N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Sociaal minimum Wat is een verantwoord sociaal minimum? Wat heb je nodig om volwaardig mee te draaien in de samenleving? Over vijf maanden rapporteert een commissie daarover. „We gaan helemaal opnieuw, fundamenteel, herijken.”
Kun je in Nederland leven zonder smartphone? Is zo’n telefoon een luxe hebbeding, of juist een noodzakelijke toegangspoort tot de samenleving?
Voor dat laatste is veel te zeggen. Bankieren, bijvoorbeeld, kan vrijwel alleen nog elektronisch. Tijdens de Covid-pandemie was de corona-app onmisbaar om ergens binnen te komen. Scholieren krijgen via de klassenapp essentiële informatie over het huiswerk.
En als zo’n telefoon dus géén luxe is, moeten dan ook mensen in de bijstand de middelen krijgen er een te kopen en een abonnement af te sluiten? Bij voorkeur zonder dat ze zich daarvoor een weg moeten banen door een administratief oerwoud van toeslagen?
Over dit soort kwesties zijn de leden van de Commissie Sociaal Minimum deze maanden voortdurend in gesprek. Ze is afgelopen zomer ingesteld door minister Carola Schouten (Armoede, ChristenUnie), als vervolg op een vrijwel unaniem aangenomen motie van Tweede Kamerlid Pieter Omtzigt. Die stelde de vraag centraal wat mensen minimaal nodig hebben om in de Nederlandse samenleving volwaardig te kunnen meedraaien.
Dat ze kunnen eten en een dak boven hun hoofd hebben, dat is vanzelfsprekend. Maar ook dat de kinderen naar een sportclub kunnen, dat ze die smartphone kunnen kopen, dat ze misschien zelfs een buffertje hebben om de kapotte wasmachine te vervangen?
En dan de vervolgvraag: hoe kan je daarvoor een helder, betaalbaar systeem bedenken – zeg maar, een moderne variant van de Bijstand – dat ook nog eens voldoende draagvlak heeft in de samenleving?
Lees ook: ‘Armoede? Dat hebben die beleidsmakers nooit gekend’
Toekomstbestendig
Stuk voor stuk gevoelige onderwerpen, beaamt commissievoorzitter Godfried Engbersen, hoogleraar sociologie in Rotterdam. Over vijf maanden moet het advies hierover op het bureau van de minister liggen. En in de tussentijd moeten nog veel discussies worden gevoerd. Engbersen stond dan ook niet direct te springen om halverwege over het werk van de commissie te vertellen. Maar eenmaal overgehaald, spat het enthousiasme ervan af. En de ambitie.
Natuurlijk is het de politiek die straks beslist, maar de voorzitter ziet een fundamentele aanpassing voor zich van de uit 1965 daterende Bijstandswet. „We willen echt de contouren schetsen van een toekomstbestendig sociaal minimum, van een systeem dat de komende decennia weer mee moet kunnen. We gaan niet met exacte bedragen komen, maar we zullen wel de richting aangeven”, zegt Engbersen.
Dat enthousiasme klinkt ook door bij commissielid Arjan Vliegenthart, directeur van het Nibud, het nationaal instituut voor budgetvoorlichting. „We gaan helemaal opnieuw, fundamenteel, herijken. Wat heb je nou nodig, anno 2023, om op een minimale manier volwaardig mee te doen? En hoe zorg je ervoor, zonder dat je steeds dat mandje opnieuw moet vaststellen, dat maatschappelijke ontwikkelingen goed worden meegenomen?”
Was de krant vroeger onmisbaar in een huishouden, en werd daar in de berekeningen dus budget voor ingeruimd, nu is dat in veel huishoudens een streamingdienst. Vliegenthart: „Een laptop is voor scholieren onmisbaar en geen luxe meer. En wij gaan ervanuit dat mensen een zeker bedrag voor hun woning kwijt zijn. Maar wat als die sociale huurwoning helemaal nergens meer te krijgen is? Of zo slecht geïsoleerd dat het eerder een doorwaaiwoning is dan een doorzonwoning?”
117 typen huishoudens
Het Nibud heeft een belangrijke rol in de zoektocht naar een nieuw sociaal minimum. Sinds 1979 houdt het – als uitvloeisel van de toenmalige recessie – bij hoe Nederlandse huishoudens met hun geld omgaan, en kunnen mensen er advies krijgen over goede besteding van hun geld.
