Europa blijft economisch kwakkelen. Moet het dan maar Amerikaanser worden?

Is Europa nu eens uitgekwakkeld? In het wereldje van economen, denktanks en beleidsmakers dat over de Europese economie nadenkt, is het een hot topic: de tegenvallende groei in Europa na de coronapandemie, zeker in vergelijking met de Verenigde Staten.

In de eurozone komt de groei van het bbp dit jaar uit op 0,8 procent en volgend jaar, zo voorspelde de Europese Commissie onlangs, stijgt deze naar 1,4 procent. Vergelijk dat eens met de Amerikaanse groei: 2,7 procent in 2024 en 1,9 procent in 2025, volgens prognoses van het Internationaal Monetair Fonds (IMF).

Europese bedrijven zijn al een tijdje pessimistischer dan die in de VS. Enquêtes onder inkoopmanagers van bedrijven leverden purchasing managers indexes (PMI’s) op die tot maart dit jaar onder de 50 uitkwamen. Dat duidt op economische krimp. Pas sinds kort is dit voorbij. Het sentiment in de industrie, met name de Duitse, is nog steeds negatief.

Waarom vinden politici en economen dit zorgelijk? Als de economie eventjes kwakkelt, is dat op zich niet zo’n ramp. In 2022 was de situatie andersom: toen groeide de Europese economie harder dan de Amerikaanse.

Vaak worden ter verklaring van het groeiverschil tussen de VS en Europa de enorme Amerikaanse begrotingstekorten van de laatste jaren genoemd. Als de overheid meer geld uitgeeft dan ze binnenkrijgt, pompt ze geld in de economie en dat jaagt de groei van het bbp aan. Het begrotingstekort van de VS zal dit jaar uitkomen op 6,5 procent van het bbp, tegen 2,9 procent gemiddeld in de eurozone. Het is maar de vraag hoelang de VS deze tekorten kunnen volhouden: de zorgen over de houdbaarheid van de Amerikaanse overheidsfinanciën nemen toe.

Nog een kanttekening: cijfers over bbp-groei vertellen niet alles. Zo kun je er inkomens- en vermogensongelijkheid of levenskwaliteit niet aan aflezen.

Onvoldoende welvaart

En toch: onder beleidsmakers en experts neemt de zorg toe dat Europa’s gebrek aan economische dynamiek structureel kan blijken – ook in vergelijking met China en andere opkomende landen. Dat is een probleem, want op termijn kan Europa dan niet voldoende welvaart creëren voor grote uitgaven. En die komen eraan: voor de vergrijzing die veel sneller gaat dan in de VS, voor defensie, energietransitie, klimaatadaptatie. Om maar niet te spreken over onvoorziene nieuwe schokken, zoals pandemieën.

In de Europese staatskassen zit niet veel geld meer. Om de coronacrisis en de energiecrisis te lijf te gaan, hebben Europese overheden hun buffers goeddeels opgesoupeerd. De staatsschulden van Europese landen blijven over het algemeen hoger dan vóór de pandemie, merkte de Europese Centrale Bank (ECB) laatst op.

Dus hebben Europese landen meer economische groei nodig: dan vloeit meer geld in de staatskas, en worden staatsschulden draaglijker. Europa’s „fundamentele” uitdaging, aldus het Internationaal Monetair Fonds onlangs, is dat het zijn „nog steeds miserabele groeiverwachting op de middellange termijn omhoog moet zien te krijgen”.

Hoe krik je de economische groei op? Het debat spitst zich toe op het concurrentievermogen van Europa. Eigenlijk is dat het vermogen om – in tijden van felle competitie met China, de VS en opkomende landen als India – een deel van de mondiale economische groei te bemachtigen. Een ander woord dat telkens terugkeert in de discussie, is ‘productiviteit’: hoeveel economische groei kan je produceren met bestaande middelen (arbeid, kapitaal, hulpbronnen). In de VS ligt de productiviteit hoger dan in Europa en groeit ze sneller.

