Meer verdienen dan een ander, oké, maar zoveel meer?

Ongelijkheid Wie geen bovengrens aan rijkdom wil, moet verdedigen dat er ook armoede is, stelt .

Interieur van een luxeus jacht in Barcelona.
Interieur van een luxeus jacht in Barcelona.

Foto Enric Fontcuberta/EPA

In het meest recente rapport van Oxfam Novib over wereldwijde vermogensongelijkheid stelt de ngo vast dat de afgelopen twee jaar de rijkste 1 procent op aarde bijna twee derde van de groei aan vermogen opstreek. Tegelijk leven meer dan 800 miljoen mensen in extreme armoede. Recent is er debat ontstaan over grenzen aan rijkdom onder de noemer limitarisme, het idee dat er een limiet zit aan hoeveel rijkdom een individu zou mogen bezitten. Nee, zeggen sommigen, als rijkdom verdiend is, zijn grenzen aan rijkdom onrechtvaardig.

Het argument dat iemand veel rijkdom kan verdienen, kan verschillende vormen aannemen. Zo wordt de superrijken vaak bijzonder zakelijk inzicht toegedicht, een enorme dosis talent, of uitzonderlijk doorzettingsvermogen. Bovendien werken zij hard, schuwen zij risico niet, en hebben ze met innovatieve nieuwe producten en diensten een onmiskenbare positieve bijdrage aan onze samenleving. Genoeg reden voor wat extra beloning, zou je denken. Het idee dat verdienste beloond moet worden, is dan ook een van de belangrijkste argumenten in het debat over rijkdom.

Op dit argument is echter wel wat af te dingen. Het gaat bijvoorbeeld niet op voor rijkdom die wordt geërfd of geschonken, wat ook bij Nederlandse vermogens een factor van betekenis is. Bovendien komt het creëren van rijkdom vaak met schadelijke neveneffecten, zoals enorme uitstoot van broeikasgassen of het teren op onderbetaalde arbeid.

Daarnaast moet een serieus verdienste-argument de verdienste van het individu corrigeren voor diens geluk. Die geluksfactor gaat diep. Van het economische systeem en tijdsgewricht waarvan iemand kan profiteren tot het stel hersenen en fysieke capaciteiten waarmee iemand geboren wordt. Niemand is voor zijn of haar geboorte naar de winkel geweest om een competitief stel hersenen te kopen; niemand heeft kunnen kiezen waar en wanneer zij of hij is geboren. Toch dragen al deze factoren bij aan het al dan niet kunnen vergaren van enorme rijkdom. Met verdienste heeft dat echter weinig te maken.

Wie verdient er meer en waarom?

Een andere vraag die voorstanders van het verdienste-argument zich zouden moeten stellen, is wie er nu precies meer verdient. Niet alleen de superrijken maken veel uren. Ook mensen met lage inkomens kunnen een waardevolle bijdrage aan de samenleving leveren. En talent wordt niet altijd beloond: een topviolist verdient minder dan een middelmatige bankier. Het is moeilijk een basis voor verdienste te vinden die de huidige verdeling van rijkdom rechtvaardigen kan.

Bovendien loopt ook als we erkennen dat op basis van inzet, talent of zakelijk inzicht ongelijkheid in vermogen te rechtvaardigen valt, ieder verdienste-argument tegen beperkingen aan. In een belangrijk rapport over de vermogensongelijkheid in Nederland liet AFM-bestuursvoorzitter Laura van Geest zien dat meer dan een kwart van het private vermogen in handen is van de 1 procent rijkste huishoudens. Tegelijkertijd hebben miljoenen huishoudens geen of een negatief vermogen, waardoor financiële buffers in tijden van crisis ontbreken.

Wie deze ongelijkheid op basis van verdienste wil rechtvaardigen, moet niet alleen laten zien dat de superrijken meer verdienen (meer ‘recht’ hebben) dan de rest. Wat zij ook moeten laten zien is dat de superrijken zoveel méér verdienen dan anderen. En dat zij het verdienen dat hun vermogen blijft groeien, terwijl miljoenen Nederlanders gebukt gaan onder financiële onzekerheid. De aanspraak op meer rijkdom voor de meestvermogenden moet zo sterk zijn dat het andere maatschappelijke problemen, zoals armoede onder kinderen en ouderen, ongelijke toegang tot goede gezondheidszorg, of kansenongelijkheid in het onderwijs, kan rechtvaardigen. Over welke verdeling van onze rijkdom rechtvaardig is, valt te twisten. Maar dat in het licht van al deze maatschappelijke zorgen de balans uitslaat naar meer vermogen voor de allerrijksten is twijfelachtig.


Lees ook: Naast de armoedegrens ook een rijkdomsgrens. Waar ligt die?

Geluk

Wie verdienste wil belonen, moet daarom beginnen met de erkenning dat extreme ongelijkheid moeilijk verdiend kan zijn. De huidige veelverdieners en grote vermogens worden niet louter beloond op basis van hun verdienste, maar vooral toch ook op basis van hun geluk. Wie verdienste serieus neemt, zou best wel eens een limitarist kunnen zijn: er is een grens aan hoeveel rijkdom iemand méér kan verdienen dan zijn of haar medemensen.