadstaten van Kanaän, in het zuiden van de Levant. Hun plaats werd ingenomen door geheel nieuwe koninkrijken, met een eigen cultuur en religie – in het geval van Kanaän onder meer Israël en Judah. Van de oude beschavingen was geen spoor meer te vinden, totdat archeologen in de negentiende eeuw hun spades in de grond staken.
Wat maakte nu dat de Cyprioten de chaos van de late Bronstijd wel doorstonden, maar de Hettieten niet? Ofwel: wat zorgt ervoor dat een maatschappij in staat is om met een grootschalige catastrofe om te gaan? Deze ook voor de moderne mens prangende vraag tracht Cline te beantwoorden in zijn laatste hoofdstuk.
Hij moet bekennen dat de lessen die hij trekt uit het verleden best voor de hand liggen: zorg dat er een systeem is om op terug te vallen als de huidige, complexe maatschappij implodeert, wees zoveel mogelijk zelfvoorzienend, wees flexibel, wees voorbereid op slecht weer, zorg voor schoon water en houd de arbeidersklasse tevreden. Cline is er niet gerust op dat de westerse maatschappijen wat dit betreft hun zaakjes op orde hebben. Of wij Feniciërs of Myceners zijn, durft hij dan ook niet te zeggen.