N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Infrastructuur Jarenlang was de gigantische verbouwing van het stationsgebied in Amsterdam-Zuid een planmatige horrorshow. Nu de financiering rond is, wordt er weer vooruitgedacht. Hoe staat het er anno 2023 voor?
Via een webcam kun je live meekijken met de bouwvakkers op de Zuidas. Kleine poppetjes in oranje veiligheidskleding lopen over de bouwplaats, terwijl het verkeer over de A10 enkele meters verder voorbijraast.
De webcam is een poging het publiek te betrekken bij de verbouwing van het stationsgebied in Amsterdam-Zuid. Veel werk vindt plaats buiten het zicht van omwonenden en de tienduizenden forenzen die dagelijks passeren. Op gezette tijden wordt de metro stilgelegd om ruimte te maken voor de bouwers, een enkele keer wordt ook de snelweg A10 Zuid gesloten.
Hans Ruijter, namens Rijkswaterstaat projectdirecteur bij Zuidasdok: „Je hoort de mensen dan weleens mopperen: zijn ze eigenlijk al wel begonnen? En waarom moet ik daarvoor omreizen?” En ergens begrijpt hij dat wel. „Wij hebben van alles en nog wat gedaan, maar het líjkt alsof er niets is gebeurd. Je ziet er niets van.”
Deze week viel er wél wat te zien. Een betonnen plaat van zeventig meter werd vanaf de bouwplaats tegen de snelweg A10 geschoven. Vijf hydraulische vijzels duwden in een paar uur ruim 2,5 miljoen kilo gewapend beton 22 meter opzij. De opdrachtgevers openden de bouwplaats: bezoekers, journalisten, omwonenden en studenten infra-bouw zagen de betonplaat langzaam voorbij kruipen.
Het is een kleine stap in een megaproject. NS-station Amsterdam Zuid gaat de komende jaren van vier naar zes treinsporen en er komt een nieuw bus- en tramstation. Ook het metrospoor wordt uitgebreid; de Noord-Zuidlijn, die hier nu nog eindigt, wordt uiteindelijk doorgetrokken naar Schiphol. Verder wordt de A10 er verbreed en ter hoogte van het station via twee tunnels onderdoor geleid. Haaks daarop komen twee reizigerspassages. Ook gaan er als onderdeel van de werkzaamheden twee knooppunten van de A10 op de schop. Door de verbouwing wordt het woon-werkgebied rond de Zuidas beter bereikbaar en neemt de druk op station Amsterdam Centraal af.
Je hoeft geen bouwkundig ingenieur te zijn om de gigantische logistieke opgave te begrijpen. In het drukste kantoorgebied van Nederland wordt met zwaar materieel getrild, geboord en gegraven – soms op enkele meters van de glazen gevels. Intussen rijden de metro’s en treinen gewoon door. Zuidasdok kwam de afgelopen jaren bekend te staan als een hoofdpijndossier. Te duur, te complex, te groot – niet uitvoerbaar. Toch wordt er doorgebouwd. Hoe staat het grootste infrastructurele project van Nederland er anno 2023 voor?
4 deelprojecten
Project Zuidasdok – de snelwegverbreding en -ondertunneling én vernieuwing van station Amsterdam Zuid – wordt aanvankelijk aanbesteed als één grote opdracht. Het consortium ZuidPlus, van bouwbedrijven Hochtief, Fluor en het Nederlandse Heijmans, krijgt het megaproject in 2017 gegund. Maar de feestelijke stemming slaat snel om. Na twee jaar ontwerpen kampt het project met een flinke achterstand en een tekort op de begroting van ruim 100 miljoen euro.
Tussen de bouwers van ZuidPlus en de opdrachtgevers – het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, de provincie Noord-Holland, de gemeente en vervoersregio Amsterdam – groeit de frictie. De opdrachtgevers zijn niet tevreden over de bouwplannen en de uitvoering; de bouwers vinden dat ze steeds meer risico toegeschoven krijgen. In de zomer van 2019 bereikt de ruzie een climax. ZuidPlus haalt een groot deel van het personeel tot nader order van de bouwplaats. Het ministerie van Transport en Infrastructuur begint een studie ‘nut en noodzaak’, en onderzoekt of de uitvoering soberder kan.
In het voorjaar van 2020 wordt het megacontract met ZuidPlus ontbonden. Het project wordt opgesplitst in vier delen die los worden aanbesteed. Het wordt voor opdrachtgevers en aannemers overzichtelijker, en qua risico’s beter beheersbaar. Opgelucht wordt ademgehaald, al staat er nog één olifant op de bouwplaats: het almaar groeiende budgettekort.
Een gat van 1,2 miljard euro
Hoe groot de financiële problemen zijn, wordt eind april 2022 duidelijk. Het tekort blijkt honderden miljoenen groter dan gedacht en wordt geschat op 1,2 miljard euro. Met dit enorme gat in de begroting loopt het project Zuidasdok direct gevaar. Wie gaat er bijspringen? Terwijl op de webcambeelden de oranje poppetjes stug doorwerken, wordt op bestuurlijk niveau koortsachtig overlegd. Er zijn al maanden geen grote projecten aanbesteed; de gunning van de kostbare ondertunneling van de A10 Zuid en de reconstructie van de twee knooppunten is al twee keer uitgesteld, aldus vakblad Cobouw .