In het debat over de Europese economie – dat ook in de campagne voor de Europese verkiezingen doorklinkt – duiken ideeën op die vaak voortkomen uit een vergelijking met de VS: wat doen zij beter dan wij? Daarbij kun je je telkens afvragen of het Amerikaanse recept mogelijk en wenselijk is in Europa.

1. Meer migranten aantrekken

Allereerst het politiek heetste hangijzer: migratie. Een deel van de Amerikaanse economische groei komt door de forse immigratie van de laatste jaren, zei de chef van de Amerikaanse centrale bank, Jerome Powell, onlangs tijdens een paneldiscussie in Amsterdam. „Mensen komen binnen, krijgen een werkvergunning, gaan werken en betalen belasting en creëren economische activiteit”, zei Powell. „Het zijn er miljoenen.”

Immigratie is niet iets waar de onafhankelijke centrale bank een mening over heeft, haastte hij zich erbij te zeggen. „Ik geef u puur de economische werking ervan.”

Volgens prognoses van statistische bureaus in VS en EU blijft de Amerikaanse bevolking tot in het jaar 2080 groeien, terwijl die van de Europese Unie misschien al in 2026 gaat krimpen. Meer dan twee derde van de Amerikaanse bevolkingsgroei kwam vorig jaar door immigratie .

Overigens laat Nederland binnen Europa op dit terrein een ‘Amerikaans’ beeld zien. Hier blijft de bevolking volgens een prognose van het Centraal Bureau voor de Statistiek tot minstens 2070 groeien – vooral door (arbeids)migratie.

In de Europese verkiezingscampagne leggen rechtse partijen de nadruk op beperking van de immigratie. Economen kijken daar met een koele blik naar. John Springford van denktank Centre for European Reform schrijft in een analyse: minder arbeidsmigranten betekent minder belastinginkomsten voor overheden. En dat betekent dat Europeanen zélf hogere belastingen moeten betalen om de kosten van de vergrijzing (pensioenen, zorg) te betalen. Het reservoir aan Oost-Europese arbeidskrachten raakt uitgeput, stelt hij, en dus moet Europa wereldwijd mensen aantrekken. „Europa moet kiezen: multiculturalisme of stagnatie.”

Minder arbeidsmigranten betekent minder belastinginkomsten voor overheden

2. Meer uren werken

Voor het aantrekken van meer migranten bestaat een alternatief: de werkzame bevolking harder laten werken. Amerikanen slaan vaak steil achterover van de royale vakanties, de vele feestdagen en de deeltijdregelingen waarvan Europeanen genieten. Nederlanders werken gemiddeld zo’n 1.400 uur per jaar, Fransen 1.500, Duitsers 1.300 en Amerikanen 1.800, volgens de organisatie van rijke industrielanden OESO.

De trend in Europa is: nóg minder werken. Sinds de pandemie is de werkweek er alleen maar korter geworden. De mediaan (het midden van een rij gegevens) in het aantal gewerkte uren per week in de EU lag in 2019 nog op zo’n 37,5. Begin 2023 was dat volgens het IMF 36,5. Het Fonds spreekt van een „structurele” trend omlaag.

Waar die daling vandaan komt? Niemand die het precies weet. Veel economen vermoeden dat het simpelweg met de voorkeuren van Europeanen te maken heeft. Wie het zich kan veroorloven, verkiest extra vrije tijd boven extra geld. In enkele landen, waaronder Nederland, wordt geëxperimenteerd met voltijdbonussen om mensen meer uren te laten draaien. Het is de vraag of dat de Europese liefde voor vrije tijd doet afnemen.

Dat heeft wel een consequentie, zei Isabel Schnabel, directielid van de ECB, in februari. Om de vergrijzing financieel op te vangen, moet de productiviteit – de productie per uur – in Europa omhoog.

In Amerika komt de bbp-groei dit jaar uit op 2,7 procent. In de eurozone is dat slechts 0,8 procent.

