In Graal-Müritz stond Kafka op de drempel naar geluk

Op de pier in de Oostzee in Graal-Müritz staat een groepje mannen van rond de veertig, tussen hen in een bolderkar vol bier en met een box waaruit een Duitse schlager galmt. Met veel misbaar wippen ze een nieuw dopje van hun halve liter. Een man in Bob Marley-shirt met een spiegelende oranje zonnebril vraagt de verslaggever een foto te maken en vist in ruil daarvoor een flesje knalroze Flügel uit zijn broekzak.

Hemelvaartsdag in Duitsland is ook wel Vaderdag, en in de atheïstische DDR en ook in het huidige oosten van Duitsland en in Graal-Müritz heet het Herrentag. Nog altijd is het deze dag traditie om zo vroeg mogelijk erop uit te gaan om bier te drinken met de mannen, ook wel ‘frühschoppen’ genoemd, bij voorkeur een uitstapje in de natuur met in het kielzog zo’n kar vol bier.

Franz Kafka loved to hate zulke luide, buikige mannen. In zijn Brief aan mijn vader schrijft Kafka over hoe alleen het verschil in lichaamsbouw een wig tussen hen tweeën drijft; over een zwembadbezoek noteert hij: ‘Ik herinner me […] hoe we ons samen in één cabine uitkleedden. Ik mager, zwak, smal, jij sterk, groot, breed.’ Sociale gelegenheden waren niet aan Kafka besteed: ‘Alles, wat niet met literatuur te maken heeft haat ik. Het verveelt me, gesprekken te voeren […] Leed en vreugde van mijn familieleden vervelen me tot in mijn ziel. Gesprekken ontnemen van alles wat ik denk het belang, de ernst, de waarheid.’

In het Ostseebad Müritz verbleef Franz Kafka in de zomer van 1923 een week of vijf, en volgens de vakantiebrochures uit die tijd was niet alleen de zee, maar waren ook de lucht en de zon in Müritz bijzonder heilzaam. Het oord deed Kafka niettemin fysiek geen goed: in alle getuigenissen uit die tijd zat Kafka uitgeteerd in zijn strandstoel, meerdere biografen melden dat Kafka, tuberculosepatiënt en moeilijke eter, in deze periode nog 54,5 kilo woog, een ondergewicht waar de verschillende vrouwen in zijn leven steeds tegen in het geweer moesten komen. Maar de schrijver, veertig jaar oud, was in Müritz dan wel ‘niet gelukkig, maar op de drempel naar het geluk’.

Zoals alles van Kafka in dit honderdste sterfjaar wordt ook zijn laatste levensjaar, dat begon in Graal-Müritz, nog eens uitgemolken. Eerder dit jaar verscheen een bibliofiel uitgegeven boek over Kafka in Müritz, met foto’s van de badplaats toen en nu, brieven en kaarten. In Duitse bioscopen draait een zoetige film, Die Herrlichkeit des Lebens, waarin de figuur Kafka in driedelig pak over het strand sluipt en vanonder zijn hoedenrand naar de hem omringende meisjes in badpak loert.

Automatische grasmaaier

Graal-Müritz lijkt niet meer veel op de idylle die Kafka beschreef. Achter de Oostzee met zijn flauwe golfslag, het hete zand en het duingras, zijn veel van de klassieke badhotels met houten veranda’s verlaten en vervallen, andere zijn nietsontziend gemoderniseerd. Vlak achter de strandopgang zoemt een automatische grasmaaier over een al zeer gekortwiekt gazon, de meeste voortuinen zijn van de straat afgeschermd door het soort dikke gaas van een bouwhek.

In ‘Haus Glückauf’, dat in 2004 is gesloopt om plaats te maken voor modernere accommodatie, logeerde Kafka in juli 1923 met zijn zus Elli en haar drie kinderen en het kindermeisje. Kafka bracht een groot deel van zijn laatste jaren door in kuuroorden; in Marienbad, in Meran, in Trentino, in kleinere heilzame plaatsen in Tsjechië en Slowakije. Kafka’s generatiegenoot Thomas Mann documenteerde in De toverberg uitvoerig hoe belangrijk de maaltijden waren in de sanatoria van die tijd. Mann laat zijn Hans Castorp steeds enigszins ontsteld opsommen hoeveel schalen havermout, toast met worst en boter en vruchten de patiënten bij het ontbijt al wegwerken, weggespoeld met glazen donkerbruin bier, terwijl ze de hele tijd nietsdoen behalve op de balkons liggen, en terwijl ook bij de lunch weer zes gangen op het menu staan.

Achter de Oostzee zijn veel van de klassieke badhotels verlaten en vervallen

Die weldaad zal aan Kafka niet besteed zijn geweest. In het verhaal Een hongerkunstenaar schrijft hij over een man die veertig dagen in een kooitje zijn abstinentie demonstreert. ’s Nachts komt er een opzichter om op te letten dat de hongerkunstenaar niet sjoemelt, ‘vreemd genoeg gewoonlijk slagers’. ‘Het gelukkigste was hij [de hongerkunstenaar, red.] als dan de morgen aanbrak en hun [de opzichters] voor zijn rekening een overvloedig ontbijt werd gebracht, waar zij zich met de eetlust van gezonde kerels na een moeizaam doorwaakte nacht aan te goed deden.’ Zolang de hongerkunstenaar – of misschien Kafka zelf – er maar niet aan mee hoeft te doen.

Laatste grote liefde

In Müritz logeert Kafka naast een kindervakantieverblijf, waar op dat moment net Joodse kinderen uit Berlijn zomervakantie vieren. ‘Door de bomen kan ik de kinderen zien spelen’, schrijft hij in een brief aan een vriend in Jeruzalem. ‘Vrolijke, gezonde, enthousiaste kinderen. […] De halve dag en nacht is het huis, het bos en het strand vol van hun gezang.’ In de brief schrijft hij ook dat hij in Müritz is om te zien of zijn gezondheid goed genoeg is om te reizen; Kafka plant dan al minstens tien jaar een reis naar Palestina en denkt soms er ook te willen wonen.

De begeleidster van de kinderen uit Berlijn is Dora Diamant, dan vijfentwintig jaar oud, oorspronkelijk uit een orthodox gezin uit de buurt van het Poolse Lodz. Zij wordt vaak de laatste grote liefde van Kafka genoemd – ze brachten in ieder geval een groot deel van Kafka’s laatste jaar samen door. Kafka noemt haar in een brief zijn ‘oppasser’.

Na hun weken in Müritz wordt Kafka naar zijn zus Ottla gestuurd, die erop moet toezien dat Kafka eet en aankomt. Daarna vertrekt Kafka voor Dora Diamant naar Berlijn, waar hij in een koude kamer in de zuidelijke wijk Steglitz woont, en waar zij ’s avonds, na haar werk in het Joodse jeugdcentrum in Berlijn-Mitte, naartoe komt om voor Kafka op een kookstelletje een warme maaltijd te bereiden.

Kafka overlijdt in juni 1924 in een sanatorium in Oostenrijk. In de Duitse Ostseebäder gaat het in de loop van de jaren twintig behalve over zuiver water en zuivere lucht ook steeds meer over ‘zuivere’ badgasten: de Ostseebäder behoren tot de eerste plekken in Duitsland waar Joden expliciet niet gewenst zijn. In Müritz adverteren verschillende hotels dat ze geen Joden meer huisvesten; sommige oorden werven ermee dat Joden nergens onderdak krijgen. Voor het Joodse jeugdcentrum uit Berlijn zal het zomerkamp aan de Oostzee van 1923 ook een van de laatste geweest zijn.