Wat doe je als opdrachtgever als alles stilligt? „Niets wat niet omkeerbaar is”, zo zegt projectdirecteur Ruijter van Rijkswaterstaat. Zonder financiering blijft het risico bestaan dat het allemaal moeite voor niets is. Ruijter, terugblikkend: „We bereidden de aanbestedingen maar zo goed mogelijk voor, door in gesprek te blijven met potentiële opdrachtnemers – alles tot het moment van de daadwerkelijke gunning.”
In november komt het verlossende woord uit Den Haag. Als onderdeel van een mega-investering van 7,5 miljard euro voor infrastructurele projecten zegt de rijksoverheid toe het financiële gat voor Zuidasdok te dichten. Ruijter heeft de plannen al klaar en kan snel schakelen: door de kapitaalinjectie wordt de herinrichting van knooppunt De Nieuwe Meer al snel gegund. Dit betekent de terugkeer van een oude bekende: bouwbedrijf Heijmans uit Rosmalen.
Een contract van 350 miljoen euro
Kort na de jaarwisseling, nog geen twee maanden na de toezegging uit Den Haag, worden de handtekeningen gezet onder een contract van 350 miljoen euro. Heijmans, Dura Vermeer en het Belgische Besix slaan als bouwconsortium TriAX de handen ineen om het gevaarlijke knooppunt De Nieuwe Meer op de schop te nemen.
Heijmans, dat in 2020 stopte als hoofdaannemer, is daarmee weer helemaal terug op Zuidasdok. In een schriftelijke reactie namens het consortium laat een woordvoerder van Heijmans weten dat de terugkeer an sich niet vreemd is. „Het vorige contract was voor het alomvattende project. Het huidige contract is – de naam zegt het al – een deelcontract. Deze welbewuste keuze was voor alle betrokken partijen het beste.”
Bij Heijmans zijn ze „content” met de gunning, en is er dus geen last van oud zeer. Projectdirecteur Ruijter van Rijkswaterstaat staat al net zo pragmatisch tegenover de samenwerking met de aannemer uit Rosmalen. Niet ieder bouwbedrijf kan immers leveren wat er op de Zuidas gevraagd wordt. „Het is een professionele omgang waarin we vertrouwen in elkaar tonen. Je moet in gesprek blijven, dat is ook onderdeel van ons vak.”
Naast vertrouwen zijn goede contracten ook van groot belang. In tijden waarin de bouwkosten onstuimig stijgen, wil je wel van elkaar weten hoe de pijn verdeeld wordt als de staalprijs tussentijds omhoog schiet.
In het contract met TriAX kwam ook zo’n indexeringsregeling. Toch kun je volgens Ruijter ook niet alle risico’s afdekken bij een project van deze omvang: „Het loopt zo lang en het gaat over zulke ingewikkelde processen. Je moet de risico’s goed met elkaar verdelen. Daarom is het ook opgeknipt. ”
Een plak beton van 70 meter lang
„Het gaat lekker, maar het weer had beter gekund”, mompelt een van de bouwvakkers terwijl hij een witgrijze haarlok achter zijn oor veegt. Zoals altijd waait het stevig op de Zuidas, en zelfs de oranje werkkleding houdt de koude oostenwind niet tegen. De hydraulische machine die de bouwvakker bedient heeft de 70 meter lange betonplaat al enkele meters opgeschoven richting de snelweg A10. Uiteindelijk zullen twee van dit soort dakdelen deze zomer onder de treinsporen en de snelweg A10 Zuid worden geplaatst. Voor deze grote operatie wordt de Amsterdamse snelweg tussen 5 en 14 augustus opengebroken ter hoogte van de Zuidas. Verkeer moet omrijden via de A9. „We werken dan dag en nacht door”, aldus bouwmanager Emiel Vergouw. „Je kunt dan niet even een paar dagen uitlopen.” Zodra het betonnen dak onder het wegdek van snelweg ligt, wordt de 70 meter brede stationspassage eronder uitgegraven.
Nu het project Zuidasdok verzekerd is van financiering, is Rijkswaterstaat begonnen met het plannen van de aanbestedingen voor de grote deelcontracten. Het aanbestedingstraject voor de ondertunneling (projectwaarde: 750 miljoen tot 1 miljard euro) wordt volgens planning rond de zomer gestart en sluit volgend jaar. Het hoofdcontract voor het herinrichten van knooppunt Amstel (200 tot 300 miljoen) wordt eind 2025 gegund. Het zal nog tot zeker 2036 duren voordat alle werkzaamheden in het gebied zijn afgerond. Tot die tijd blijft het de uitdaging van de bouwers om reizigers en omwonenden zo min mogelijk te laten merken van hun werkzaamheden. Wie toch wil meekijken, kan altijd bij de webcam terecht.
Goedemorgen! Weer een week vol economisch nieuws voor de boeg. Wat speelt er vanochtend? De Aziatische beurzen openden in de plus, en zetten daarmee de positieve trend voort waarmee de Amerikaanse beurzen afgelopen vrijdag het weekend in gingen. Een gunstig rapport over de groei van het aantal banen in de VS is een belangrijke reden voor het optimisme onder beleggers. We zullen straks zien hoe de beurzen in Europa reageren.
Om nog even in het buitenland te blijven: een eventuele herverkiezing van Donald Trump als president van de VS zou leiden tot een twee keer zo hoge staatsschuld als wanneer Kamala Harris de verkiezingen wint, schrijft de Financial Times vanochtend. Zijn beloftes voor lagere belastingen en hoge importtarieven zullen de staatsschuld doen exploderen, blijkt uit een rapport van een onafhankelijke denktank.