Dat de samenleving voortdurend verandert, weten ze bij het Nibud als geen ander. In de beginjaren kreeg het vragen als: hoeveel huishoudgeld geef ik mijn vrouw? Nu is het: hoe verdelen we de lasten?
Het klassieke gezin, met de man als kostwinner, is al lang geen regel meer. Nu maakt het Nibud koopkrachtberekeningen voor 117 typen huishoudens. Die berekeningen worden jaarlijks aangepast – onder meer voor inflatie, energieprijzen en veranderingen in toeslagen.
„In vergelijking met de huidige opdracht komt dat neer op ‘een tikkie naar links en een tikkie naar rechts’”, lacht Vliegenthart. Belangrijk ook: het blijven modellen. In de praktijk ervaren burgers een voor- of achteruitgang allemaal op hun eigen manier. Omdat ze bijvoorbeeld een baan krijgen of juist kwijtraken, in een echtscheiding terechtkomen of voor het eerst gaan samenwonen. Ook worden in de modellen veel aannames gedaan over de uitgaven van mensen die met weinig geld moeten rondkomen – zoals dat in huishoudens met kinderen de kleding altijd door meer kinderen wordt gedragen. „Hoe reëel is dat nou eigenlijk nog?”, zegt Vliegenthart. „Dat weten we niet goed genoeg.”
Ook aan de inkomstenkant wordt veel verondersteld. Wie in de bijstand of AOW zit, komt voor allerlei toeslagen in aanmerking, in een aantal gemeenten aangevuld met eigen regelingen. „We hanteren bij de begrotingen voor minima drie belangrijke assumpties: dat mensen altijd alles aanvragen waar ze recht op hebben, dat ze zelf heel goed kunnen budgetteren én dat ze niet voor plotselinge tijdelijke uitgaven komen te staan, of voor een combinatie van én de auto kapot én de wasmachine. Maar we weten dat de praktijk anders is.”
Definitieverschillen
In de discussies over het nieuwe sociaal minimum trekt het Nibud samen op met het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en het Centraal Bureau voor de Statistiek. Dat kan definitieverschillen uit de weg ruimen. Wanneer vinden we in Nederland bijvoorbeeld dat een huishouden onder het sociaal minimum leeft, en dus in armoede? Voorheen vulden betrokken partijen – ook gemeenten en charitatieve organisaties – dat net weer anders in. Dat leidde tot onzekerheid voor huishoudens rond of onder dat sociaal minimum. Zo kan het bezit van een beetje spaargeld een aanvraag voor een toeslag in de weg zitten. Of het gebeurt dat iemand die vanuit de bijstand een baan vindt, opeens minder inkomen heeft doordat toeslagen vervallen.
Stella Hoff van het SCP herkent die onwetendheid en onzekerheid. Veel werkenden met een laag inkomen denken dat ze niet voor gemeentelijke voorzieningen in aanmerking komen, weet ze. Daardoor hebben ze minder geld te besteden dan waarop ze recht hebben. En sommige mensen in de bijstand durven geen baan te aanvaarden uit angst toeslagen te verliezen.
Aan de Commissie Sociaal Minimum nu de taak te bedenken hoe iedereen in de samenleving volwaardig kan meedraaien, tegen beheersbare kosten en in overzichtelijke structuur. Voorzitter Engbersen: „In de jaren tachtig was het verhaal: u kunt zichzelf niet redden, u bent zielig. Toen kwam de omslag in de jaren negentig naar: u bent zelfredzaam, een homo economicus die alles overziet en eigen afwegingen kan maken. De waarheid ligt in het midden. Ik pleit voor een realistischer mensbeeld. Er zullen altijd mensen zijn die hulp nodig hebben.”
De voortdurende verandering van de samenleving maakt het extra belangrijk beleid op te stellen dat kan meeademen. Engbersen: „Zo zijn er nu veel meer mensen met flexbanen. Door wisselende inkomsten komen zij in de problemen als ze een toeslag aanvragen. En ook relaties zijn minder stabiel geworden. Mensen staan er dan opeens plotseling alleen voor. Daar moeten we als maatschappij oog voor hebben.”