Wroeten in de weerrecords die meteorologen telkens weer weten te vinden

Volgens de reglementen van de meteorologen loopt de zomer van 1 juni tot 1 september. Het valt dus best te begrijpen dat de Europese klimaatdienst Copernicus al op 6 september 2023 bekendmaakte dat de zomer van 2023 ‘de warmste zomer ooit’ was geweest. Je hebt 92 dagen met je satellieten temperaturen gemeten, dan heb je geen week nodig om tot een conclusie te komen. Begin oktober kwam Copernicus opnieuw in de lucht: ook september was ongekend warm geweest, daarom zou het best kunnen dat héél 2023 een record ging opleveren.

In november en december herhaalde de dienst haar vermoeden, maar inmiddels had ook de WMO, de meteorologische organisatie van de VN, zich gemeld met een provisional report. Het begint erop te lijken, stond daarin, dat het in de afgelopen 174 jaar nooit warmer was dan in 2023.

Eind december durfden de recordjagers Weerplaza en Weeronline en de lui van de televisie de bal wel in het doel te schoppen: ’t was écht uniek warm geweest in 2023. In januari wist de NASA het ook: ‘hottest year on record’. Eind januari kwam het KNMI met een klimaatrapport, half maart presenteerde de WMO haar definitieve rapport en half april kwam het KNMI met een jaaroverzicht: ongekend warm in 2023.

Trekken van sportjournalistiek

Nu weten we het wel, zou je de meteorologen willen toeroepen. Wat wil je dat we doen? Ophouden met ademhalen? Maar het gaat dóór: vorige week kwam Nature alvast met een preprint van een artikel waarin wordt vastgesteld dat het noordelijk halfrond de laatste 2000 jaar geen warmere zomer heeft gekend dan die van 2023. 2023! Over drie maanden komen de prognoses voor 2024 alweer binnen.

Klimaatverslaggeving krijgt trekken van sportjournalistiek, met een honger naar records die niet te stillen lijkt. Met verbazend vernuft worden steeds weer metingen en combinaties van metingen bedacht waarin zich records voordoen. We hadden al de dagrecords op volstrekt willekeurige plaatsen (nooit eerder was het in Ulft op 18 juli zó warm) en de willekeurig gedefinieerde ‘hittegolven’, maar met toenemende gretigheid worden ook ‘aaneengesloten periodes’ in stelling gebracht. Ongekend lange aaneengesloten periodes van zomerse dagen of van dagen waarin de minimumtemperatuur boven een bepaalde waarde bleef. De astronoom Camille Flammarion beschreef de recordhonger van meteorologen al in 1888 in L’Atmosphère: „Le météorologiste n’a jamais assez chaud.” En omdat er altijd nieuwe records zijn is de meteoroloog een gelukkig mens.

Wij van AW ontdekten afgelopen week ook iets aardigs. In een poging om het tegendeel te bewijzen bleek opeens dat zich in de gemiddelde dagelijkse temperaturen de laatste decennia veel meer records hebben voorgedaan dan in de dag-maxima. Bekijk het zelf in de weerstatistieken van het KNMI. Het kan niet anders of de nachttemperaturen zijn de laatste decennia net iets harder gestegen dan de dagtemperaturen. Weten de meteorologen dat al?

Straks wordt ook de ‘gevoelstemperatuur’ weer van stal gehaald, hoewel die vooral in de winter van pas komt. Er zijn twee soorten gevoelstemperatuur, die van de winter kun je beter ‘windchill’ noemen. Als het bij felle kou hard waait koel je sneller af dan als het niet waait. In polaire streken moet je mensen daarvoor waarschuwen, anders bevriezen ze. Dat is de basis van de windchill-gedachte die al in de oorlog ontstond. Je kunt de windchill uitdrukken in het aantal minuten dat het kost voor een in de wind geplaatste plastic fles met water bevriest, meer is niet nodig (Wikipedia). Zo’n fles koelt af door uitstraling en door convectie, dat is overdracht van warmte aan passerende lucht. Ook stroomt er een beetje warmte naar het draagvlak: geleiding.

IJskoude bulderende wind

Later is men de windchill pseudo-exact gaan uitdrukken als de temperatuur waarbij een standaardmens in standaardkleding bij een standaard lage windsnelheid (of helemaal geen windsnelheid) net zo erg afkoelt als in de ijskoude bulderende wind. Bijna elk land doet dat op zijn eigen manier en het heeft dus geen wetenschappelijke betekenis. Het is een stukje service van de meteorologen waar je een koude winterdag desgewenst flink mee kunt aandikken.

In de zomer kan een bries voor aangename verkoeling zorgen en is een aangepaste windchill net zo bruikbaar. Maar daar is geen belangstelling voor want je haalt er geen records mee binnen. Liever concentreert men zich bij zomerse hitte op een hoge luchtvochtigheid. Een erg hoge relatieve luchtvochtigheid (RV) remt de verdamping van het zweet en dat heeft een fors effect op de warmtehuishouding omdat bij warm weer de netto-uitstraling en convectie teruglopen. Dit is het terrein van de ‘heat index’ waarin vooral het varken in zijn varkensstal geïnteresseerd is. Het varken kan nauwelijks zweten en wordt ook door zijn speklaag gehinderd in warmteafgifte. Koeling moet bij hoge temperatuur vooral komen van vochtverdamping in longen en ademwegen. Die schiet makkelijk tekort en varkenshouders gebruiken daarom allerlei tabellen en diagrammen om levensbedreigende combinaties van temperatuur en RV te vermijden. In aangepaste vorm zouden die ook voor mensen volstaan maar net als bij de windchill werkt men liever met die pseudo-exacte gevoelstemperatuur. Records!

Een aardig weetje tot slot. De hierboven genoemde netto warmte-uitstraling is het verschil tussen de warmte die het lichaam naar de omgeving straalt en die het daarvan terug ontvangt. Boven de 35 graden Celsius verdwijnt dat verschil tenzij men zich opstelt voor vlakken of objecten die nog op lage temperatuur staan. Daarvan zijn er meer dan je denken zou, het zijn de vlakken die ’s nachts afkoelden en overdag maar langzaam opwarmden omdat ze in de schaduw bleven. Lees in Minnaerts ‘vrije veld’ hoeveel comfort ‘oude schaduw’ geven kan. Hittetip.