Verder lazen we vanochtend dat de online retailer Shein een beursgang in Londen voorbereidt, en de Brits-Australische mijnbouwgigant Rio Tinto een miljardenbod heeft uitgebracht op de Amerikaanse lithiumproducent Arcadium.
In eigen huis dan: De Telegraaf schrijft deze ochtend dat rijles voor velen onbetaalbaar dreigt te worden. Een uurtje rijles kost inmiddels 80 euro, de afgelopen jaren stegen de prijzen met een kwart. Schaarste onder rij-instructeurs is een van de oorzaken.
Lekker blijven fietsen dus? Houd er dan wel rekening mee dat de overheid graag wil dat je een helm draagt, schrijft de Volkskrant. Minister Barry Madlener (PVV) van Infrastructuur en Waterstaat wil dat een kwart van de Nederlanders binnen tien jaar een helm gaat dragen en zint op een campagne om mensen zover te krijgen. Het klinkt als een weinig kansrijk plan, maar veilig is het wel, zo’n helm. Voor degenen die zonder hoofdbedekking door grote steden blijven fietsen is er wel een voordeel: het gevaar van jakkerende flitsbezorgers is zo goed als verdwenen. Het was al een tijdje duidelijk dat de flitsbezorging een gril uit de coronatijd was, maar uit jaarcijfers die het FD opdiepte blijkt hoe verliesgevend de rijdende boodschappentassen waren: flitsbezorger Getir verloor in 2022 binnen een jaar meer dan 1 miljard euro.
Toen Samir Bantal een toekomstige landkaart van Nederland intekende, kreeg hij een onvervalst aha-moment. „Ineens drong door waaróm er de laatste tijd zo’n strijd om de ruimte is Nederland.” En? „Groene energie speelt zich voornamelijk bovengronds af: windmolens, zonnepanelen. Fossiele energie, met haar oliebronnen, pijpleidingen en kabels, zit voornamelijk ondergronds. De duurzame-energietransitie vergt dus gewoon veel meer ruimtelijke planning.”
Dit inzicht kon volgens hem alleen ontstaan doordat hij met de onderzoeksafdeling van het gerenommeerde architectenbureau OMA, die hij leidt, een bijzondere denkoefening deed. In opdracht van duurzame-energiebedrijven had hij een project opgezet om de energietransitie uit te beelden met behulp van hypothetische toekomstige landkaarten en schetsen van het Nederlandse landschap. „Het gaat bij deze transitie uiteindelijk niet alleen om de getallen – hoeveel kilowattuur we straks kunnen opwekken, of hoeveel gigawattuur we als samenleving nodig hebben – maar ook over: wáár doe je dit, en hoe ziet dat er dan uit, wat willen we eigenlijk?”
OMA is bepaald niet de enige die onlangs zo’n project uitvoerde. Je ziet ze de laatste jaren veel meer: groepjes die schetsen hoe Nederland er bij bepaalde keuzes in de toekomst uit zal zien. Of uit zou kunnen zien. Allerlei planbureaus, denktanks, burgerorganisaties en architectenbureaus hebben de afgelopen tijd toekomstkaarten en -scenario’s voor Nederland gemaakt.
Zo wordt onder meer geschetst hoe het energiesysteem klimaatvriendelijk wordt gemaakt, hoeveel ruimte er komt voor natuur en landbouw. En wat gebeurt er met de zware industrie in Nederland? Blijven energieslurpende fabrieken kunstmest maken in Zeeland, olie raffineren bij Rotterdam, staal in IJmuiden, en plastics in Geleen? Of verandert de bedrijvigheid? Een miljoen huizen erbij – wáár dan? Blijven we huizen bouwen op slappe bodems in diepe polders of liever op hoge zandgronden?
Er bestaat behoefte greep te krijgen op de grote en complexe keuzes waarvoor Nederland staat. En dus gaan mensen maar zelf tekenen.
Houtkoolschetsen
Carolien Gehrels, directeur energietransitie bij adviesbureau Arcadis, zat in zo’n informeel groepje. Met zeven andere bestuurders maakte ze twee toekomstkaarten van Nederland. „Houtskoolschetsen, geen blauwdrukken.” Marjan Rintel, toen baas van de NS, nu van KLM, belde over het boek dat Gehrels samen met architect Ben van Berkel had geschreven over slim bouwen in Nederland. „Rintel en ik wilden al die verschillende opgaven voor Nederland eens doordenken: de energietransitie, klimaatverandering, veel nieuwe woningen bouwen.”
Ze begonnen aan de keukentafel van oud-landbouwminister Cees Veerman. „Met patat van zijn eigen aardappelen, gefrituurd door Cees zelf.” Uiteindelijk hebben ze een keer of acht met elkaar gepraat. „We hadden voor elke sector één bestuurder. Veerman voor landbouw, [oud-minister] Martin van Rijn voor de woningbouw, Rintel zelf voor mobiliteit, Van Berkel voor architectuur, Deltares-directeur Annemieke Nijhof voor water, iemand voor energie, iemand voor telecom.”
Gehrels en Van Berkel tekenden vervolgens op verzoek van werkgeversvereniging VNO-NCW een grote uitklapposter met daarop twee Nederlanden. Een „web-Nederland” met diverse grote steden, verspreid over het land, en een hyperlooptrein tussen Groningen, Zwolle en Eindhoven. En een „hub-Nederland waarin bebouwing zich concentreert in de Randstad en de rest van Nederland veel natuur en koeien heeft. „Die twee uitersten maken duidelijk dat Nederland heel verschillende kanten op kan. De werkelijkheid zal een complexe mix van die twee Nederlanden zijn.”