Foto’s: Justin Sullivan/Getty Images/AFP, David Ryder/Bloomberg, Samuel Corum/Bloomberg, Frederic J. Brown/AFP

3. De interne markt verdiepen

Technologische doorbraken en toenemende efficiëntie zijn de voornaamste aanjagers van productiviteitsgroei. Je kunt de productiviteit opdrijven door innovatie te stimuleren en markten efficiënter te laten werken. Daarom wordt nu veel gepraat over een nieuwe impuls voor de Europese interne markt, het stelsel van wetten en regels die het vrije verkeer van goederen, arbeid en kapitaal binnen de EU moeten bevorderen.

De interne markt werkt op sommige terreinen goed, op andere minder. De Europese kapitaalmarkt bijvoorbeeld blijft erg versnipperd en onderontwikkeld. Dat betekent in de praktijk dat Europese bedrijven lastig aan geld kunnen komen voor met name riskantere investeringen. De Amerikaanse markt voor aandelen, obligaties en afgeleide producten is groter, dieper en dynamischer. Dat stimuleert aan de andere kant van de Atlantische Oceaan de innovatie. Europese bedrijven staken tussen 2015 en 2022 de helft minder geld in onderzoek en ontwikkeling dan Amerikaanse, afgezet tegen hun omzet, aldus een rapport van adviesbureau McKinsey.

Als EU-landen hun kapitaalmarkten samenvoegen in een ‘kapitaalmarktunie’, zou meer kapitaal beschikbaar komen voor Europese bedrijven. De Italiaanse oud-premier Enrico Letta bepleitte dit onlangs in een rapport over de Europese interne markt. Maar zo’n ‘kapitaalmarktunie’ vergt nieuwe EU-wetgeving over onder meer de pensioensector. Méér Europese integratie dus – net nu eurosceptische partijen winst lijken te gaan boeken bij de Europese verkiezingen volgende week.

Sinds een paar jaar is het juist de zeer actieve rol van de overheid die de Amerikaanse economie kenmerkt

4. Meer subsidie voor de industrie

Wie aan het Amerikaanse economische model denkt, denkt misschien aan vrijemarktkapitalisme met een kleine overheid. In de praktijk heeft de economie in de VS echter altijd sterk geleund op overheidsuitgaven aan, onder meer, defensie en ruimtevaart. Ook moest de overheid er banken redden (2008) en de auto-industrie (2009). Sinds een paar jaar is het juist de zeer actieve rol van de overheid die de Amerikaanse economie kenmerkt.

Met zijn groots opgezette industriepolitiek heeft president Joe Biden het speelveld veranderd. Hij strooit met miljardensubsidies en belastingvoordelen om met name de chipindustrie en groene technologie naar de VS te trekken. Dat lijkt te werken: bedrijven die grote investeringsbeslissingen nemen, kiezen vaker voor de VS. Dat land trekt bijvoorbeeld nieuwe batterijfabrieken aan ten koste van Europa, schreef onderzoeker Ron Stoop onlangs in economisch vakblad ESB.

De Franse president Emmanuel Macron pleitte onlangs in een speech aan de Sorbonne-universiteit voor een groots opgezette Europese industriepolitiek, bovenop wat Europa nu al doet. Want de EU hééft al staatssteunregels versoepeld, zodat lidstaten ook royaal de beurs kunnen trekken om techbedrijven te steunen. Meedoen met een „subsidierace” in reactie op de door de VS – en China – gevoerde industriepolitiek, heeft echter ook grote nadelen, stelt het IMF. Directe subsidiëring van bedrijven is duur, ondergraaft de vrije concurrentie en bevoordeelt lidstaten waar die subsidies worden uitgedeeld boven andere. Zo wordt de efficiëntie die de Europese interne markt brengt juist ondergraven, aldus het IMF.

Zo blijkt: er is geen panacee voor het aanzwengelen van de economische dynamiek in Europa. Veel Amerikaanse maatregelen zijn niet zomaar overdraagbaar op Europa – áls de Europese kiezer die volgende week het stemhokje in gaat ze al zou wensen.