‘Politici vinden kaarten moeilijk’
„Als je iets verbeeldt, gebeurt er iets”, zegt Gehrels. „Het prikkelt de fantasie. Eerst tekenen, dan rekenen, is mijn devies. Maar politici vinden kaarten tekenen moeilijk. Als je tekent, is er altijd iemand boos, omdat die er wel of juist niet op staat.”
De kaarten die Gehrels maakte, zijn dan ook nooit formeel gepubliceerd.
Te spannend – al zijn er wel een aantal in posterformaat op glimmend papier afgedrukt en verspreid.
Geen van de kaarten- en beeldenmakers durft hardop te zeggen dat hun kaart de definitieve richting of blauwdruk moet worden. Ook Bantal, die met OMA de energietransitie in kaart bracht en uitbeeldde, benadrukt dat die schetsen niet bedoeld zijn als blauwdruk. „Om hierover te kunnen praten met bewoners, met overheid, met marktpartijen, moet je ergens beginnen. Dus laten we beginnen met een soort praatdocument, wat helemaal niet een soort eindvisie is.”
Maar het moet niet bij praten blijven, benadrukt hij ook. Bantal ziet het energieproject „in de context van grote Nederlandse planningsprojecten, zoals de Deltawerken, de IJsselmeerpolders of Europoort Rotterdam”.
Geen van de kaarten- en beeldenmakers durft hardop te zeggen dat hun kaart de definitieve richting of blauwdruk moet worden
Wat gebeurt er dan eigenlijk met al die ‘kletskaarten’ en ‘praatplaten’? Bantal mocht ze aanbieden aan de vorige minister van Klimaat, Rob Jetten (D66). Die ging er niet meteen mee aan de slag, en door de politieke wisseling van de wacht is nu onduidelijk wat de vervolgstappen zijn. Soms belanden dit soort toekomstbeelden in een la, zoals de houtskoolschets van de club van Carolien Gehrels, soms worden de projecten vooral gebruikt als posterprojecten om te laten zien hoe belangrijk een organisatie de toekomst vindt.
Maar soms voeden de visies wel degelijk nieuw beleid. Dat zag Tim van Hattum die, als programmaleider bij Wageningen University & Research, met twintig andere onderzoekers een toekomstkaart maakte voor Nederland in 2120. Daarop krijgen bodem, natuur en water veel meer ruimte. „Niet dat het toekomstbeeld per se een-op-een wordt uitgevoerd, natuurlijk, maar het heeft wel geholpen bij nieuw ruimtelijk beleid”, denkt hij. Zijn team presenteerde de landkaart in 2020, en twee jaar daarna besloot het kabinet dat „water en bodem sturend moeten zijn bij beslissingen over de inrichting van ons land”. Van Hattum is in die periode veel in gesprek geweest met overheden en planbureaus. Hij neemt aan dat de kaart besluitvorming heeft beïnvloed. Inmiddels is hij met een consortium van bedrijfsleven, kennisinstellingen, overheden en particuliere organisaties begonnen met een kennis- en innovatieprogramma dat een omvang heeft van 150 miljoen euro, gefinancierd vanuit het Nationaal Groeifonds. „Ik denk dat ons verhaal een flinke push heeft gegeven aan een natuurinclusieve manier van denken in Nederland.”
Greep, richting en perspectief
Dit soort beelden kán dus greep geven op grote maatschappelijke veranderingen en richting en perspectief bieden. Maar het is niet de enige reden dat mensen kaarten maken. Ook bestaat behoefte aan meer verbeeldingskracht, om een toekomstbeeld te schetsen dat aantrekkelijk is. Het gaat in de politiek vaak over wat Nederlanders níét willen, maar wat is het Nederland dat we wél willen?
Politicoloog en planoloog Maarten Hajer weet hoe belangrijk het is tastbare beelden te hebben om tot creatieve plannen te komen. Samen met architect Dirk Sijmons maakte hij in 2016 een vloerprojectie van de Noordzee als hernieuwbare energiebron. 25.000 windmolens zouden er komen te staan. „Dat was toen een belachelijk aantal”, zegt Hajer, tot 2015 directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving. „Weinig mensen hadden destijds op de radar hoe groot wind op zee zou kunnen zijn, economisch gezien. Maar door die vloerprojectie konden de ceo’s, ambtenaren en ministers zich het opeens voorstellen.” Nederland was destijds voorzitter van de Europese Unie en liet de projectie ook aan buitenlandse ambtenaren en ministers zien. „Het maakte de tongen los. Bedrijven dachten tot dan toe dat ze in concurrentie waren met elkaar om een plek op de Noordzee. Plots zagen ze: er is ruimte voor iedereen.”
Ze doen vanuit de politiek een enorm appèl op de rationaliteit van mensen. Maar met rekenarij neem je mensen niet mee.
Hajer mist zulke verbeelding nu. „De overheid probeert burgers ervan te overtuigen dat we klimaatverandering moeten tegengaan door voortdurend te benadrukken wat het probleem is. Toekomstbeelden vanuit de politiek zijn vaak dystopieën, schrikbeelden. Ze zeggen: als we niet handelen, volgen er rampen. Ze doen een enorm appèl op de rationaliteit van mensen. Maar met rekenarij neem je mensen niet mee.
„Neem boeren. Die zien heus ook dat het niet goed gaat met de natuur. Maar het ontbreekt ze aan een beeld: hoe kan ik boer zijn zonder chemicaliën op mijn land te gooien? Er wordt geen enkele moeite gedaan om dat in beelden te vertalen waarvan burgers denken: als het zo kan, wil ik het ook wel.”
Geen transparante belangen
Bij het groeiende aantal toekomstkaarten, houtskoolschetsen en scenario’s is wel de vraag: wiens visie vertegenwoordigen ze eigenlijk? De utopie van de een is misschien wel de dystopie van de ander. Veel van de nieuwe toekomstkaarten worden gemaakt door particuliere clubs, ideologisch gekleurde denktanks, brancheverenigingen. De belangen zijn lang niet altijd even transparant.
Kan het ook democratischer, meer vanuit burgers gedacht? Dat gebeurt nog zelden, maar het komt wel voor. Zo nam een groep mensen die langs de Maas wonen na de overstromingen in 2021 zelf een initiatief voor een veiliger rivier, ‘de Vrije Maas’. Ze bedachten hun ideale toekomstbeeld, waarbij de natuurlijke stroming en oeverbegroeiing van de rivier beter benut zouden worden voor vergroening én ter voorkoming van overstromingen. Daarna schakelden ze een externe expert in om de plannen te toetsen en uit te werken tot een concrete toekomstige gebiedskaart. Gemeentes, provincies en de Deltacommissaris pikten deze aanpak van ‘waterveiligheid’ op – al zijn de ideeën (nog) niet gevat in concreet beleid.
Burgers betrekken zou op veel meer manieren moeten gebeuren, denkt Hajer. „Er zou een democratisch debat moeten ontstaan over de mogelijke toekomsten van Nederland. Wat wensen we? En wat kán?”
Uiteindelijk zullen politici moeten kiezen voor een duidelijke richting, een heldere toekomstvisie. Daar kunnen de kaarten en toekomstbeelden bij helpen, juist omdat ze iets speels en creatiefs hebben, zegt Hajer: „Er ontbreekt frivoliteit in het gesprek hierover. Dat mensen eens met een gek scenario kunnen komen, om de denkruimte op te rekken. Zo’n grote verandering als de ecologische ombouw waarin we nu zitten, is vergelijkbaar met de wederopbouw na de oorlog. Dat gaat over wanhoop, trots, rouw, en verbeeldingskracht – niet alleen over statistieken en wetenschap.”
project NL2120Een Nederland waar water, bodem en natuur bepalend zijn
Wat als Nederland over honderd jaar de natuur veel meer ruimte geeft om ecologische problemen op te lossen? Hoe zou het land er dan uitzien? Welke keuzes moeten politiek en samenleving dan nú maken? Dat zijn de kernvragen waarmee project NL2120 aan de slag ging. Het leidde in eerste instantie tot een visie voor hoe Nederland er in 2120 vanuit de lucht uitziet. Het leidde tot een toekomstige landkaart van Nederland bezien vanaf de Noordzee, met opvallend bredere rivieren, grotere steden, energie-eilanden voor de kust, maar ook groenere natuurgebieden. Die kaart, gemaakt door twintig onderzoekers uit diverse vakgebieden van Wageningen University & Research, laat zien hoe Nederland er over honderd jaar uit zou kunnen zien als het nature based solutions centraal stelt. Denk aan meanderende beken die langer water vasthouden dan strak gekanaliseerde waterwegen, steden met meer groen dat verkoelt en CO2 opneemt, of aanleg van oesterbanken langs de kust als natuurlijke verdediging tegen zeespiegelstijging en als motor van ecosysteemherstel. Projectleider Van Hattum: „We kijken honderd jaar vooruit, om een sprong te kunnen maken naar een toekomst waar je niet met eigen deelbelangen, maar vooral met verbeeldingskracht over na kunt denken.”
<zoom-story aspectratio="1.079" introduction items="[{"position":{"x":0.37,"y":0.6258199999999999},"zoom":3,"description":"Op de Noordzee komen drijvende zonneparken en service-eilanden voor onderhoud aan de zonnepanelen en windmolenparken."},{"position":{"x":0.42,"y":0.37765},"zoom":3,"description":"Op andere stukken van de zee wordt de natuur beschermd en bijvoorbeeld nieuwe oesterriffen aangelegd. Die helpen bij kustversteviging en ecosysteemherstel."},{"position":{"x":0.67,"y":0.6258199999999999},"zoom":3,"description":"Op de hoger gelegen zandgronden van Oost-Nederland komen nieuwe woonkernen en worden bestaande steden uitgebreid: dáár wonen is klimaatbestendiger dan in laagland."},{"position":{"x":0.52,"y":0.69056},"zoom":3,"description":"In het IJsselmeer en Markermeer komen dubbele oevers in de vorm van kunstmatige eilanden, die plek moeten bieden aan waternatuur, en kunnen dienen als zoetwaterreserves."},{"position":{"x":0.53,"y":0.57187},"zoom":3,"description":"Rondom de Wadden-eilanden komen nieuwe zand-eilanden voor kustverdediging, en nieuwe landschappen met kwelders, slikken en moerassen."},{"position":{"x":0.53,"y":0.83083},"zoom":1,"description":"De grote rivieren krijgen meer ruimte voor hun natuurlijke stroomgebied, en in de Biesbosch wordt meer getijdewerking toegelaten om flexibeler te zijn bij hoogwater en zeespiegelstijging."}]” navigation>Zoom in op project NL2120Klik op de punten voor uitleg over de details
De visie kreeg veel media- en beleidsaandacht toen de eerste versie vier jaar geleden werd gepubliceerd. Deze kaart, die tot een golf van toekomstkaarten voor Nederland leidde, won dit jaar de Grote Maaskantprijs voor landschapsarchitectuur. „De belangrijkste les die alle aandacht ons heeft geleerd is dat Nederland snakt naar een hoopvol toekomstperspectief”, zegt Van Hattum.
De kaart evolueert intussen. De onderzoekers gebruiken die nu als basis voor nieuwe toekomstbeelden, waarbij de ideeën concreter worden uitgewerkt. daarbij gaat het nadrukkelijk niet over één specifiek beleidsterrein, zoals wonen, landbouw, klimaat of energie. Juist door zoveel mogelijk onderwerpen tegelijk te belichten, komen de dilemma’s en politieke keuzes helderder naar voren.
gedachte-oefeningEen ‘symbiotischer’ Amsterdam met hulp van AI
Afgelopen zomer trommelde de Amsterdamse dierentuin Artis beleidsmakers, stadsecologen, academici, architecten, studenten en kunstenaars op voor een gezamenlijke gedachte-oefening. Ze moesten een beeld schetsen van iconische plekken van Amsterdam. Hoe ziet de stad eruit vanuit verschillende idealistische toekomstscenario’s? Een ‘symbiotische’ stad met alle ruimte voor groene corridors voor insecten, vogels en zoogdieren? Volledig autovrije grachten? Het centraal station inrichten als natuurgebiedje?
Het zijn nogal ideologisch geladen en extreme scenario’s, utopisch voor de een, waarschijnlijk dystopisch voor de ander. En dat is precies de bedoeling: om zo „fantasie en creativiteit” de ruimte te geven. Met behulp van kunstmatige intelligentie visualiseerde het gelegenheidscollectief de ideeën. Die toekomstbeelden hingen in Artis’ Groote Museum en er komt een vervolgtraject om samen met onderzoekers, architecten en beleidsmakers te uit te zoeken wat echt gerealiseerd kan worden – en wat niet.
Houtskoolschetsen NL2050Met topbestuurders Nederland opnieuw uitdenken
Foto’s:
Hoe passen alle opgaven waar Nederland voor staat in Nederland? De energietransitie, klimaatverandering, een groeiende bevolking die meer woningen nodig heeft. Wat is wijsheid? Zou je Nederland moeten zien als een stadstaat met één grote metropool die zich kan meten met Londen en Parijs? Of zou je ook een land kunnen bedenken waar steden meer gespreid zijn?
In 2021 maakte Carolien Gehrels, directeur energietransitie bij adviesbureau Arcadis, met zeven andere bestuurders twee toekomstkaarten van Nederland. Uitdrukkelijk geen blauwdrukken, maar denkoefeningen.
Ondernemersvereniging VNO-NCW gaf Arcadis samen met architecten van UN Studio en stedenbouwkundigen van Posad Maxwan uiteindelijk opdracht twee kaarten te maken. Op een grote uitklapposter tekenden ze twee Nederlanden. Een „web-Nederland” met grote steden verspreid over het land, en een hyperlooptrein tussen Groningen, Zwolle en Eindhoven. En een „hub-Nederland” waarin bebouwing zich concentreert in de Randstad en de rest van Nederland veel natuur en koeien heeft.
Ze tekenden een kerncentrale ver in zee, op de grens met het Britse deel van de Noordzee. Gehrels: „Een gebouw op zee is heel onderhoudsgevoelig, leerden we later. Dus dat is een wat wild idee. Eerst hadden we daar een vliegveld bedacht met een metroverbinding, maar dat kostte 50 miljard euro.”
Ze tekenden ook een langwerpig eiland voor de kust van Rotterdam, Den Haag en Haarlem. Tussen eiland en kust ontstaat een zoetwaterlagune, waar ruimte is voor recreatie, duinlandschap, een vogelreservaat en opwekking van schone energie.
„Het is ongelooflijk nuttig dertig jaar vooruit te kijken. Dat was een traditie in Nederland. Anders verrommelt het landschap en mis je kansen. We staan voor grote keuzes: gaan we in grote steden woningen boven het spoor bouwen, bouwen we nieuwe kunstmatige eilanden zoals IJburg bij Amsterdam? Of gaan we in Zwolle bouwen?”
Energie NL 2050Creatiever omgaan met schaarse ruimte
Links: Nederland met de Noordzee. O.a. te zien is het hoogtebestand, verstedelijking en energienetwerken. Midden en rechts: artist impressions van een toekomstig Nederland.
Beeld AMO
Zijn er slimmere manieren te bedenken om functies te combineren in een krap land? Zouden zonnepanelen niet zo zijn aan te leggen dat er nog landbouw mogelijk is op de velden eronder? Zouden energie-eilanden voor de kust zo kunnen worden ingericht dat mensen er ook nog fijn kunnen verblijven, misschien wel als toeristische attractie? En hoe zou dat er dan uitzien?
AMO, het onderzoeksbureau van het bekende architectenbureau OMA (van onder meer Rem Koolhaas en Reinier de Graaf), zette een project op over de ruimtelijke impact van de energietransitie, Energie NL 2050. Daarvan waren beelden van zonnevelden en enorme windmolens in stedelijke skylines onderdeel van. Het onderzoek, uitgevoerd in opdracht van de Nederlandse Vereniging Duurzame Energie -(NVDE), is gebaseerd op aannames opgesteld door experts, onder meer van TNO en Wageningen University & Research.
„Iedereen weet wat de energietransitie inhoudt, maar niemand weet hoe die eruit zou kunnen zien”, zegt AMO-directeur Samir Bantal. Daar moet dit project volgens hem verandering in brengen. Het resultaat is nadrukkelijk geen einddoel, maar een ‘praatdocument’.
Olof van der Gaag, directeur van de NVDE vult aan: „De discussie over de energietransitie gaat meestal over cijfers en tabellen. Dat is onvermijdelijk. Maar veel mensen denken juist in beelden. Deze studie levert prikkelende plaatjes, die ons kunnen begeesteren of waar we ons zelfs over kunnen opwinden. Dat helpt de discussie vooruit.”
VRIJERE MAASAanwonenden voor een veiliger Maas
Na de overstromingen van de Maas in 2021 kwam een groep mensen die nabij de rivier wonen in Ammerzoden (Gelderland) en Well (Limburg) samen om, op eigen initiatief, na te denken over de toekomst van het leven met en bij de waterstroom. Ze wilden een veiliger rivier, en daarvoor een plan opstellen hoe wonen, werken en leven langs de Maas eruit zou zien als die meer ruimte krijgt om op een natuurlijke manier te stromen en te meanderen. Ze benaderden onderzoeker Rob Roggema, die al werkte aan diverse plannen voor landschappen waarin de natuur meer ruimte krijgt.
„Wat ik met name gedaan heb, is ze helpen op iets grotere schaal na te denken dan die van hun eigen achtertuin”, zegt Roggema telefonisch vanuit Mexico, waar hij aan de universiteit van Monterrey een leerstoel bekleedt voor ‘regeneratieve cultuur’. „Bij het schetsen van een visie voor dit stuk van de Maas viel vooral op dat dijksystemen daar constant in de weg liggen”, zegt hij. „Dus hebben wij die dijken gewoon even weggedacht.” Die gedachte-oefening was vooral bedoeld om te laten zien wat allemaal mogelijk is met een rivier. „Het idee daarachter is dat je, als je die rivier meer zijn natuurlijke loop laat aannemen en de uitstroomgebieden in ere herstelt, juist weerbaarder bent voor de veranderlijke waterstanden die er door klimaatverandering aankomen dan met dijken die alles doorkruisen.”
De resulterende fictieve kaart van een ‘vrijere Maas’ en de betekenis ervan voor wonen, werken, landbouw en industrie in het gebied, is nadrukkelijk bedoeld als schets. Die kan het beginpunt vormen van een breder maatschappelijk gesprek over samengaan van menselijke activiteit en natuur op een manier die goed is voor ecologie, economie én veiligheid.
Het bewonerscollectief is intussen flink uitgebreid en is het met het plan langs geweest bij omliggende gemeentes, provincies en de Delta-commissaris. „Vooral het feit dat dit echt van bewoners zelf is gekomen, maakt wat los”, zegt Roggema.
Klimaatneutraal in 2050Vier totaal andere Nederlanden
Hoe zou Nederland eruitzien volgens verschillende politieke smaken en maatschappelijke ontwikkelingen? Planbureau PBL doordacht vier klimaatneutrale Nederlanden in 2050. Een land met veel ruimte voor sterke multinationals (Mondiaal Ondernemend) en een land dat vooral veel ruimte geeft aan de natuur (Groen Land). Een land waar regio’s veel zelf bepalen (Regionaal Geworteld) en een land waar mensen grotendeels digitaal leven in eigen „leefstijlgroepen”, minder hechten aan de fysieke ruimte om hen heen en minder spullen kopen (Snelle Wereld).
Lees ook
Van groen land tot snelle wereld: hoe ziet Nederland er in 2050 uit?
In alle scenario’s werden Schiphol en de agrarische sector kleiner. Dat is onvermijdelijk, concludeert het planbureau, wil Nederland de klimaatdoelen halen. In sommige scenario’s is sprake van ingrijpende consequenties. Zo heeft het natuurland veel meer natuur, maar dat kan alleen door de consumptie van burgers dwingend te beperken. En het multinationalland geeft grote bedrijven alle ruimte, maar dat kan alleen als er een true price wordt ingevoerd, een ware prijs, waarbij de klimaatschade en de milieukosten van producten worden belast.
De veewagens met honderden varkens rijden het platform op van het vliegveld in Keulen. Het is een donkere avond, halverwege de jaren zeventig. Op de Duitse luchthaven staat een DC9 van Martinair om de dieren te vervoeren naar Lissabon. Martinair vervoert vaker vee: kalveren naar Milaan, kuikens naar Marokko.
De gezagvoerder en zijn copiloot zitten de vlucht voor te bereiden. „Plots was er grote paniek”, herinnert toenmalig copiloot Ruud Holswilder. „Een van de veewagens was met een klap ingereden op de DC9. Middenin de vleugel. We gingen kijken, ik dacht dat het vliegtuig total loss was.”
Holswilder – sinds 1974 in dienst bij Martinair en later 31 jaar vlieger voor KLM – en zijn collega bellen het kantoor in Amsterdam. „Nog geen anderhalf uur later, diep in de nacht, landt op Keulen ‘De Zoef’. Een tweemotorige Cessna, met plek voor acht passagiers. Aan boord het hoofd technische dienst van Martinair, een paar monteurs, en als piloot Martin Schröder zelf.”
Het tekent de woensdag op 93-jarige leeftijd overleden Schröder. De oprichter van luchtvaartmaatschappij Martinair zat er altijd bovenop, zegt Holswilder. „Een controlfreak. Hij wilde zo snel mogelijk zelf komen kijken wat er die avond aan de hand was.”
Martin Schröder vliegt Holswilder en zijn collega nog dezelfde nacht terug naar Schiphol. Daar staat Schröders groene Jaguar nog naast de hangaar. De directeur brengt beide vliegers naar het Martinairkantoor. Voor de twee mannen zit de lange werkdag erop. Schröder trekt zich terug in de slaapkamer naast zijn directiekamer. De volgende ochtendvroeg staat een overleg met de raad van commissarissen op het programma. „Hij was hard voor zichzelf en hard voor zijn medewerkers”, zegt Holswilder.
‘Luchtvaartcowboy’
Martin Schröder, die al enige tijd kampte met een broze gezondheid, geldt als een van de laatste ‘luchtvaartcowboys’ van Nederland. Schröder wordt in een adem genoemd met KLM-oprichter Albert Plesman en vliegtuigbouwer Anthony Fokker. Martinair, dat begon in 1958 met rondvluchten boven Amsterdam en de bollenvelden en reclamevluchten voor sigaretten, werd de eerste serieuze concurrent van KLM.
Twee jaar na de start van zijn luchtvaartmaatschappij staat oud-luchtmachtpiloot Schröder aan de wieg van het moderne vakantievervoer. Samen met een reisbureau begint hij met de verkoop van vliegvakanties. In de zomer van 1960 vertrekt de eerste DC3 vanaf Schiphol-Oost. Allinclusive naar Mallorca. Schröder, zo wil het verhaal, smeert zelf de boterhammen voor zijn gasten.
„Die vakantievluchten bestonden nog nergens”, zegt hij later trots. Voor het eerst kan de ‘gewone’ Nederlander met het vliegtuig op vakantie. Na de overname in 2008 door KLM – dat al sinds 1963 een minderheidsbelang had in Martinair – gaat Martinair zich toeleggen op vliegvakanties buiten Europa. Binnen de KLM-groep is Transavia de maatschappij voor zonvakanties in Europa geworden.
Kroonprins Willem-Alexander
Schröders verdiensten voor de Nederlandse luchtvaart gaan echter verder dan betaalbare vliegvakanties voor de middenklasse.
Zo geeft de chartermaatschappij in de jaren zeventig vele jonge piloten de kans om vlieguren te maken. KLM heeft dan een vacaturestop afgekondigd. Ook koning Willem-Alexander, dan nog kroonprins, doet ervaring op in de cockpit van Martinair. Schröder was goed bevriend met prins Bernhard.
Martin Schröder experimenteert met nieuwe bedrijfsactiviteiten (catering, ‘party services’, automatisering) en excelleert in luchtvracht. Vracht was naast ‘passage’ (personenvervoer) en verhuur een van de drie pijlers van het bedrijf. Dat begon al met het eerste toestel voor de rondvluchten: ’s nachts vloog Schröder zelf ladingen bloemen naar Zweden.
Anders dan bij passagiersvervoer opereert de luchtvracht veel meer op ad-hoc-basis. Oud-vlieger Ruud Holswilder herinnert zich een vlucht met hulpgoederen naar Nouakchott in Mauritanië, in de jaren zeventig.
Holswilder: „We moesten alles zelf uitzoeken: het vluchtplan voor Nouakchott, waar we een tussenlanding zouden maken. We kozen voor Sevilla, dan naar Mauritanië en terug via Las Palmas, Canarische Eilanden. Een nachtje in een hotel daar en dan met een lege kist rechtstreeks naar Amsterdam. Met passagiers of vracht was je te zwaar, maar leeg konden we snel thuis zijn.
„Kwamen we ’s ochtend in Las Palmas bij het vliegtuig, zat dat vol met kisten sperziebonen. Iemand in Amsterdam had nog een vrachtklus weten te regelen. Moesten we alsnog een stop maken in Sevilla.”
Klachten over de geur
Martinair probeerde zijn vliegtuigen zo goed mogelijk te benutten. Een toestel was soms 20 uur per etmaal in de lucht. Een kist op de grond kost allemaal maar geld. ’s Nachts vee en andere vracht, dan het vliegtuig snel ombouwen, stoelen erin, even spuiten met wat luchtverfrisser en weer op pad met passagiers. „Passagiers klaagden weleens over de geur”, vertelt Holswilder.
Zo huldigde luchtvaartpionier Martin Schröder al vroeg het principe dat budgetmaatschappijen als Ryanair en easyJet hebben vervolmaakt. Hoe korter de tijd tussen aankomst en vertrek, hoe meer tickets je kunt verkopen.
In 1998 komt voor Schröder een einde aan het pionieren. Na veertig jaar verlaat de oprichter zijn bedrijf. Martinair kwakkelt en de aandeelhouders vinden het tijd voor een nieuwe leiding. Het wordt in 2008 volledig onderdeel van KLM, de grote concurrent waarmee Schröder altijd een haat-liefdeverhouding had.
Drie jaar later staakt het bedrijf alle vakantievluchten en gaat Martinair alleen nog vracht vervoeren. Op dit moment vliegt nog slechts één vrachttoestel, een Boeing 747, onder de naam Martinair. In de oorspronkelijke rood-witte bedrijfskleuren, zoals beloofd aan de oprichter.